ECLI:NL:RBDHA:2022:5473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/09/628558 / KG RK 22-501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 23 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende in Zweden, afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in deze rechtbank. De verzoeker was het niet eens met een procedurele beslissing van de kantonrechter, die had bepaald dat een mondelinge behandeling op 22 april 2022 geen doorgang kon vinden omdat de belanghebbende, de Vereniging van Eigenaars te Amersfoort, verhinderd was. De verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat zij had aangegeven voorshands van oordeel te zijn dat zij onbevoegd was.

De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij de motivering van die beslissing blijk geeft van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter verzoeker enkel had willen attenderen op de mogelijkheid van onbevoegdheid en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen betekent dat een rechterlijke beslissing als zodanig niet kan leiden tot een wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2022/23
zaak- /rekestnummer: C/09/628558 / KG RK 22/501
Beslissing van 23 mei 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te Zweden,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze procedure is: Vereniging van Eigenaars [adres] te Amersfoort (gemachtigde: mr. Y.H. van Ballegooijen), hierna te noemen: de belanghebbende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 22 april 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 25 april 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 9 mei 2022 is verzoeker via een videoverbinding gehoord.
De rechter is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. De belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 5 mei 2022 laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9792520 \ RL EXPL 22-5629 tussen verzoeker en de belanghebbende. In deze zaak (hierna: de hoofdzaak) stond een mondelinge behandeling gepland op 22 april 2022 om 11.30 uur.
2.2.
Op 20 april 2022 heeft een juridisch medewerker namens de kantonrechter het navolgende e-mailbericht aan verzoeker en aan de belanghebbende gestuurd:
“Geachte heer [verzoeker] , mr. Van Ballegooijen,
Naar aanleiding van de brief d.d. 19 april 2022 van (de gemachtigde van) de VvE deel ik u namens de kantonrechter mee dat de mondelinge behandeling van a.s. vrijdag geen doorgang zal hebben nu de VvE verhinderd is. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen om vooraf de verhinderdata op te vragen bij de wederpartij. Dit is niet gebeurd.
Daarbij geeft de kantonrechter in overweging dat zij na bestudering van de dagvaarding voorshands van oordeel is dat zij onbevoegd is.
Graag hoort zij van [verzoeker] of hij de vordering desondanks wenst te handhaven of de zaak wil intrekken en wil aanbrengen bij de juiste rechtbank.”
Naar aanleiding van voornoemd e-mailbericht heeft verzoeker de kantonrechter per emailbericht van 22 april 2022 gewraakt.
2.3.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter dat de mondelinge behandeling op 22 april 2022 geen doorgang kon vinden, omdat de belanghebbende verhinderd was.
Verzoeker is het niet eens met de mededeling van de kantonrechter dat zij voorshands van mening is dat zij onbevoegd is: dan had zij de zaak met spoed ambtshalve moeten verwijzen naar de juiste rechtbank.
Uit het voorgaande blijkt volgens verzoeker dat de kantonrechter vooringenomen is, aangezien de kantonrechter hiermee heeft laten blijken dat zij van oordeel is dat de belangen van de belanghebbende zwaarder dienen te wegen dan de belangen van verzoeker. Hierdoor wordt verzoeker in zijn belangen ernstig geschaad.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Ad wrakingsgrond 1
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van de kantonrechter dat de mondelinge behandeling op 22 april 2022 geen doorgang kon vinden, een procedurele beslissing is. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Dat van zo’n situatie sprake is, is niet gesteld of gebleken. Wrakingsgrond 1. kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond 2
3.3.
Verzoeker vindt de kantonrechter vooringenomen omdat zij al een (voorlopig) oordeel heeft geveld in de hoofdzaak. De kantonrechter heeft immers te kennen (laten) geven dat zij voorshands van oordeel is dat zij onbevoegd is.
In het e-mailbericht van 20 april 2022 leest de wrakingskamer niet een definitieve beslissing over bevoegdheid van de kantonrechter. Immers, verzoeker wordt erop gewezen dat bij de op dat moment bestaande stand van zaken de kantonrechter voorshands van oordeel is dat zij onbevoegd is. Verzoeker wordt daarbij verzocht te kennen te geven of hij de vordering wenst te handhaven of de zaak wil intrekken en elders wil aanbrengen. De kantonrechter heeft verzoeker dus in de gelegenheid gesteld zich nader te beraden over het bevoegdheidsvraagstuk en daarnaar te handelen. Ingeval van handhaving van het verzoek kan dit onderwerp in de procedure nader aan te orde komen. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de kantonrechter verzoeker slechts heeft willen attenderen op de mogelijkheid van onbevoegdheid en ziet dit niet als een blijk van vooringenomenheid.
Zo het e-mailbericht als een beslissing kan worden aangemerkt, brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Uit het vorenstaande volgt dat het wrakingsverzoek ook op deze aangevoerde wrakingsgrond niet toewijsbaar is.
3.4.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.P.M. Loos, voorzitter, mrs. R. Cats en J. Brandt, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.