ECLI:NL:RBDHA:2022:4923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
NL21.13823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser buiten behandeling is gesteld op basis van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang meer is, omdat eiser sinds 14 april 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en er geen actueel contact is tussen eiser en zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft niet gereageerd op verzoeken om informatie over de verblijfplaats van eiser. De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden, eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de – ambtshalve te beantwoorden – vraag gesteld of in deze zaak sprake is van procesbelang.
2. Verweerder heeft de rechtbank laten weten dat eiser sinds 14 april 2022 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De rechtbank heeft op 20 april 2022 gemachtigde van eiser gevraagd mede te delen of hij weet waar eiser verblijft, wanneer voor het laatst contact is geweest met eiser en op welke wijze dit is gebeurd. Gemachtigde heeft niet gereageerd.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State [3] volgt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij actueel contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
4. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet van actueel contact tussen eiser en zijn gemachtigde, nu de gemachtigde van eiser niet heeft gereageerd. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser niet langer prijs stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van dit beroep.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene Wet Bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579).