In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in verzet tegen een eerder verstekvonnis. De zaak betreft een aansprakelijkheidskwestie naar aanleiding van een (bedrijfs)ongeval dat plaatsvond op 19 maart 2020 in Australië. Eiser, die als zzp'er werkte, heeft tijdens de werkzaamheden letsel opgelopen aan zijn rechterwijsvinger. Hij verwijt gedaagde, die als onderaannemer voor hem werkte, dat deze niet zorgde voor een veilige werkomgeving, met name door de verreiker niet op de handrem te zetten. Gedaagde betwist echter dat de verreiker heeft bewogen en stelt dat hij niet aansprakelijk is voor het ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en vernietigt het eerdere verstekvonnis, waarbij de vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.