ECLI:NL:RBDHA:2022:5345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
NL22.256
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische nationaliteit op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, die in 2010 bekeerd was tot het christendom, vreesde voor zijn leven door bedreigingen van terroristen in Tunesië vanwege zijn geloof en zijn activiteiten op sociale media. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 april 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht Tunesië als een veilig land van herkomst had aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk gevaar liep bij terugkeer naar Tunesië. De rechtbank wees erop dat de eiser tot aan zijn vertrek naar Nederland zes jaar zonder wezenlijke problemen in Tunesië had kunnen leven en zijn geloof openlijk kon belijden. De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.256
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.S.T.H. Ruijters), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.257, op 14 april 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Tunesische nationaliteit. Op 5 oktober 2016 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘verblijf bij familie en gezin’. Deze verblijfsvergunning is per 22 januari 2020 ingetrokken omdat eiser niet meer aan de voorwaarden voldoet waaronder de vergunning is verleend.
2. Op 29 oktober 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Aan die aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in 2010 is bekeerd tot het christendom. Eiser vreest om gedood te worden door terroristen in Tunesië vanwege zijn geloof en omdat hij in het verleden mensen heeft geëvangeliseerd. Eiser beheert een evangelische Facebookpagina. Op 5 februari 2017 heeft hij een dreigbrief ontvangen op Facebook waarin hij met de dood wordt bedreigd. Ook hierdoor vreest hij voor zijn leven en kan hij niet terugkeren naar Tunesië.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1 Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen die hij als gevolg van bekering tot het christendom in 2010 heeft ondervonden geloofwaardig. Verweerder ziet echter geen aanleiding om de gevraagde asielvergunning te verlenen, nu eiser de door hem gestelde vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser is afkomstig uit Tunesië, dat is aangemerkt als een veilig land van herkomst. Volgens verweerder is niet gebleken dat in Tunesië sprake is van een zodanig onhoudbare situatie voor christenen, dat het voor hen onmogelijk is om in het dagelijks leven te functioneren. Eiser had bovendien een baan, een woning en hij kon jarenlang openlijk zijn geloof uiten. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig kan worden aangemerkt. Ook is niet gebleken dat eiser te vrezen heeft voor een deel van zijn familie vanwege zijn geloof. Bovendien kan eiser zich voor bescherming tegen eventuele problemen wenden tot de Tunesische autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij deze bescherming niet kunnen of willen bieden.
4. Eiser voert hiertegen aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser verwijst op dit punt naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 26 november 2021.2 Nu Tunesië, volgens die uitspraak, niet langer als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd, is de stelling van verweerder dat niet is gebleken dat de Tunesische autoriteiten onwelwillend of niet in staat zijn om bescherming te bieden jegens christenen, onvoldoende gemotiveerd. In de praktijk wordt het leven van sommige christenen in Tunesië ernstig bemoeilijkt en verkeren bekeerlingen in het algemeen in een nog slechtere positie. Daarnaast heeft eiser op zijn Facebookpagina gepleit voor normalisatie van de relatie van Tunesië met Israël. Eiser heeft een nieuwsartikel overgelegd waaruit blijkt dat hij daarom moet vrezen voor vervolging. Tot slot is Tunesië voor eiser niet veilig omdat de bedreiging die hij in 2017 via Facebook heeft ontvangen mogelijk afkomstig is van zijn radicaal islamitische familie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder Tunesië heeft aangewezen als een veilig land van herkomst. Op 6 mei 2021 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden, in welk verband is geconcludeerd dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst, met uitzondering van enkele groepen, kan worden voortgezet. Uit de Kamerbrief van 20 december 20213 blijkt dat er een kort thematisch ambtsbericht (het ambtsbericht) is uitgebracht over de veiligheidssituatie in Tunesië sinds de coup op 25 juli 2021. Op basis van dit ambtsbericht zijn journalisten, activisten en politieke opponenten die kritiek uiten op de president en/of regering aangemerkt als categorie waarvoor verhoogde aandacht
geldt.4 Verweerder heeft in het ambtsbericht geen aanleiding gezien om de aanwijzing van Tunesië als een veilig land van herkomst te herzien.
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3 Brief aan de Tweede Kamer van 20 december 2021, onderwerp:
Aanwijzing Tunesië als veilig land van herkomst, te raadplegen via www.rijksoverheid.nl.
4 Kort thematisch ambtsbericht Tunesië van 14 december 2021, te raadplegen via www.rijksoverheid.nl.
6. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder Tunesië ten onrechte als een veilig land van herkomst heeft aangewezen. Nu het ambtsbericht en de brief van verweerder aan de Tweede Kamer van een latere datum zijn dan de uitspraak waarnaar eiser heeft verwezen, slaagt reeds daarom een beroep op die uitspraak niet. Eiser verwijst verder naar het rapport “Étude de référence sur la situation des minorités et des groupes discriminés en Tunisie” van Minority Rights Group International5. Daarin staat, kort gezegd, dat Tunesië ernstig tekort lijkt te schieten in de verplichting om zijn wetten op zodanige wijze uit te voeren dat de daarin opgenomen rechten een realiteit worden voor alle mensen in Tunesië. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat Tunesië ten onrechte als veilig land van herkomst is aangemerkt. Uit het ambtsbericht, dat is gebaseerd op een grote hoeveelheid bronnen, blijkt bovendien dat de veiligheidssituatie in Tunesië sinds de coup niet is verslechterd. Ook is er geen significante wijziging opgetreden ten aanzien van de mogelijkheden van burgers om bescherming te verkrijgen van de autoriteiten. Deze beroepsgrond treft geen doel.
7. Voor zover eiser betoogt dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is, overweegt de rechtbank dat uit de aanwijzing van Tunesië als een veilig land van herkomst het algemene rechtsvermoeden volgt dat vreemdelingen uit Tunesië, met inachtneming van de aangewezen uitzonderingscategorieën, geen internationale bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan eisers om aannemelijk te maken dat Tunesië voor hem persoonlijk niet als veilig kan worden aangemerkt.
8. Eiser is hier niet in geslaagd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Gesteld noch gebleken is dat eiser onder een van de uitzonderingscategorieën valt. Voor zover eiser stelt dat het voor hem als christen niet mogelijk is om in Tunesië te leven of dat de Tunesische autoriteiten niet bereid zijn om hem te beschermen, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser tot aan zijn vertrek naar Nederland ruim zes jaar zonder wezenlijke problemen in Tunesië als christen heeft kunnen leven en in het openbaar zijn geloof heeft kunnen belijden. Ook is niet gebleken dat eiser zich voor bescherming tegen eventuele problemen niet kan wenden tot de Tunesische autoriteiten. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging van de Tunesische autoriteiten doordat hij op zijn Facebookpagina heeft gepleit voor normalisatie van de relatie met Israël. Dat eiser vreest voor zijn radicaal- islamitische familie is niet onderbouwd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5 Rapport van november 2021.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van
mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR20689798

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.