Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
€ 10.919,36 bruto alsmede een wettelijke verhoging ad € 1.587,33 netto;
€ 1.587,33 netto.
4.Het verweer en het tegenverzoek
KamerstukkenII, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Uit de (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen en de overige passages uit de parlementaire geschiedenis, blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de voorbeelden die zijn gegeven in de parlementaire geschiedenis. De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is, dan wel behoort te zijn, van het onoorbare karakter van zijn handelen.
€ 3.174,66 netto faalt. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. Nu voormeld bedrag niet tijdig is voldaan (en dit toerekenbaar is aan GeriCall), heeft [de werknemer] tevens recht op een bedrag aan wettelijke verhoging. De wettelijke verhoging over het bedrag van € 3.174,66 netto zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat aanleiding wordt gezien om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Daarbij weegt mee dat GeriCall niet zomaar, zonder enige reden is overgegaan tot het niet betalen van voormeld bedrag. Zij meende hier op grond van verrekening toe te zijn gerechtigd. Ook is van belang dat GeriCall heeft aangevoerd dat zij het uitbetalen het bedrag van € 3.174,66 netto in eerste instantie heeft uitgesteld, omdat [de werknemer] heeft nagelaten om de bedrijfseigendommen in te leveren, hetgeen door [de werknemer] niet is weersproken.
NJ1998, 527). [de werknemer] heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende concreet gemaakt en onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat GeriCall het overwerk aan [de werknemer] heeft opgedragen dan wel dat GeriCall (steeds) met het overwerk heeft ingestemd. Daarnaast heeft [de werknemer] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat GeriCall gedurende het dienstverband wist of behoorde te weten dat hij (aanzienlijke) overuren maakte en ook aanspraak maakte op vergoeding van die overuren. Volgens GeriCall zijn eventuele overuren verdisconteerd in het hoge salaris van [de werknemer] , net zoals dat bij het overige kantoorpersoneel het geval is, hetgeen door [de werknemer] onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Er bestaat derhalve geen aanleiding tot het toekennen van een overwerkvergoeding. Het verzoek op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
€ 17.021,55 bruto als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.