ECLI:NL:RBDHA:2022:5473
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
Op 23 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende in Zweden, afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in deze rechtbank. De verzoeker was het niet eens met een procedurele beslissing van de kantonrechter, die had bepaald dat een mondelinge behandeling op 22 april 2022 geen doorgang kon vinden omdat de belanghebbende, de Vereniging van Eigenaars te Amersfoort, verhinderd was. De verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat zij had aangegeven voorshands van oordeel te zijn dat zij onbevoegd was.
De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij de motivering van die beslissing blijk geeft van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter verzoeker enkel had willen attenderen op de mogelijkheid van onbevoegdheid en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen betekent dat een rechterlijke beslissing als zodanig niet kan leiden tot een wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.