ECLI:NL:RBDHA:2022:4920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 maart 2022, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 13 mei 2022 gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak van 6 april 2022 ten grondslag ligt. De rechtbank beoordeelt of de maatregel van bewaring sindsdien nog rechtmatig is. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat hij zich zou moeten laten vaccineren tegen het coronavirus om naar Marokko te kunnen reizen. De rechtbank volgt eiser hierin niet, omdat hij niet gedwongen wordt zich te laten vaccineren en hij niet heeft verklaard dat hij om principiële redenen niet wil vaccineren.
Daarnaast stelt eiser dat er geen concreet zicht is op uitzetting naar Marokko, omdat hij niet bereid is zich te laten vaccineren. De rechtbank oordeelt echter dat de weigering van eiser om mee te werken aan zijn vertrek niet betekent dat er geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.