Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1], te [plaats 1] Noord-Ierland,,
[gedaagde 2], te [plaats 2],
[gedaagde 3], te [plaats 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 juli 2021, met producties 1 tot en met 43;
- de herstelexploten van 3 december 2021, tegen de eerste rolzitting van 16 februari 2022;
- de rolbeslissing van 16 februari 2022, waarin tegen gedaagden sub 2 en 3 verstek is verleend;
- het bericht van eiseres van 23 maart 2022, waarbij een certificaat van betekening ten aanzien van gedaagde 1 is overgelegd;
- de rolbeslissing van 30 maart 2022, waarin tegen gedaagde sub 1 verstek is verleend.
2.De beoordeling
bis-Verordening) wordt de rechtsmacht van de aangezochte rechter in dit geval bepaald door de bevoegdheidsregels van de betreffende lidstaat. De bevoegdheid van de rechtbank wordt aldus getoetst aan de hand van de betreffende bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
(journalist/Dahabshiil Transfer Services Ltd.)) overwogen dat in geschillen waarin het gaat om de gestelde onrechtmatigheid van de plaatsing van diffamerende mededelingen op websites, het recht wordt toegepast van het land waar het centrum van de belangen van het slachtoffer zich bevindt. Het centrum van de belangen van eiseres bevindt zich in Bodegraven Reeuwijk, zodat Nederlands recht van toepassing is.
€ 2.491(1,0 punt × tarief VI)