ECLI:NL:RBDHA:2022:5495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser had op 20 april 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 juni 2022, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) was vertrokken uit Nederland. De gemachtigde van eiser meldde op 30 mei 2022 dat er geen actueel contact meer was met eiser en dat de verblijfplaats onbekend was. De rechtbank concludeerde dat eiser geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij niet langer prijs stelde op de internationale bescherming die hij aanvankelijk zocht. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.