ECLI:NL:RBDHA:2022:4920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
NL22.8042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 maart 2022, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 13 mei 2022 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak van 6 april 2022 ten grondslag ligt. De rechtbank beoordeelt of de maatregel van bewaring sindsdien nog rechtmatig is. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat hij zich zou moeten laten vaccineren tegen het coronavirus om naar Marokko te kunnen reizen. De rechtbank volgt eiser hierin niet, omdat hij niet gedwongen wordt zich te laten vaccineren en hij niet heeft verklaard dat hij om principiële redenen niet wil vaccineren.

Daarnaast stelt eiser dat er geen concreet zicht is op uitzetting naar Marokko, omdat hij niet bereid is zich te laten vaccineren. De rechtbank oordeelt echter dat de weigering van eiser om mee te werken aan zijn vertrek niet betekent dat er geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.8042

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Bozbey),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 maart 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 13 mei 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Marokkaanse nationaliteit.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3338, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert primair aan dat het laten voorduren van de maatregel van bewaring in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) omdat van hem wordt verwacht dat hij zich tegen het coronavirus laat vaccineren teneinde Marokko te kunnen inreizen, terwijl hij principiële bezwaren heeft tegen vaccinatie. De rechtbank volgt eiser hierin niet, omdat, zoals ook in de hiervoor genoemde uitspraak is overwogen, eiser niet gedwongen wordt zich te laten vaccineren zodat artikel 8 van het EVRM niet in het geding is. De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat eiser in het vertrekgesprek van 6 mei 2022 om 13:25 uur niet heeft verklaard dat hij zich om principiële redenen niet wenst te laten vaccineren, maar wel omdat hij niet aan de inreisvoorwaarden voor terugkeer naar Marokko wenst te voldoen.
5. Subsidiair voert eiser aan dat geen sprake is van concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko, omdat hij niet bereid is zich te laten vaccineren terwijl Marokko de vaccinatieplicht als inreisvoorwaarde blijft handhaven. Ook hierin kan eiser niet worden gevolgd. De omstandigheid dat eiser niet meewerkt aan zijn vertrek, brengt niet met zich dat daardoor geen zich op uitzetting bestaat. Anders dan de keuze van eiser om niet mee te werken, bestaat er, voor zover de rechtbank bekend, namelijk geen beletsel om eiser uit te zetten naar Marokko.
6. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.