ECLI:NL:RBDHA:2022:4753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9415522 RP VERZ 21-50540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over financiële afwikkeling van dienstverband, inclusief transitievergoeding en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de besloten vennootschap GeriCall B.V. De werknemer, die in dienst was bij GeriCall, verzocht om een financiële afwikkeling van zijn dienstverband, inclusief een transitievergoeding en diverse schadevergoedingen. De werknemer stelde dat zijn arbeidsovereenkomst onterecht was beëindigd en dat hij recht had op een gefixeerde schadevergoeding van € 63.587,80 bruto, een transitievergoeding van € 1.766,33 bruto, en andere vergoedingen voor onder andere overuren en thuiswerk. GeriCall betwistte de claims van de werknemer en stelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat er geen derde arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen en wees het verzoek om een gefixeerde schadevergoeding af. Echter, de rechter oordeelde dat de werknemer recht had op de transitievergoeding en het bedrag van € 3.174,66 netto, dat GeriCall verschuldigd was, werd toegewezen. Daarnaast werd GeriCall veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke eindafrekening en bruto/netto-specificaties. In het tegenverzoek van GeriCall om de bedrijfseigendommen terug te vorderen, werd de werknemer veroordeeld om deze binnen een week terug te geven. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
CdW/cd
Zaak-/rolnr.: 9415522 RP VERZ 21-50540
11 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. C.G. Mensink,
tegen
de besloten vennootschap C-Bridge B.V., t.h.o.d.n. GeriCall,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.M.G. Aalten.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [de werknemer] ” en “GeriCall”.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 31 augustus 2021, het verweerschrift en de in het geding gebrachte producties.
1.2.
Op 13 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Verschenen zijn [de werknemer] in persoon, bijgestaan door mr. C.G. Mensink, en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] namens GeriCall, bijgestaan door mr. J.M.G. Aalten. Daarbij heeft mr. Mensink spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Deze aantekeningen bevinden zich in het griffiedossier.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[de werknemer] , geboren op [geboortedag] 1975, is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij GeriCall op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die per 31 december 2020 van rechtswege zou aflopen. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is verlengd met ingang van 1 januari 2021 en eindigend op 30 juni 2021. De laatste functie die [de werknemer] vervulde, is die van “ [functie] ”, met een salaris van € 4.555,00 bruto (exclusief vakantiegeld en dertiende maand) op basis van een werkweek van 40 uur.
2.2.
Op 28 mei 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heren [naam] ( [functie] van GeriCall, hierna te noemen: [naam] ) en [betrokkene 2] ( [functie] , hierna te noemen: [betrokkene 2] ) enerzijds en [de werknemer] anderzijds, waarin is gesproken over een verlenging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
2.3.
Op 31 mei 2021 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [naam] en [betrokkene 2] enerzijds en [de werknemer] anderzijds. [de werknemer] heeft dit gesprek (heimelijk) opgenomen. In het transcript van dit gesprek staat, voor zover van belang, het volgende:
“ [naam] : We gaan starten. Vorige week hebben wij een gesprek gehad [de werknemer] , over jouw nieuwe contract en daar was [betrokkene 2] bij aanwezig. Misschien kan jij [betrokkene 2] nog even samenvatten hoe dat gesprek verliep
[betrokkene 2] : Volgens mij was het een prima gesprek, dat we het over ambities hebben gehad, toffe kerel. Volgens mij werkt de planning goed. De enige feedback die we hebben gegeven ging over continuïteit en stabiliteit”
2.4.
Bij e-mail van 31 mei 2021 schrijft [naam] , voor zover relevant, het volgende aan [de werknemer] :
“Beste [de werknemer] ,
Helaas moeten wij constateren dat ons gesprek niet naar tevredenheid is gelopen terwijl we wel gehoopt hadden op een opening. Bij deze eindigt je arbeidsovereenkomst dus op 30 juni 2021. Hierbij geef ik aan dat het contract niet verlengd zal worden. We willen graag met je in gesprek over de verdere afhandelingen. (…)”

3.Het verzoek

3.1.
[de werknemer] verzoekt - na vermindering van het verzoek ter terechtzitting - bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 63.587,80 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, zijnde een (gefixeerde) schadevergoeding c.q. billijke vergoeding;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 1.766,33 bruto, zijnde een transitievergoeding;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 3.174,66 netto ter zake van het ten onrechte verrekende voorschot;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 480,00 netto, zijnde een thuiswerkvergoeding;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 310,99 netto, zijnde de schade die [de werknemer] lijdt met betrekking tot de printcartridges;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 1.642,50 bruto ter zake van de door [de werknemer] gemaakte overuren;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 17.021,55 bruto ter zake van de bereikbaarheidsvergoeding;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een bedrag ad € 260,70 netto alsmede € 214,83 netto ter zake van de mobiele telefoonkosten;
GeriCall te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen een wettelijke verhoging ad
€ 10.919,36 bruto alsmede een wettelijke verhoging ad € 1.587,33 netto;
GeriCall te veroordelen om binnen 10 dagen na de beschikking aan [de werknemer] af te geven een deugdelijke eindafrekening, alsmede deugdelijke bruto/netto-specificaties van de betalingen onder i., ii., iii., iv., vi., vii. en ix, op straffe van een dwangsom ad € 250,00 per dag of deel van een dag dat GeriCall in gebreke blijft deze stukken aan [de werknemer] af te geven;
GeriCall te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan dit verzoek heeft [de werknemer] het volgende ten grondslag gelegd. GeriCall heeft [de werknemer] op 28 mei 2021 mondeling aangeboden om per 1 juli 2021 de arbeidsovereenkomst te verlengen voor de duur van één jaar. Dit aanbod heeft [de werknemer] direct aanvaard, zodat er tussen partijen een derde arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Nu de derde arbeidsovereenkomst onregelmatig door GeriCall is opgezegd en er geen mogelijkheid voor GeriCall was om de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen, is zij gehouden een vergoeding aan [de werknemer] te betalen die gelijk is aan de omvang van het salaris dat [de werknemer] zou hebben genoten tot 1 juli 2022. Dit komt neer op een bedrag van € 63.587,80 bruto. Alternatief verzoekt [de werknemer] veroordeling van GeriCall om op basis van voormelde feiten en omstandigheden een billijke vergoeding ad € 63.587,80 bruto aan [de werknemer] te betalen ex artikel 7:681 lid 1 BW. [de werknemer] is van 1 juli 2020 tot 1 juli 2021 in dienst geweest bij GeriCall. Aangezien de arbeidsovereenkomst op initiatief van GeriCall is geëindigd, is zij op grond van artikel 7:673 lid 1 BW de transitievergoeding ad € 1.766,33 bruto verschuldigd. Uit de salarisstrook van juni 2021 volgt dat er een inhouding van € 3.174,66 netto heeft plaatsgevonden ter zake van een vermeend aan [de werknemer] betaald voorschot. Een dergelijk voorschot heeft [de werknemer] echter niet ontvangen. Om die reden verzoekt [de werknemer] terugbetaling van voormeld bedrag. Daarnaast verzoekt [de werknemer] veroordeling van GeriCall tot het betalen van een thuiswerkvergoeding van € 2,00 voor elke dag dat [de werknemer] thuis heeft gewerkt. In totaal heeft [de werknemer] 240 dagen thuis gewerkt (van 29 september 2020 tot het einde van het dienstverband), hetgeen resulteert in een thuiswerkvergoeding ad € 480,00 netto. Verder heeft [de werknemer] eigen printercartidges gebruikt tijdens het thuiswerken, ten behoeve van GeriCall. GeriCall heeft toegezegd dat zij nieuwe printercartridges aan [de werknemer] zou leveren. Daarmee is GeriCall echter, ondanks aandringen, in gebreke gebleven. Als gevolg van dit verzuim heeft [de werknemer] schade geleden. Deze schade is begroot op € 310,99 en dit bedrag dient door GeriCall te worden vergoed. Gedurende het dienstverband heeft [de werknemer] 62,5 overuren gewerkt die niet zijn uitbetaald door GeriCall. [de werknemer] heeft dan ook van GeriCall te vorderen een bedrag van € 1.642,50 bruto. Ook maakt [de werknemer] aanspraak op een bereikbaarheidsvergoeding over de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021. In deze periode is [de werknemer] in totaal 2.639 uren beschikbaar geweest. Over de omvang van de vergoeding per uur hebben partijen geen overeenstemming bereikt, zodat de omvang ervan redelijk moet zijn. [de werknemer] meent dat het redelijk is om aan te sluiten bij de bereikbaarheidsvergoeding die de artsen van GeriCall ontvangen, te weten € 6,45 bruto per uur. In dat kader verzoekt [de werknemer] veroordeling van GeriCall om een bedrag van € 17.021,55 bruto aan [de werknemer] te betalen. Met betrekking tot de mobiele telefoonkosten heeft te gelden dat [de werknemer] werd geacht zijn privételefoon en privételefoonnummer te gebruiken. GeriCall heeft onrechtmatig gehandeld door [de werknemer] geen vergoeding te bieden voor het gebruik van zijn privételefoon en privételefoonnummer. [de werknemer] betaalt maandelijks € 43,45 voor zijn mobiele abonnement. [de werknemer] vindt het redelijk dat hiervan 50% door GeriCall wordt vergoed, nu deze kosten ook ten behoeve van GeriCall zijn gemaakt. Per saldo dient GeriCall derhalve aan [de werknemer] te vergoeden een bedrag van € 260,70 netto. Daarnaast diende [de werknemer] zijn eigen mobiele telefoon te gebruiken. De aanschafwaarde van dit toestel was € 1.289,00. Gebruikelijk is om een telefoontoestel in twee jaar af te schrijven. Als er vanuit wordt gegaan dat een dergelijk toestel in drie jaar wordt afgeschreven en van die drie jaar één jaar bij helft voor rekening van GeriCall komt, dan is het redelijk dat een bedrag van € 214,83 netto door GeriCall wordt vergoed. Voorts heeft [de werknemer] geen deugdelijke eindafrekening ontvangen, als gevolg waarvan hij niet heeft kunnen controleren of alle door GeriCall gedane uitbetalingen correct zijn. Tot slot verzoekt [de werknemer] veroordeling van GeriCall om op grond van artikel 7:625 BW, voor al het door GeriCall na te betalen salaris, de wettelijke verhoging ad 50% te voldoen. Het totaal aan wettelijke verhoging bedraagt € 10.919,36 bruto en
€ 1.587,33 netto.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
GeriCall heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt - samengevat - het volgende. Er is geen sprake van een onregelmatige opzegging. De arbeidsovereenkomst is regelmatig en rechtsgeldig opgezegd tegen 1 juli 2021. [de werknemer] kan derhalve geen aanspraak maken op een gefixeerde schadevergoeding. Er is ook geen sprake van ernstig verwijtbaar gedrag aan de zijde van GeriCall, op grond waarvan zij gehouden zou zijn om een billijke vergoeding aan [de werknemer] te betalen. Voorts is GeriCall geen transitievergoeding aan [de werknemer] verschuldigd, omdat [de werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag door 65 overuren te claimen die niet zijn gemaakt en door gedurende zijn twee arbeidsovereenkomsten veel minder uren te werken, zonder dat hij daarvoor vakantiedagen heeft opgenomen. Hoewel [de werknemer] op basis van zijn contracturen 2.008 uren had moeten werken, heeft hij slechts 394 uur gewerkt. In totaal heeft [de werknemer] vanaf 1 juli 2020 tot 1 juli 2021 48 uur opgenomen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat [de werknemer] 1.566 uur niet heeft gewerkt, terwijl hij deze uren wel uitbetaald heeft gekregen. [de werknemer] heeft een bedrag van € 48.154,50 dus onterecht ontvangen. Het is niet juist dat een bedrag van € 3.174,66 netto is ingehouden en verrekend met een vermeend voorschot aan [de werknemer] . GeriCall heeft het salaris van [de werknemer] altijd uitbetaald. Het enige dat GeriCall nog niet heeft betaald is het vakantiegeld en de uitbetaling van de door [de werknemer] opgegeven resterende vakantiedagen van in totaal € 3.174,66. [de werknemer] maakt niet langer aanspraak op betaling van dit bedrag, omdat hij 1.566 uur niet heeft gewerkt. [de werknemer] dient de ten onrechte niet gewerkte uren, maar wel betaalde uren, terug te betalen. Eventuele overuren zijn verdisconteerd in het hoge salaris van [de werknemer] . Er zijn geen afspraken gemaakt over een thuiswerkvergoeding. [de werknemer] vordert ten onrechte dat GeriCall aan hem de kosten van een printercartidge betaalt. De gehele administratie verloopt volledig digitaal, dus er wordt niet geprint. Voor zijn werkzaamheden had [de werknemer] geen printer nodig. Daarnaast heeft [de werknemer] geen factuur voor een printercartidge gedeclareerd, waaruit blijkt dat hij kosten heeft gemaakt. Tussen partijen zijn geen afspraken gemaakt over een bereikbaarheidsvergoeding. Bij het aannemen van [de werknemer] is aangegeven dat hij zelf op eigen kosten dient zorg te dragen voor een telefoon en een abonnement. Tot aan het indienen van het verzoekschrift heeft [de werknemer] daar geen probleem van gemaakt. GeriCall is niet gehouden om een eindafrekening aan [de werknemer] te verstrekken, aangezien [de werknemer] - gelet op het voorgaande - niets van GeriCall te vorderen heeft. Nu blijkt dat [de werknemer] geen aanspraak maakt op vakantiegeld en uitbetaling van de resterende vakantiedagen, moet het verzoek tot betaling van de wettelijke verhoging worden afgewezen.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door GeriCall verzocht [de werknemer] te veroordelen om binnen 3 dagen na de beschikking de bedrijfseigendommen (een monitor van het merk LG, een Apple MacBook Pro en een Apple muis en toetsenbord) aan GeriCall terug te geven, op straffe van een dwangsom ad € 250,00 per dag of deel van een dag dat [de werknemer] daarmee in gebreke blijft. Aan dit verzoek legt GeriCall ten grondslag dat [de werknemer] , hoewel de arbeidsovereenkomst is geëindigd, tot op heden heeft geweigerd deze bedrijfseigendommen in te leveren.
5. De beoordeling
in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [de werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging dan wel een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is aan de orde de vraag of GeriCall moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en overige geldvorderingen.
5.2.
[de werknemer] heeft het verzoek om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook het verzoek met betrekking tot de transitievergoeding is tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Gefixeerde schadevergoeding c.q. billijke vergoeding
5.3.
[de werknemer] heeft betaling verzocht van € 63.587,80 bruto aan gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 4 BW. Volgens [de werknemer] is tussen partijen een derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen, die GeriCall niet tussentijds mocht opzeggen.
5.4.
Artikel 6:127 lid 1 BW bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Daarbij is van belang dat aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk plaats hoeven te vinden, zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in één of meer gedragingen. Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van dat wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Beslissend is niet of partijen nog in onderhandeling zijn over één of meer openstaande punten, maar of over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming is bereikt. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2001 (ECLI:NL:HR:2001:A9771) volgt dat het antwoord op de vraag wat de essentialia van een overeenkomst zijn, afhangt van de bedoeling van partijen, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval.
5.5.
Gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv rust op [de werknemer] de stelplicht aangaande zijn standpunt dat een derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. Dit betekent dat het aan [de werknemer] is om feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel kunnen dragen dat aanbod en aanvaarding hebben plaatsgevonden met betrekking tot de essentialia van de arbeidsovereenkomst. Aan zijn stelplicht heeft [de werknemer] echter niet voldaan. De stelling van [de werknemer] dat GeriCall op 28 mei 2021 het aanbod heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden met een jaar te verlengen, dat door [de werknemer] direct is aanvaard, is onvoldoende onderbouwd nu GeriCall betwist een dergelijk aanbod te hebben gedaan. Daarbij heeft GeriCall erop gewezen dat het gesprek op 28 mei 2021, waarin is gesproken over een mogelijke verlenging van de arbeidsovereenkomst, is beëindigd omdat over het salaris nog geen overeenstemming was bereikt. Voor het overige heeft [de werknemer] onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou blijken dat partijen over de hoofdlijnen en essentialia van de arbeidsovereenkomst een akkoord hebben bereikt. Dat [naam] tijdens het gesprek op 31 mei 2021 heeft gesproken over “de nieuwe arbeidsovereenkomst van [de werknemer] ” is in ieder geval onvoldoende om de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst aan te nemen. Dit alles leidt tot het oordeel dat er geen derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. Het verzoek tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
Alternatief heeft [de werknemer] betaling verzocht van € 63.587,80 bruto aan billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 BW. Aan dit verzoek heeft [de werknemer] hetzelfde feitencomplex ten grondslag gelegd als aan het verzoek tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. In voormeld artikel staat dat als de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder dat de werknemer daarmee heeft ingestemd, de werknemer in zijn verzoek aan de kantonrechter een keuze kan maken: of hij verzoekt de vernietiging van de opzegging, of de toekenning van een billijke vergoeding. Hiervoor is geoordeeld dat tussen partijen geen derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. GeriCall heeft bij e-mail van 31 mei 2021 het einde van de tweede arbeidsovereenkomst tijdig aangezegd, zodat deze van rechtswege op 30 juni 2021 tot een eind is gekomen. Nu de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege is geëindigd en het dienstverband niet is voortgezet, doet een van de gronden voor toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW zich niet voor. Dit leidt ertoe dat het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding eveneens zal worden afgewezen.
Transitievergoeding
5.7.
[de werknemer] heeft ook verzocht GeriCall te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever niet is voortgezet. Aan beide voorwaarden is voldaan, zodat [de werknemer] in beginsel recht heeft op een transitievergoeding. Artikel 7:673 lid 7 onder c BW bepaalt dat de transitievergoeding niet is verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. GeriCall heeft, zo wordt begrepen, met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd.
5.8.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt (zie:
KamerstukkenII, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Uit de (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen en de overige passages uit de parlementaire geschiedenis, blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de voorbeelden die zijn gegeven in de parlementaire geschiedenis. De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is, dan wel behoort te zijn, van het onoorbare karakter van zijn handelen.
5.9.
Een dergelijke situatie doet zich hier echter niet voor. Dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst aan de kant van GeriCall zou zijn ingegeven door de omstandigheid dat [de werknemer] om uitbetaling van 65 overuren heeft verzocht, is gesteld noch gebleken. Los daarvan kwalificeert een dergelijke gedraging niet als ernstig verwijtbaar handelen, aangezien [de werknemer] recht meent te hebben op uitbetaling van die overuren. Voorts is de arbeidsovereenkomst door tijdsverloop van rechtswege geëindigd. Het standpunt dat [de werknemer] minder uren heeft gewerkt dan de uren die contractueel zijn overeengekomen heeft GeriCall pas ingenomen nadat [de werknemer] het onderhavige verzoekschrift heeft ingediend. Dat [de werknemer] minder zou hebben gewerkt dan de contractueel overeengekomen uren is derhalve niet de aanleiding geweest voor het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Een en ander betekent dat niet is komen vast te staan dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer] .
5.10.
Voor zover GeriCall heeft willen betogen dat het toekennen van een transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (vgl. artikel 7:673 lid 8 BW), heeft GeriCall onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die deze conclusie kunnen rechtvaardigen.
5.11.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat GeriCall de transitievergoeding aan [de werknemer] is verschuldigd. GeriCall heeft de hoogte van de door [de werknemer] berekende transitievergoeding, te weten: een bedrag van € 1.766,33 bruto, niet weersproken. Om die reden zal GeriCall worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Ingehouden voorschot
5.12.
Wat het verzochte bedrag van € 3.174,66 netto betreft, geldt het volgende. GeriCall ontkent niet dat zij dit bedrag verschuldigd is en onbetaald heeft gelaten. Het bedrag van
€ 3.174,66 heeft volgens GeriCall betrekking op het vakantiegeld en de uitbetaling van de door [de werknemer] opgegeven resterende vakantiedagen. GeriCall beroept zich echter op verrekening met de 1.566 uren die zij ten onrechte aan [de werknemer] heeft uitbetaald. Verrekening is een bevrijdend verweer, waarbij de stelplicht en bewijslast ingevolge artikel 150 Rv rusten op degene die zich erop beroept, in dit geval dus GeriCall.
5.13.
[de werknemer] heeft het bestaan van de vordering van GeriCall en de gestelde omvang ervan betwist. Volgens [de werknemer] is de vordering van GeriCall onvoldoende bepaalbaar en dus niet voor verrekening vatbaar. De inlogtijden die GeriCall in het geding heeft gebracht zeggen immers niets over de door [de werknemer] gewerkte uren, aldus [de werknemer] .
5.14.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [de werknemer] , heeft GeriCall onvoldoende gesteld voor het oordeel dat de door haar toegepaste verrekening gerechtvaardigd zou zijn. Het enkel overleggen van een overzicht van de door [de werknemer] verrichte acties is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende voor de gevolgtrekking dat [de werknemer] 1.566 uren niet heeft gewerkt en deze uren zodoende ten onrechte betaald heeft gekregen. Nu een nadere toelichting ontbreekt, kan niet worden vastgesteld of GeriCall gerechtigd was om het bedrag van € 3.174,66 netto te verrekenen met de uren die ten onrechte zouden zijn uitbetaald.
5.15.
De conclusie is dat het verweer van GeriCall tegen het verzochte bedrag van
€ 3.174,66 netto faalt. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. Nu voormeld bedrag niet tijdig is voldaan (en dit toerekenbaar is aan GeriCall), heeft [de werknemer] tevens recht op een bedrag aan wettelijke verhoging. De wettelijke verhoging over het bedrag van € 3.174,66 netto zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat aanleiding wordt gezien om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Daarbij weegt mee dat GeriCall niet zomaar, zonder enige reden is overgegaan tot het niet betalen van voormeld bedrag. Zij meende hier op grond van verrekening toe te zijn gerechtigd. Ook is van belang dat GeriCall heeft aangevoerd dat zij het uitbetalen het bedrag van € 3.174,66 netto in eerste instantie heeft uitgesteld, omdat [de werknemer] heeft nagelaten om de bedrijfseigendommen in te leveren, hetgeen door [de werknemer] niet is weersproken.
Thuiswerkvergoeding
5.16.
Vastgesteld wordt dat in de arbeidsovereenkomst geen bepaling is opgenomen waaruit volgt dat [de werknemer] recht heeft op een thuiswerkvergoeding. Gesteld, noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat [de werknemer] een thuiswerkvergoeding zou ontvangen. GeriCall heeft onweersproken gesteld dat haar werknemers geen recht hebben op een thuiswerkvergoeding. Het verzoek tot betaling van het bedrag van € 480,00 netto zal dan ook worden afgewezen, nu daarvoor een juridische grondslag ontbreekt.
Printercartridge
5.17.
Anders dan [de werknemer] stelt, is niet gebleken dat partijen hebben afgesproken dat GeriCall nieuwe printercartidges aan [de werknemer] zou leveren. Het verzoek tot betaling van een bedrag van € 310,99 mist derhalve een juridische grondslag en zal worden afgewezen.
Overuren
5.18.
Voorts heeft [de werknemer] uitbetaling van 62,5 overuren verzocht. Vastgesteld wordt dat in de arbeidsovereenkomst geen bepaling is opgenomen over de vergoeding van overuren. Wanneer een dergelijke bepaling ontbreekt, is volgens de Hoge Raad slechts plaats voor een overwerkvergoeding op grond van artikel 7:611 BW indien ten minste komt vast te staan dat GeriCall het overwerk aan [de werknemer] heeft opgedragen of dat uit de omstandigheden van het geval blijkt dat GeriCall met het overwerk heeft ingestemd (vgl. HR 6 maart 1998,
NJ1998, 527). [de werknemer] heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende concreet gemaakt en onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat GeriCall het overwerk aan [de werknemer] heeft opgedragen dan wel dat GeriCall (steeds) met het overwerk heeft ingestemd. Daarnaast heeft [de werknemer] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat GeriCall gedurende het dienstverband wist of behoorde te weten dat hij (aanzienlijke) overuren maakte en ook aanspraak maakte op vergoeding van die overuren. Volgens GeriCall zijn eventuele overuren verdisconteerd in het hoge salaris van [de werknemer] , net zoals dat bij het overige kantoorpersoneel het geval is, hetgeen door [de werknemer] onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Er bestaat derhalve geen aanleiding tot het toekennen van een overwerkvergoeding. Het verzoek op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
Bereikbaarheidsvergoeding
5.19.
[de werknemer] stelt dat hij recht heeft op een vergoeding voor het draaien van zogeheten back-uptreindiensten (in de woorden van [de werknemer] : een “bereikbaarheidsvergoeding”). Ter toelichting stelt hij dat GeriCall heeft toegezegd om met ingang van 1 januari 2021 een bereikbaarheidsvergoeding aan [de werknemer] te betalen. Volgens [de werknemer] heeft GeriCall hem verzocht een voorstel in te dienen over de hoogte van een dergelijke vergoeding. Dit heeft [de werknemer] gedaan. Het voorstel van [de werknemer] hield in dat hij per uur bereikbaarheid een vergoeding zou ontvangen gelijk aan de vergoeding die de artsen ontvangen voor bereikbaarheidsdiensten, te weten € 6,45 bruto. GeriCall heeft, ondanks haar toezegging en het voorstel van [de werknemer] , nooit een bereikbaarheidsvergoeding aan [de werknemer] uitgekeerd.
5.20.
GeriCall betwist dat zij een bereikbaarheidsvergoeding aan [de werknemer] is verschuldigd. Daarbij maakt GeriCall, zo wordt begrepen, onderscheid tussen back-uptreindiensten en reguliere bereikbaarheidsdiensten. Back-uptreindiensten houden in dat het kantoorpersoneel buiten kantooruren bereikbaar moet zijn voor het geval dat een zorginstelling belt met een medische vraag. In dat geval neemt het kantoorpersoneel contact op met de betreffende arts, met het verzoek om de zorginstelling terug te bellen. Ter zitting heeft GeriCall toegelicht dat zij slechts aan [de werknemer] heeft aangegeven dat het toekennen van een vergoeding voor het verrichten van back-uptreindiensten redelijk is. Uiteindelijk heeft GeriCall besloten om de back-uptreindiensten vanaf 1 januari 2021 door één medewerker te laten doen, die daar speciaal voor is aangenomen. Wat betreft de reguliere bereikbaarheidsdiensten, wordt [de werknemer] uit hoofde van zijn functie geacht bereikbaar te zijn voor zorginstellingen wanneer blijkt dat er fouten zijn gemaakt in de planning. Daarnaast komt het sporadisch voor dat een arts zich in de ochtend van een weekend ziek meldt. In een dergelijk geval dienen de planners met spoed een andere arts in te plannen. Voor fouten in de planning zijn de planners zelf verantwoordelijk, ook wanneer één van de planners een fout maakt. Het komt gemiddeld twee keer per week voor dat een zorginstelling buiten kantooruren belt wegens een fout in de planning. Het feit dat artsen betaald krijgen voor hun bereikbaarheidsdienst is van een andere orde. Zij hebben een nul-urencontract en worden betaald per bereikbaarheidsdienst en per consult. Dit is hun verdienmodel en contractueel overeengekomen met de artsen. [de werknemer] kreeg daarentegen - in plaats van een bereikbaarheidsvergoeding - maandelijks een hoog vast salaris, aldus GeriCall.
5.21.
[de werknemer] heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting van GeriCall, onvoldoende gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat hij recht heeft op een vergoeding voor het draaien van back-uptreindiensten en reguliere beschikbaarheidsdiensten. Zo heeft [de werknemer] onvoldoende onderbouwd dat partijen concrete afspraken hebben gemaakt over de betaling van een bereikbaarheidsvergoeding en dat een dergelijke vergoeding naast het salaris van [de werknemer] zou worden uitgekeerd. Daar komt bij dat [de werknemer] niet gemotiveerd heeft weersproken dat hij in plaats van een bereikbaarheidsvergoeding maandelijks een hoog vast salaris ontvangt. Een en ander betekent dat het verzoek tot betaling van het bedrag van
€ 17.021,55 bruto als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
Mobiele-telefoonkosten
5.22.
[de werknemer] heeft gesteld dat GeriCall onrechtmatig heeft gehandeld door [de werknemer] geen vergoeding te bieden voor het gebruik van zijn privételefoon en privénummer, terwijl zijn collega’s een dergelijke vergoeding wel ontvangen. Om die reden heeft [de werknemer] een bedrag van € 475,53 netto verzocht. GeriCall heeft betwist dat zij onrechtmatig jegens [de werknemer] heeft gehandeld. Bij het aannemen van [de werknemer] is aangegeven dat hij zelf op eigen kosten dient zorg te dragen voor een telefoon en abonnement, aldus GeriCall.
5.23.
Voor zover [de werknemer] het verzochte bedrag van € 475,53 netto heeft gebaseerd op onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW, geldt het volgende. Voor toewijsbaarheid van het verzoek tot betaling van een schadebedrag is vereist dat er wordt gesteld en onderbouwd dat er sprake is van een onrechtmatige daad door GeriCall jegens [de werknemer] met alle daarbij horende vereisten. Het had dan ook op de weg van [de werknemer] gelegen, gezien de gemotiveerde weerspreking door GeriCall, om het verzoek te onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden, en eventueel stukken, waaruit blijkt dat er sprake is van een onrechtmatige daad en voorts dat [de werknemer] als gevolg daarvan schade heeft geleden. Dit heeft [de werknemer] echter niet gedaan. Gelet hierop, en het feit dat [de werknemer] geen andere juridische grondslag heeft gesteld op grond waarvan hij wél aanspraak kan maken op een vergoeding voor het gebruik van zijn privételefoon en privénummer, zal het verzoek tot betaling van het bedrag van € 214,83 netto als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Eindafrekening en bruto/netto-specificaties
5.24.
[de werknemer] stelt dat hij geen deugdelijke eindafrekening heeft ontvangen. GeriCall heeft deze stelling niet, of althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De verzochte verstrekking van een deugdelijke eindafrekening zal daarom worden toegewezen, nu artikel 7:626 lid 1 BW GeriCall daartoe verplicht. Op grond van dit artikel is GeriCall tevens gehouden om deugdelijke bruto/netto-specificaties van de aan [de werknemer] te verrichten betalingen te verstrekken. Het verzoek daartoe zal om die reden eveneens worden toegewezen. Aan GeriCall zal in redelijkheid een termijn van een maand worden gegund om bedoelde eindafrekening en bruto/netto-specificaties te verstrekken. De door [de werknemer] verzochte dwangsom zal worden toegewezen als hierna te melden.
in de zaak van het tegenverzoek
5.25.
[de werknemer] heeft ter zitting erkend bedrijfseigendommen van GeriCall (te weten: een monitor van het merk LG, een Apple MacBook Pro en een Apple muis en toetsenbord) in zijn bezit te hebben en deze nog niet ingeleverd te hebben. Nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, dient [de werknemer] deze bedrijfseigendommen aan GeriCall te retourneren. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat hem in redelijkheid een termijn van een week wordt gegund. De door GeriCall verzochte dwangsom zal echter worden afgewezen, omdat [de werknemer] ter zitting de bereidheid heeft verklaard om de bedrijfseigendommen aan GeriCall te retourneren en op dit moment geen aanleiding bestaat om te denken dat [de werknemer] hieraan niet zal voldoen.
Proceskosten in het verzoek en het tegenverzoek
5.26.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zal worden bepaald dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
veroordeelt GeriCall om aan [de werknemer] te betalen een bedrag van € 1.766,33 bruto aan transitievergoeding;
6.2.
veroordeelt GeriCall om aan [de werknemer] te betalen een bedrag van € 3.174,66 netto;
6.3.
veroordeelt GeriCall om aan [de werknemer] te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 10% over het bruto equivalent van € 3.174,66 netto;
6.4.
veroordeelt GeriCall om binnen een maand na de beschikking een deugdelijke eindafrekening, alsmede deugdelijke bruto/netto-specificaties van de onder 6.1 tot en met 6.3 genoemde betalingen aan [de werknemer] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of deel van een dag dat zij in gebreke blijft deze stukken aan [de werknemer] af te geven, tot een maximum van € 5.000,00;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
in de zaak van het tegenverzoek
6.8.
veroordeelt [de werknemer] tot teruggave van de bedrijfseigendommen van GeriCall (te weten: een monitor van het merk LG, een Apple MacBook Pro en een Apple muis en toetsenbord) binnen een week na de beschikking;
6.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. L.C. Heuveling van Beek en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2022.