2.3In het bestreden besluit van 7 mei 2021 volgt verweerder het advies van de commissie voor zover dit ziet op de grievende uitlatingen, maar niet ten aanzien van het toegepaste geweld. Verweerder verduidelijkt dat het accent van het verweten handelen ligt op de grievende en vernederende uitlatingen. Er is geen sprake van twee gelijkwaardige pijlers zoals de commissie schetst, waarbij de uitlatingen een gelijke pijler zou zijn met het toegepaste geweld. Verweerder blijft er bij dat met het beeld en geluid van de bodycam en de getuigenverklaringen wel aannemelijk is dat eiser pijnprikkels is blijven toepassen op de arrestant, terwijl daar geen functionele noodzaak meer toe bestond. Er hoeft hiervoor geen hard bewijs te bestaan in het bestuursrecht. Verweerder weegt ook eisers eerdere overige gedragingen mee en de omstandigheid dat eiser pas in bezwaar het laakbare karakter van zijn handelen onderkent.
Ook voor wat betreft het ongeschiktheidsontslag volgt verweerder de commissie niet. Eiser is ruim 3 jaar lang gefaciliteerd om zijn alcoholproblematiek te boven te komen. Daarbij is hij ook gecorrigeerd op zijn houding. Er is hem meerdere malen de kans geboden zich aan te passen. Een strak verbetertraject past volgens verweerder gelet op alle omstandigheden niet meer.
Wat vindt eiser in beroep?
3 Eiser betwist dat hij disproportioneel geweld heeft gebruikt bij het incident op
11 april 2019. Uit de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens kan ook niet die overtuiging verkregen worden. Slechts 1 getuige verklaart dat eiser te lang geweld bleef toepassen en de herinnering van deze getuige is gebrekkig. Op basis van de beelden kan niet worden vastgesteld dat er disproportioneel geweld zou zijn gebruikt. Het is onvoldoende dat te horen is dat de arrestant pijn heeft. De arrestant verklaarde immers eerder zich te gedragen terwijl uit de beelden bleek dat hij dat niet deed. Dat eiser rustig was gedurende het incident maakt ook niet dat het toegepaste geweld disproportioneel is. Eiser begrijpt dat zijn uitlatingen tegenover de arrestant plichtsverzuim opleveren. Dit is alleen onvoldoende om een strafontslag te kunnen dragen.
Ten aanzien van het ongeschiktheidsontslag voert eiser aan dat hem ten onrechte geen verbetertraject is aangeboden. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte gesteld dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol is.
4 De regels zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5 Naar vaste rechtspraakvan de hoogste bestuursrechter is het voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven noodzakelijk dat het bestuursorgaan op basis van beschikbare, deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging heeft verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
Omdat eiser erkent dat zijn uitlatingen tegenover de arrestant plichtsverzuim opleveren, ligt alleen de vraag voor of verweerder de overtuiging heeft kunnen krijgen dat eiser disproportioneel geweld heeft toegepast. De rechtbank heeft de beelden van de bodycam bekeken. Net als verweerder heeft de rechtbank met de beelden van de bodycam de overtuiging verkregen dat eiser disproportioneel geweld heeft toegepast. Zoals ter zitting besproken, hoort het fixeren van een arrestant geen pijn te doen, te meer als de arrestant geboeid is. Hoewel uit de beelden niet precies op te maken is op welke wijze eiser de arrestant pijn doet, heeft de rechtbank wel de overtuiging gekregen dat de arrestant gedurende zeker een minuut pijnprikkels ervaarde terwijl hij gefixeerd was. De arrestant zegt aan het begin van deze minuut: “Oooo je doet me pijn man”. Eiser reageert kalm met: “Ja, ja dat weet ik man”. Daaruit leidt de rechtbank af dat eiser wist dat de arrestant pijn had, maar daar bewust geen actie op ondernam. Ter zitting heeft [A] uitgelegd dat op dit soort momenten wel enig reflecterend vermogen verwacht wordt van een agent om de toepassing van het geweld proportioneel te houden. Zo had eiser zijn grip kunnen verslappen om vervolgens de reactie van de arrestant te bezien. Uit de beelden en het geluid blijkt niet van een dergelijke reflectie. Eiser heeft ter zitting, toen hij daarnaar gevraagd werd, uitgelegd dat hij op dat moment bezig was de arrestant aan de praat te houden en daarmee wilde bewerkstelligen dat de arrestant zijn verzet zou staken. Uit de beelden en het geluid blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de arrestant zich toen nog verzette. Daarbij vond het incident plaats in een kleine gecontroleerde ruimte. Eisers verklaring ter zitting dat hij de overtuiging heeft dat zijn handelingen niet zouden kunnen hebben geleid tot pijn, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een andere invulling te geven aan de beelden en het geluid van de bodycam.
Daarnaast heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de vaststelling dat eiser disproportioneel geweld gebruikt heeft, overeenkomt met wat getuige [C] heeft verklaard. Deze heeft namelijk verklaard:
“
Ja, volgens mij was het doel al bereikt dat met het aanwenden van dat geweld de bedoeling was en toen ging [eiser] door. Hij zat vast in zijn emotie. [eiser] had de verdachte volgens mij vast in zijn nek of kraag en toen lag de verdachte volgens mij nog op de grond. Volgens mij heeft [B] hem, [eiser] , ook nog op zijn rug getikt om hem duidelijk te maken dat het genoeg was.”
Deze verklaring ziet naar het oordeel van de rechtbank wel op het toepassen van het geweld en niet zoals eiser stelt op de ongepaste opmerkingen. Dat [C] onjuist verklaard heeft over het nemen van de lift dan wel de trap, doet niet af aan het feit dat het onderdeel over het toepassen van het geweld wel overeenkomt met de beelden en het geluid van de bodycam. Ook de omstandigheid dat het aantikken van eiser door ( [B] ) [B] niet op de beelden is terug te zien, maakt niet dat de verklaringen van [C] niet kloppen. Dit kan immers buiten beeld gebeurd zijn.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder op basis van beschikbare, deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging heeft kunnen verkrijgen dat eiser de hem verweten gedragingen heeft begaan. Deze gedragingen leveren plichtsverzuim op.
6 De rechtbank stelt vast dat eiser over de toerekenbaarheid geen gronden aangevoerd heeft. Het is de rechtbank los daarvan ook niet gebleken dat de verweten gedragingen eiser niet zijn toe te rekenen.
7 Tot slot onderkent de rechtbank dat het ontslag voor eiser ingrijpende gevolgen heeft, nu hij zijn baan bij de politie die hij jarenlang heeft gehad en nog altijd zou willen uitoefenen, heeft verloren en daarmee ook zijn inkomen. Ook eisers persoonlijke omstandigheden en de impact die het traject op eiser heeft gehad, wegen mee. De disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag is echter, gezien de ernst van de gedragingen niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim, omdat sprake is van aantasting van de integriteit van de verdachte. Daarbij speelt ook een rol dat bij eiser reflectie op zijn eigen handelen ontbreekt. Het had eiser juist door zijn jarenlange ervaring bekend moeten zijn dat dit handelen niet aanvaardbaar is. Binnen de organisatie is aandacht besteed aan onderwerpen die het handelen van eiser raken. Daarmee was eiser op de hoogte van de geldende normen/regels en verplichtingen omtrent integriteit en professionaliteit. Hoewel het niet eerder tot een disciplinaire bestraffing gekomen is, is met eiser wel vaker gesproken over onprofessioneel en norm overschrijdend gedrag.
8 Omdat de primaire ontslaggrond in stand blijft behoeft het ongeschiktheidsontslag geen verdere bespreking.
9 Het beroep is ongegrond.
10 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.