ECLI:NL:RBDHA:2022:510
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, Stichting ASVZ, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving een Ziektewet (ZW) uitkering die door verweerder per 12 november 2019 is beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit is ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 8 juni 2021 is eiser niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een derde-partij, die betrokken was bij de procedure, de gelegenheid te geven zijn zienswijze toe te voegen. Eiser heeft geen toestemming gegeven voor het toezenden van medische stukken aan deze derde-partij, waardoor de rechtbank deze stukken niet inhoudelijk kon weergeven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich op 7 september 2018 ziek heeft gemeld en dat hij een ZW-uitkering heeft ontvangen. De primaire verzekeringsarts heeft in een rapport van 5 september 2019 vastgesteld dat eiser nog niet in staat was om zijn eigen functie te hervatten, maar dat er sprake was van geleidelijk herstel. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beëindiging van de ZW-uitkering door verweerder bevestigd.