ECLI:NL:RBDHA:2022:4713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
NL22.7925
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Tunesië in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De eiser, die op 7 februari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd kreeg, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere uitspraak op 7 maart 2022. De toetsing in deze procedure richtte zich dan ook op de rechtmatigheid van de maatregel sinds dat moment.

De rechtbank overweegt dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er geen concreet zicht op uitzetting naar Tunesië bestaat. De Tunesische autoriteiten hebben aangegeven bereid te zijn om een laissez-passer af te geven zodra de vreemdeling geïdentificeerd is. De rechtbank wijst erop dat de eiser, ondanks zijn medewerkingsplicht, geen identificerende documenten heeft overgelegd en dat hij bij de Belgische autoriteiten een alias heeft opgegeven. De rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat het laissez-passertraject nog loopt, niet voldoende is om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.7925

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 februari 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 12 mei 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2041, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat uit de voortgangsgegevens onvoldoende blijkt dat kan worden gesproken van een concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië. Daarbij stelt hij dat niet duidelijk is onder welke omstandigheden door de Tunesische autoriteiten laissez-passers worden afgegeven.
5. Uit het verweerschrift blijkt dat de Tunesische autoriteiten bereid zijn om over te gaan tot afgifte van een laissez-passer zodra een vreemdeling geïdentificeerd is. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele omstandigheid dat het laissez-passertraject ten aanzien van eiser met ingang van 15 februari 2022 nog steeds loopt, onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting bestaat. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder voor het proces van identificatie van eiser afhankelijk is van de Tunesische autoriteiten, aangezien eiser in weerwil van de op hem rustende medewerkingsplicht geen medewerking verleent. Zo heeft eiser tijdens zijn gehoor op 18 oktober 2020 verklaard in het bezit te zijn van een nationaliteitsverklaring en een uittreksel uit het bevolkingsregister, terwijl hij tot op heden geen enkel identificerend document heeft overgelegd. Daarnaast is gebleken dat eiser bij de Belgische autoriteiten een alias heeft opgegeven. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens het verweerschrift de afgelopen jaren diverse laissez-passers zijn afgegeven door de autoriteiten van Tunesië en diverse vreemdelingen zijn uitgezet. In 2022 heeft nog geen uitzetting plaatsgevonden, maar dit is te wijten aan het weigeren van de coronatest door de vreemdeling, dan wel het niet meer beschikbaar zijn van de vreemdeling.
6. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.