ECLI:NL:RBDHA:2022:5107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
NL21.17661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van medisch onderzoek in asielprocedure met betrekking tot psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, een verblijfsvergunning aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in een andere EU-lidstaat, Denemarken, internationale bescherming geniet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij aanvullend gehoord had moeten worden vanwege zijn psychische aandoeningen, waaronder Asperger en PTSS. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische informatie die eiser had overgelegd, een sterke aanwijzing was dat medisch onderzoek noodzakelijk was. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet voldoende heeft onderzocht of eiser in staat was om zijn asielrelaas volledig en coherent te presenteren, gezien zijn ernstige psychische problematiek. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de medische situatie van eiser. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17661

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M. Bosselaar).

ProcesverloopBij besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17662, op 13 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat eiser met voldoende waarborgen is gehoord. Verder heeft verweerder gesteld dat eisers zaak niet hetzelfde is als de zaak die aan de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 14 september 2021 [1] ten grondslag ligt. Daarin is geoordeeld dat de prejudiciële vragen moeten worden afgewacht over de rechtsvraag of en hoe een beroep op indirect refoulement moet worden beoordeeld in een Dublinprocedure, als de eerste asielaanvraag in de ontvangende lidstaat is afgewezen en die lidstaat een ander beschermingsbeleid voert. Verweerder heeft overwogen dat eiser nog altijd internationale bescherming geniet in Denemarken, dat de zaak over de verlenging van de verblijfsvergunning nog loopt en dat er geen sprake is van een herbeoordelingsprocedure. Verder heeft verweerder overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er in eisers geval een gebrek aan sociale ondersteuning is geweest, of dat hij anders is behandeld dan Deense inwoners. Verweerder heeft geconcludeerd dat er ten aanzien van Denemarken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Gehoor
3. Eiser voert aan dat hij aanvullend gehoord had moeten worden. Hij is gediagnosticeerd met Asperger en kon daardoor niet volledig zijn asielrelaas toelichten of vragen beantwoorden. Eiser stelt dat er medisch onderzoek had moeten plaatsvinden voorafgaand aan het gehoor en dat hij door het ontbreken daarvan in zijn belangen is geschaad. Eiser verwijst in dat kader naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 18 februari 2021 [2] .
4. De rechtbank stelt vast dat eiser op 10 oktober 2021 medische stukken aan verweerder heeft toegezonden van de medisch behandelaars in Denemarken. Deze medische informatie was daarom bekend voor het gehoor van 3 november 2021. Uit die informatie blijkt – voor zover hier relevant – het volgende:
‘Aan het einde van het behandeltraject heeft [eiser] nog steeds last van invasieve
gedachten, frequente flashbacks en nachtmerries die inhoudelijk verband hebben met
zijn trauma, maar ook met de gesprekken en samenwerking met de gemeente. Patiënt is
angstig, heeft slaapproblemen, lichamelijke angstsymptomen, woede, concentratie-
problemen, verhoogde waakzaamheid, neiging zich te isoleren, wantrouwen jegens
anderen, een verhoogd schrikreflex, hopeloosheid, hallucinerende symptomen,
neerslachtigheid, een depressief vertekend beeld van zichzelf, de wereld en de
toekomst, en pijn. Patiënt wordt weer getraumatiseerd door de gesprekken met de
gemeente, omdat het voor hem voelt alsof hij weer in de gevangenis zit en verhoord
wordt. Hij wordt zo angstig dat hij niet meer hoort wat tijdens de gesprekken wordt
gezegd, en hij vindt het lastig om te praten en kan alleen “ja” of “nee” zeggen zonder dat
hij weet waarop hij antwoordt.
Er is door ons geen verder onderzoek verricht naar aanleiding van ons vermoeden van
een andere ingrijpende psychopathologie, maar we hebben nog een ernstig vermoeden
dat patiënt te kampen heeft met andere stoornissen dan alleen PTSS.
(…)
Patiënt heeft geregeld zelfmoordgedachten en beperkte strategieën om die gedachten
op afstand te houden. We hebben vastgesteld dat patiënt een verhoogd zelfmoordrisico
heeft, maar de beoordeling berust op een zwak fundament, aangezien patiënt het
moeilijk vindt om gedachten en beschermende factoren te benoemen.’
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. In punt 29 van de considerans en artikel 24 van de Procedurerichtlijn is bepaald dat verweerder moet nagaan of een verzoeker van internationale bescherming bijzondere waarborgen behoeft en dat verweerder moet proberen te herkennen of de vreemdeling deze waarborgen nodig heeft voordat een beslissing op de aanvraag wordt genomen. Dit doet verweerder onder andere door het laten uitvoeren van een medisch onderzoek. Verweerder hanteert op grond van zijn beleid als uitgangspunt dat voor het horen een medisch advies horen en beslissen wordt opgesteld. FMMU onderzoekt of er medische factoren zijn die de vreemdeling beperken in het horen en verklaren en of er medische problemen zijn die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie van de verklaringen van de vreemdeling. Dit medisch advies wordt in een aantal gevallen niet gevraagd, omdat voor bepaalde categorieën een uitzondering wordt gemaakt in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Uit WI 2021/12 volgt dat aan vreemdelingen waarvan de aanvraag wordt behandeld in spoor 1 of 2, niet standaard een medisch advies horen en beslissen wordt aangeboden. Er vindt in dat geval alleen een medisch onderzoek plaats als er aanwijzingen zijn dat dit voor het verdere verloop van de asielprocedure noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4. weergegeven medische informatie, een sterke aanwijzing was dat medisch onderzoek noodzakelijk was. Eiser kampt geregeld met zelfmoordgedachten, heeft PTSS en er is een vermoeden dat er sprake is van nog een andere ingrijpende psychopathologie. De klachten die de Deense behandelaars omschrijven, waaronder invasieve gedachten, frequente flashbacks, angstig zijn, concentratieproblemen, verhoogde waakzaamheid, neiging zich te isoleren, wantrouwen jegens
anderen, een verhoogd schrikreflex, hallucinerende symptomen, neerslachtigheid, een depressief vertekend beeld van zichzelf, de wereld en de toekomst, en pijn, hadden voor verweerder een signaal moeten zijn om een medisch advies horen en beslissen op te vragen. Temeer nu de Deense behandelaars hadden opgemerkt dat eiser zo angstig kan worden dat hij niet meer hoort wat tijdens de gesprekken wordt gezegd, en hij het lastig vindt om te praten en alleen “ja” of “nee” kan zeggen zonder dat hij weet waarop hij antwoordt.
Dat tijdens het gehoor herhaaldelijk is stilgestaan bij eisers welzijn, er een pauze is ingelast en een paracetamol aangeboden, doet aan het voorgaande niet af. Hetzelfde geldt voor de opmerking dat eiser en de aanwezige medewerker van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) niet hebben aangegeven dat eiser niet in staat was om te verklaren en eiser desgevraagd heeft verklaard dat hij zich in staat voelde om het gesprek te laten plaatsvinden. Gelet op de medische informatie en de ernstige psychische problematiek had verweerder hieruit niet zomaar mogen concluderen dat eiser in staat was om een juiste inschatting van zijn welzijn te maken. Daar komt bij dat de gehoormedewerker ook heeft opgemerkt dat eiser angstig kijkt, tranen in zijn ogen heeft en op één moment in het gehoor zijn zinnen niet afmaakt en onsamenhangend verklaart. De vraag of vanwege medische problemen beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen bestaan vergt een medische beoordeling. Zonder FMMU-advies kan niet worden beoordeeld of de klachten van eiser invloed hebben gehad op de verklaringen die hij tijdens het gehoor heeft afgelegd.
De beroepsgrond slaagt daarom.
6. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank acht het ook niet opportuun om de andere beroepsgronden te bespreken en te beoordelen. Die gronden hangen immers deels ook samen met de beoordeling door verweerder van de verklaringen die eiser heeft afgelegd. Doordat er geen FMMU-advies is opgesteld, kan de rechtbank niet vaststellen of eiser gehoord had mogen worden en of sprake was van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen. Dit brengt mee dat de verklaringen die eiser heeft afgelegd niet aan het bestreden besluit ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Verweerder zal eiser opnieuw moeten horen na raadpleging van de FMMU.
7. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van S. Hitijahubessy - Brussaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.