ECLI:NL:RBDHA:2022:5469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/09/628407 / KG RK 22-486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 23 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. D. Biever, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 13 april 2022, waarbij de verzoeker zich niet serieus genomen voelde door de rechter. De verzoeker stelde dat de rechter tijdens de zitting veel kritische vragen aan hem had gesteld, terwijl de belanghebbende, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, niet op dezelfde manier werd bevraagd. De verzoeker vond ook dat de rechter juridisch onjuiste opmerkingen had gemaakt.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden voor wraking voortkomen uit uitlatingen van de rechter die niet in het proces-verbaal zijn terug te vinden. De wrakingskamer oordeelde dat het de rechter vrijstond om kritische vragen te stellen en dat de verzoeker zich mogelijk verkeerd begrepen voelde, maar dat dit niet kon worden aangemerkt als vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2022/19
zaak- /rekestnummer: C/09/628407 / KG RK 22/486
Beslissing van 23 mei 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D. Biever,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (gemachtigde: [gemachtigde] , hierna te noemen: de belanghebbende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 april 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 4 mei 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 13 april 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 9 mei 2022 is de rechter verschenen.
Verzoeker en de belanghebbende zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na de zitting heeft de wrakingskamer een bericht ontvangen waarin verzoeker zijn afwezigheid verklaart. Volgens verzoeker berustte zijn afwezigheid op een misverstand.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 21 / 1360 WOB tussen verzoeker en de belanghebbende. In deze zaak (hierna: de hoofdzaak) heeft op 13 april 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling heeft de rechter het onderzoek gesloten en bepaald dat er een einduitspraak over uiterlijk zes weken zal volgen. Bij e-mailbericht van 15 april 2022 heeft verzoeker vervolgens de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek – kort en zakelijk weergegeven –het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is van mening dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2022 niet serieus naar hem heeft geluisterd. Daarnaast heeft de rechter veel kritische vragen aan verzoeker gesteld, terwijl hij de belanghebbende niet kritisch bevroeg. Ook heeft de rechter opmerkingen gemaakt die juridisch onjuist zijn.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de wrakingsgronden een invulling geven aan uitlatingen van de rechter, die zich niet in het proces-verbaal van de zitting laat teruglezen. Het stond de rechter vrij op de zitting kritische vragen te stellen, opmerkingen te maken en partijen mogelijke feitelijke of juridische knelpunten voor te houden. Ter terechtzitting heeft de rechter kennelijk het verschil tussen de WOB-zaak en de daaraan ten grondslag liggende Wmo-zaak willen uitleggen of onderstrepen en heeft hij daarbij de nadruk gelegd op de aan de orde zijnde WOB-zaak. Doordat de rechter hierop een aantal keren terugkwam, heeft verzoeker zich wellicht kritisch benaderd gevoeld. De wrakingskamer kan dit echter niet aanmerken als een vorm van vooringenomenheid of partijdigheid. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Brandt, voorzitter, mrs. R. Cats en M.P.M. Loos, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.