ECLI:NL:RBDHA:2022:5426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
21_1407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en functieduiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. O.H.G. Daane Bolier, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een Ziektewetuitkering ontvangen na een ziekmelding als taxichauffeur, maar deze uitkering werd per 21 januari 2020 beëindigd op basis van een beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de beëindiging van de uitkering ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de beperkingen van eiser adequaat hebben beoordeeld. Eiser had zich ziekgemeld na een verkeersongeval en was in behandeling voor PTSS. De verzekeringsarts had beperkingen vastgesteld, maar geen urenbeperking opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 november 2020. Dit werd later gecorrigeerd in een nieuwe FML, waarin een urenbeperking van 30 uur per week werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts niet had verzuimd om de urenbeperking op te nemen, maar dat de toelichting op de FML voldoende was om de geschiktheid voor de geduide functies te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat eiser met de geduide functies, waaronder productiemedewerker en monteur printplaten, een inkomen kan verwerven dat in vergelijking met zijn maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 35% oplevert. Daarom was de beëindiging van de ZW-uitkering per 21 januari 2020 terecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 21 januari 2020 beëindigd.
Bij besluit van 20 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna zijn door partijen nog nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft zich op 21 december 2018 ziekgemeld voor zijn werkzaamheden als taxichauffeur doelgroepenvervoer voor gemiddeld 24,06 uur per week na een verkeersongeval. In verband hiermee is aan eiser per 3 juni 2019 een ZW-uitkering toegekend.
2. In het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling is eiser gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft eiser daarbij lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport vermeld dat eiser is aangewezen op rug- en neksparend werk. Daarbij dienen zitten, staan en lopen afwisselend plaats te vinden en dienen langdurig gedwongen houdingen of standen vermeden te worden. Verder zijn hoogfrequente en extreme nek- en rompbewegingen niet toegestaan en zijn alle krachtfuncties beperkt, met name wat betreft zware belastingen en piekbelastingen. Ook dienen sterke schokken en trillingen aan de rug en armen vermeden te worden. Verder is eiser, om verdere verstoring van het slaappatroon te voorkomen, niet geschikt voor werk in de nachturen en/of ploegendiensten. Volgens de verzekeringsarts zullen met een adequate behandeling de beperkingen afnemen en de belastbaarheid toenemen, zoals bijvoorbeeld in de vorm van een multidisciplinair traject. Omdat de startdatum van een dergelijk traject en de vorm hiervan op dit moment nog niet bekend is, ziet de verzekeringsarts geen reden om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiser vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180), monteur printplaten (sbc-code: 267051) en meteropnemer (sbc-code: 315181). Eiser wordt voor deze functies met inachtneming van zijn beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen zijn maatmanloon geen verlies aan verdiencapaciteit oplevert. Als reservefuncties zijn geduid de functie administratief medewerker (sbc-code: 315100) en monteur reparatie smartphones en/of tablets (sbc-code: 267032).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aan eiser toegekende ZW-uitkering per 21 januari 2020 beëindigd, omdat eiser per 20 december 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
5. Naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) eiser op zijn spreekuur medisch onderzocht en heeft hij de door eiser in bezwaar overgelegde medische informatie van het revalidatietraject bij OCA, het advies van medisch adviseur Manten, het bericht van de fysiotherapeut, de brief van de arts voor orthomoleculaire geneeskunde en de rapporten van de bedrijfsarts bij zijn onderzoek betrokken. In zijn rapport van 25 november 2020 vermeldt de verzekeringsarts b&b dat op de datum in geding sprake was van PTSS en daarom extra beperkingen moeten worden aangenomen. Daarbij gaat het om dat eiser is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zonder hoog handelingstempo. Verder dienen beperkingen opgenomen te worden ten aanzien van reiken en lopen tijdens het werk. Ook dient volgens de verzekeringsarts b&b een urenbeperking van 30 uur op basis van beschikbaarheid te worden aangenomen. Op datum in geding is er poliklinische revalidatie gaande gedurende twee dagdelen per week. Van een energetische ziekte is echter geen sprake en met de voornoemde aanvullingen zijn er naar de mening van verzekeringsarts b&b voldoende preventieve beperkingen vastgesteld. Evenmin is er aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van aandacht en concentratie, nu op deze punten geen stoornis is vastgesteld. De verzekeringsarts b&b heeft op 25 november 2020 een nieuwe FML opgesteld waarin de extra beperkingen zijn opgenomen. Gebleken is dat de genoemde urenbeperking daarin echter niet is opgenomen. Op 19 januari 2021 heeft de verzekeringsarts b&b een nieuwe FML opgesteld, waaraan onder punt 6.1.3. is toegevoegd “licht beperkt, kan gemiddeld 30 uur per week werken. Toelichting: de klant is in staat tot en met 32 uur per week te werken”.
6. Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b beoordeeld of eiser geschikt is te achten voor de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport vermeld dat eiser alsnog ongeschikt is te achten voor de functie van meteropnemer en voor een aantal functies in de SBC-codes 111180 en 267051, omdat daarin meer wordt gewerkt dan het maximaal toegestane 32 uur per week. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom aanvullend enkele geschikte alternatieve functies binnen dezelfde SBC-codes geselecteerd. Hij acht eiser in staat de volgende functies te verrichten: productiemedewerker industrie (sbc-code:111180), monteur printplaten (sbc-code 267051) en administratief ondersteunend medewerker (sbc-code 315100). De functie monteur reparatie smartphones/tablets geldt als reservefunctie. Ook met deze gewijzigde functieduiding heeft eiser volgens de arbeidsdeskundige b&b geen verlies aan verdiencapaciteit.
7. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat de ZW-uitkering van eiser per 21 januari 2020 moet worden beëindigd. Aan dat besluit liggen de onder 5 en 6 genoemde rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
Medische grondslag
8.1.
Eiser heeft aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b de urenbeperking van 30 uur wel heeft vermeld in zijn rapportage van 25 november 2020, maar niet heeft opgenomen in de FML van 25 november 2020. In de FML van 29 juli 2021, die is overgelegd in de beroepsprocedure, heeft de verzekeringsarts b&b een urenbeperking van 30 uur aangenomen, maar daarbij als toelichting vermeld dat hij in staat is tot en met 32 uur per week te werken. Deze relativering van de beperking achteraf is door verweerder niet gemotiveerd en is ook onbegrijpelijk, omdat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 25 november 2020 duidelijk spreekt over een beperking van 30 uur per week op basis van beschikbaarheid en niet over 32 uur per week.
8.2.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b heeft verzuimd in de FML van 25 november 2020 een urenbeperking op te nemen, terwijl dat gezien zijn bevindingen in zijn rapport van 25 november 2020 wel had moeten gebeuren. Dit heeft hij later in de bezwaarprocedure - en voorafgaand aan het rapport van de arbeidsdeskundige b&b - hersteld door in de FML van 19 januari 2021 alsnog een urenbeperking op te nemen. Deze urenbeperking houdt in dat eiser gemiddeld ongeveer 30 uur kan werken, met daarbij als toelichting dat eiser in staat is om tot en met 32 uur per week te werken. Anders dan eiser, leest de rechtbank in het rapport van verzekeringsarts b&b van 25 november 2020 niet dat deze arts daarin concludeert dat 30 uur het maximum aantal uren is waarvoor eiser belastbaar is te achten. De toelichting van de verzekeringsarts b&b dat eiser tot en met 32 uur per week kan werken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen ontoelaatbare relativering achteraf. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2164), waarin is geoordeeld dat de handelswijze om een marge in aanmerking te nemen indien de betrokkene voor een gemiddeld aantal uren geschikt wordt geacht aanvaardbaar is. Dit volgt ook uit de Basisinformatie CBBS. Daarin is vermeld dat de verzekeringsarts een toelichting dient te geven bij een beperking van 30, 20 en 10 uur per dag, zodat het voor de arbeidsdeskundige duidelijk is welke betekenis de beperking heeft in relatie tot te duiden arbeid en wat eventueel (incidenteel) meer mogelijk is. De stelling van eiser dat de verzekeringsarts b&b pas in beroep tot een urenbeperking van maximaal 32 uur is gekomen, volgt de rechtbank niet, omdat het rapport van de verzekeringsarts b&b waarin hij concludeert tot deze urenbeperking voor de datum van het bestreden besluit ligt.
9.1.
Eiser voert verder aan dat ook met een urenbeperking van 30 uur onvoldoende tegemoet is gekomen aan zijn sterk verminderde duurbelastbaarheid. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte alleen een urenbeperking op basis van beschikbaarheid aangenomen. Ook had hij een urenbeperking op basis van een energetische ziekte aan moeten nemen, omdat er bij hem sprake is een traumastoornis (PTSS) en hij ernstige slaapklachten heeft. Daarnaast hadden vanwege de PTSS-klachten beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van concentratie en verhoogde afleidbaarheid. Voorts dienen er volgens eiser aanvullende beperkingen in de FML te worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren, aangezien er bij hem ook sprake is van een depressieve stoornis. Hij heeft terzake hiervan verklaringen van psycholoog Vink van 2 april 2021 en 11 juni 2021 overgelegd. Door het stilvallen van de zorg als gevolg van de COVID-problematiek is behandeling omstreeks de datum in geding niet van de grond gekomen. Volgens eiser is het aannemelijk dat de depressieve klachten ten tijde van de datum in geding ook al aanwezig waren. Hij heeft steeds melding gemaakt van deze klachten en deze klachten zijn het gevolg van (de nasleep van) het auto-ongeluk van eind 2019.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn dat de beperkingen van eiser door de verzekeringsarts b&b zijn onderschat. De verzekeringsarts b&b heeft rekening gehouden met de PTSS klachten van eiser en heeft hiervoor in de FML specifieke beperkingen aangenomen en wel voor werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zonder hoog handelingstempo. Dat er ook beperkingen op het gebied van concentratie en verhoogde afleidbaarheid hadden moeten worden aangenomen blijkt niet uit het dossier, nu zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b bij onderzoek hebben vastgesteld dat de aandacht en concentratie van eiser niet was verminderd. Uit eerdere informatie van de huisarts blijkt voorts geen gericht onderzoek naar aandacht en concentratie middels neuropsychologisch onderzoek.
Evenmin is er reden om beperkingen toe te voegen vanwege de door eiser gestelde depressieve klachten. Er zijn reeds psychische beperkingen aangenomen voor PTSS, die ook van toepassing zijn op depressie. De verzekeringsarts b&b heeft bij zijn onderzoek voorts vastgesteld dat eiser geen depressieve, angstige of sterk vermoeide indruk maakte. De door eiser in beroep overgelegde verklaringen van psycholoog Vink van 2 april 2021 en 11 juni 2021 geven de rechtbank geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. Uit deze verklaringen blijkt dat eiser sinds 22 februari 2021 onder behandeling is gekomen en dat de psycholoog concludeert tot stemmingsproblematiek. De datum waarop deze diagnose is gesteld, ligt ver verwijderd van de datum in geding. Bovendien is door psycholoog Vink vermeld dat er inmiddels ook sprake is van stemmingsproblematiek als gevolg van de gehele situatie, waaronder de moeite die het kost om een zinvolle dagbesteding te hebben en de juridische strijd met het UWV wegens een stopgezette uitkering. Dat al ten tijde van de datum in geding sprake was van de door Vink gestelde diagnose depressieve stoornis, kan hieruit niet worden afgeleid.
De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser met een urenbeperking tot 32 uur niet te kort is gedaan, omdat deze is gebaseerd op het revalidatietraject dat eiser volgde en dit traject blijkens de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 25 november 2020 twee dagdelen omvatte. Eisers stelling in bezwaar, waarnaar is verwezen ter zitting, dat hij gemiddeld 15 uur per week kwijt is aan zijn revalidatietraject, is niet onderbouwd. Uit de eindrapportage van OCA van 28 maart 2020 is dit ook niet af te leiden.
Eisers stelling dat ook een (verdere) urenbeperking op energetische gronden had moeten worden aangenomen, volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts b&b heeft in dit verband afdoende gemotiveerd dat daar geen reden toe is, aangezien eiser overdag niet slaapt en er geen slaapmedicatie is die wijst op een slaapstoornis. Er is geen sprake van een ernstige slaapstoornis en ook niet van een schildklierstoring of bijvoorbeeld chemotherapie.
Eiser heeft er ter zitting nog op gewezen dat de verzekeringsarts b&b in zijn (latere) rapport van 25 februari 2022 heeft vermeld dat de urenbeperking van 32 uur is gebaseerd op PTSS en slaapproblematiek. Daaruit volgt volgens eiser dat er wel degelijk energetische gronden zijn om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank kan de opmerking van de verzekeringsarts b&b niet plaatsen. In geen enkel ander rapport van deze arts wordt de PTSS en slaapproblematiek als reden gegeven voor een urenbeperking. Uitsluitend de beperkte beschikbaarheid gaf reden tot het aannemen van een urenbeperking. De rechtbank ziet de opmerking van de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 25 februari 2022 als een misslag en kent hieraan niet de betekenis toe die eiser eraan toegekend wil zien.
Arbeidskundige grondslag
10.1
De rechtbank merkt op dat verweerder de CBBS-stukken van 19 januari 2021 heeft toegezonden bij het verweerschrift van 30 juli 2021. Hierin waren functies opgenomen voor meer dan 32 uur per week. Naar aanleiding van de reactie van eiser van 23 november 2021, heeft verweerder aangegeven dat niet de juiste stukken waren toegezonden. Op 30 november 2021 zijn de juiste stukken (van 19 januari 2021 15:02:13 uur) alsnog toegezonden.
10.2
Eiser voert aan dat hij ongeschikt is voor de functie monteur reparatie smartphones/tablets (SBC-code 267032, functienummer 2234.31.540), omdat in deze functie gemiddeld 32 uur per week wordt gewerkt. Dit impliceert volgens eiser dat het ook voorkomt dat er meer dan 32 uur per week wordt gewerkt en derhalve zijn belastbaarheid wordt overschreden.
10.3
De rechtbank overweegt dat uitgaande van de juistheid van de door de verzekeringsarts b&b opgestelde FML er geen aanleiding is te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies. Zij stelt daarbij vast dat de drie functies waarop de schatting is gebaseerd (de functies productiemedewerker industrie, monteur printplaten en meteropnemer), binnen de maximale omvang van 32 uur blijven. Voorts heeft de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd dat de in de geduide functies voorkomende signaleringen geen overschrijding van de belastbaarheid van eiser opleveren.
Conclusie
11. Aangezien eiser met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedraagt, heeft verweerder terecht de ZW-uitkering van eiser beëindigd per 21 januari 2020.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.