ECLI:NL:RBDHA:2022:5024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL22.5887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en leeftijdsonderzoek van Eritrese vreemdeling in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een Eritrese vreemdeling die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser, die stelt minderjarig te zijn, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 april 2022 in Breda is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en is er een tolk aanwezig geweest. Eiser heeft een leeftijdsonderzoek overgelegd om zijn minderjarigheid te onderbouwen, maar verweerder heeft betoogd dat eiser niet heeft aangetoond minderjarig te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de leeftijd van eiser en dat het bestreden besluit daarom vernietigd moet worden. De rechtbank oordeelt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij een eigen leeftijdsonderzoek moet worden uitgevoerd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5887
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.H.J. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.5888, op 22 april 2022, op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Tzegai. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en stelt geboren te zijn op [geboortedatum 1]. Hij heeft op 12 februari 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening1 op 15 januari 2021 op illegale wijze heeft overschreden via Italië.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft eisers eerste asielaanvraag met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen omdat Italië op
1. Verordening (EU) nr. 603/2013.
grond van de Dublinverordening2 verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, op 11 augustus 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft op 26 december 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Bij deze aanvraag heeft hij een leeftijdsonderzoek overgelegd. Deze aanvraag is wederom met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vw niet in behandeling genomen. Verweerder heeft per brief van 31 augustus 2021 de Italiaanse autoriteiten medegedeeld dat de overdracht nog niet kon plaatsvinden omdat eiser op dat moment met onbekende bestemming was vertrokken. In dezelfde brief doet verweerder conform artikel 29 van de Dublinverordening een verzoek tot verlenging van de overdrachtstermijn. Hiermee is de overdrachtstermijn op juiste wijze verlengd en nog niet verstreken, zodat verweerder nog steeds van het claimakkoord met Italië kan uitgaan.
Het geschil
3. Eiser stelt dat verweerder hem ten onrechte niet aanmerkt als minderjarige. Hij stelt dat hij in Italië onder een alias heeft opgegeven meerderjarig te zijn, om te voorkomen dat hij geen medische hulp zou krijgen. Om zijn minderjarigheid te staven, heeft hij een leeftijdsonderzoek overgelegd. Voorts stelt eiser ten onrechte niet te zijn gehoord.
4.
Verweerder stelt dat eiser niet heeft aangetoond minderjarig te zijn. Bij het verhoor door de AVIM3 is geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is en bij het aanmeldgehoor van eiser is geconcludeerd dat hij evident minderjarig is. Verweerder heeft daarom bij de Italiaanse autoriteiten een verzoek om informatie ingediend. Uit de door de Italiaanse autoriteiten gegeven informatie blijkt dat eiser in Italië staat geregistreerd als [naam 2], van Eritrese nationaliteit, geboren op [geboortedatum 2]. In Italië staat hij derhalve als meerderjarig geregistreerd. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel gaat verweerder ervan uit dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft daarom 3 april 2000 als geboortedatum geregistreerd. Het is volgens verweerder aan eiser om zijn gestelde minderjarigheid aan te tonen. Volgens verweerder is hij hierin niet geslaagd omdat het door eiser aangeleverde leeftijdsonderzoek zijn minderjarigheid niet aantoont.
Wettelijk kader en toepasselijk beleid
5. Op grond van artikel 3.109d, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) kan de Minister in het kader van de behandeling van de aanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd besluiten om door middel van een medisch onderzoek zijn gestelde minderjarigheid vast te stellen, wanneer onze Minister, nadat er een algemene verklaring is afgelegd of er andere relevante aanwijzingen zijn, twijfels heeft over diens leeftijd.
6. Volgens paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) wordt een leeftijdsonderzoek aangeboden als:
 de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;
2 Verordening (EU) nr. 604/2013.
3 Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de politie.
 de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;
 de uitslag relevant is voor het onderzoek naar welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, of voor de vraag of een alleenstaande minderjarige vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA; en
 uit de leeftijdsschouw niet blijkt dat de vreemdeling evident meerderjarig- of minderjarig is.
Bij het leeftijdsonderzoek worden röntgenopnamen gemaakt van de groeischijven in het hand/polsgebied en van de sleutelbeenderen. Vervolgens wordt door een arts bepaald of de mate van uitrijping van deze groeischijven past bij de door de vreemdeling opgegeven leeftijd.
7. Uit paragraaf C1/2.2 van de Vc, gelezen in samenhang met Werkinstructie 2018/19 (WI), volgt dat iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling (AMV) die stelt minderjarig te zijn en dit niet bij binnenkomst kan aantonen met officiële documenten of anderszins aannemelijk kan maken, wordt geschouwd. Uit de werkinstructie volgt verder dat, in het geval bij de schouw twijfel bestaat over de meerder- of minderjarigheid, onderzoek plaatsvindt in een of meerdere lidstaten. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat met een meerderjarige leeftijd staat geregistreerd, wordt de geboortedatum aangepast naar meerderjarigheid en wordt hiervan een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en opgenomen in het dossier van de vreemdeling. Het is dan aan de vreemdeling zelf om de gestelde minderjarigheid middels authentieke en identificerende documenten dan wel een leeftijdsonderzoek aan te tonen.
Volgens de WI wordt een leeftijdsonderzoek pas aangeboden wanneer niet tot evidente minder- of meerderjarigheid kan worden geconcludeerd, bevragingen van de vingerafdrukken in Eurodac(/EUVIS) geen hit opleveren én de twijfel blijft (er is niet alsnog op andere wijze de leeftijd aangetoond).
De beoordeling
8. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling45 mag verweerder er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de registratie in een andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de – in dit geval in Italië – geregistreerde leeftijd onjuist is. Eiser heeft met zijn opvolgende aanvraag een leeftijdsonderzoek van het OLVG6 te Amsterdam overgelegd. Verweerder heeft het NFI7 gevraagd een oordeel te vormen over dit leeftijdsonderzoek. Het NFI stelt dat de methode zoals door het OLVG gehanteerd (de zogeheten hand-pols methode) niet geschikt is om in de fase van de leeftijd van eiser zijn minder- of meerderjarigheid aan te tonen. Op basis van de scan van de hand en pols kan een skeletleeftijd worden afgeleid maar deze komt niet altijd overeen met de juiste kalenderleeftijd. Dit omdat er sprake is van een grote spreiding in kalenderleeftijd bij de verschillende fasen van ontwikkeling: sommige individuen lopen (tot enkele jaren) voor op
4 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6 Ziekenhuis in Amsterdam, een fusie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis.
7 Het Nederlands Forensisch Instituut.
de standaard, terwijl anderen achterlopen op deze standaard. Dit is alleen mogelijk in de vroege fasen van ontwikkeling van een individu. De rechtbank begrijpt dat de gebruikte methode volgens het NFI niet voldoende nauwkeurig is. De skeletleeftijd van eiser zoals door het OLVG geconstateerd kan wijzen op minderjarigheid maar ook op meerderjarigheid door de genoemde spreiding.
9.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat, indien zij een eigen leeftijdsonderzoek initieert, dit onderzoek door het NFI wordt verricht. Dit onderzoek betreft, net als het onderzoek van het OLVG, een botonderzoek maar is uitgebreider. Het betreft niet alleen een scan van de hand en pols maar ook van het sleutelbeen, zo begrijpt de rechtbank. Deze methode is nauwkeuriger dan de methode van het OLVG. Ter zitting is echter tevens gebleken dat verweerder niet kan aangeven waar eiser een leeftijdsonderzoek dat aan deze eisen van verweerder voldoet, kan laten verrichten. De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit het beleid van verweerder blijkt dat deze mogelijkheid er wel moet zijn. Immers in de werkinstructie 2018/19 is te lezen dat de vreemdeling de gestelde minderjarigheid met een leeftijdsonderzoek kan aantonen. De rechtbank constateert dat de beleidsregel waar het hier om gaat door eiser niet ten uitvoer kan worden gebracht. Nu eiser zijn gestelde minderjarigheid niet met een eigen leeftijdsonderzoek aannemelijk kan maken en de uitslag zeer relevant is voor de bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden om zelf een leeftijdsonderzoek te initiëren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat het bestreden besluit daarmee onvoldoende zorgvuldig is
voorbereid. Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord naar aanleiding van zijn opvolgende asielaanvraag, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 30, tweede lid, van de Vw wordt de vreemdeling gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Verweerder kan op grond van artikel 3.118b, derde lid, van het Vb afzien van het horen van een vreemdeling bij een opvolgende asielaanvraag indien verweerder de kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen die nodig is voor het kunnen nemen van de beschikking, kan vergaren zonder gehoor. De rechtbank stelt vast dat eiser in een eerdere Dublinprocedure zijn bezwaren tegen een overdracht naar Italië naar voren heeft gebracht. Verweerder was hiervan op de hoogte. In zijn opvolgende aanvraag heeft eiser redenen kunnen opvoeren waarom hij opnieuw een aanvraag indient. De reden is het ingebrachte leeftijdsonderzoek. Omdat verweerder al bekend was met de bezwaren van eiser en het leeftijdsonderzoek voldoende duidelijk was en eiser zijn bezwaren verder heeft kunnen toelichten in de zienswijze, heeft verweerder kunnen afzien van het horen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder opnieuw onderzoek zal moeten doen en onduidelijk is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Omdat een leeftijdsonderzoek moet worden verricht, zal de rechtbank geen termijn bepalen waarbinnen het nieuwe besluit moet worden genomen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR20552372

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.