In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Defensie en drie eisers, die als militair reservist werkzaam waren bij de brandweer op de vliegbasis Eindhoven. De eisers verzochten om met terugwerkende kracht in aanmerking te komen voor de volledige Toelage onregelmatige dienst (TOD) vanaf 1 februari 2017. De Staatssecretaris had eerder hun verzoeken afgewezen, met de argumentatie dat eisers geen bezwaar hadden gemaakt tegen eerdere loonstroken en dat zij niet in aanmerking kwamen voor de volledige TOD omdat zij als reservisten niet continu in werkelijke dienst waren. De rechtbank oordeelde echter dat de eisers, die dezelfde werkzaamheden verrichtten als beroepsmilitairen, recht hadden op een gelijke TOD. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van de Staatssecretaris en droeg hem op nieuwe besluiten te nemen, waarbij de eisers in aanmerking worden gebracht voor de volledige TOD, vermeerderd met wettelijke rente over de achterstallige betalingen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser 1.