ECLI:NL:RBDHA:2022:4612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/09/602078 / HA ZA 20-1071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en ontbinding van overeenkomst tussen tulpenveredelaar en coöperatie met betrekking tot tulpenrassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de eiseres, FLOWERBULBS V.O.F., en de gedaagde, COÖPERATIEVE KWEKERSVERENIGING DUTCH TULIP SELECTIONS U.A. (DTS). De zaak betreft een geschil over de uitleg van een overeenkomst tussen de partijen met betrekking tot de exploitatie van door de eiseres veredelde tulpenrassen. De eiseres vorderde onder andere schadevergoeding en nakoming van de overeenkomst, terwijl DTS in reconventie stelde dat de eiseres toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres tekort is geschoten in haar informatieverplichtingen en in de zorg voor de tulpen, met name door onkruidgroei en gebrekkige administratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze tekortkomingen niet voldoende zijn voor een volledige ontbinding van de overeenkomst, maar heeft wel een gedeeltelijke ontbinding uitgesproken per 12 juni 2020. De rechtbank heeft DTS veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan de eiseres, terwijl de vorderingen van de eiseres in reconventie grotendeels zijn afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een samenwerkingsovereenkomst en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/602078 / HA ZA 20-1071
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
[eiseres] FLOWERBULBS V.O.F., te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S. Jansen te Alkmaar,
tegen
COÖPERATIEVE KWEKERSVERENIGING DUTCH TULIP SELECTIONS U.A.,
te Lisse,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y.A. Rampersad te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en DTS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 oktober 2020, met producties 1 tot en met 31;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 32 tot en met 43;
  • het tussenvonnis van 12 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte wijziging van eis in conventie van 12 januari 2022, met producties 44 tot en met 64;
  • de akte uitlaten tevens wijziging van eis in reconventie van 21 februari 2022, met producties 21 tot en met 42;
  • de akte wijziging van eis in conventie van 21 februari 2022, met producties 65 tot en met 68;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 februari 2022.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het proces-verbaal te reageren voor zover het opmerkingen van feitelijke aard betreft. Bij brief van 10 maart 2022 heeft [eiseres] een aantal opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt. DTS heeft dat bij brief van 14 maart 2022 gedaan. Het proces-verbaal wordt gelezen met inachtneming van deze opmerkingen.
1.3.
De vonnisdatum is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] exploiteert een tulpenveredelingsbedrijf. De heer [vennoot 1] en zijn zonen de heren [vennoot 2] en [vennoot 3] zijn vennoten in [eiseres] .
2.2.
DTS is opgericht op 19 februari 2015 en heeft sinds de oprichting de volgende leden:
  • [eiseres]
  • [naam 1] Bloemen B.V.
  • Rainbow Colors B.V.
  • Ronico B.V.
  • VOF [naam 2]
  • VOF [naam 3]
2.3.
Uit de aan de oprichting voorafgaande notulen van 12 maart 2014 blijkt dat DTS is opgericht met de volgende intenties:
“A. Partijen willen niet meer overgeleverd zijn aan de markt van ‘nieuwe’ tulpencultivars. In die markt zijn tulpen Rassen te koop voor veel geld met daarbij nog hoge royalty’s. (…)
B. Partijen willen eigenaar worden van een eigen veredelingskraam (…)
D. Veredelaar is voornemens de Rassen, die de Veredelaar thans in (gedeeld) beheer en exploitatie heeft en in de toekomst nog op de markt zal brengen, in te brengen in de nog op te richten coöperatieve vereniging;
E. Partijen zijn voornemens een coöperatieve vereniging op te richten die op zal treden als Licentiegever van de Rassen. (…)
H. Veredelaar is voornemens ieder boekjaar plus minus 50 Rassen te leveren aan Licentiegever.”
2.4.
De Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale U.A. (CNB) is een marktplaats voor de handel in, onder meer, bloembollen. Zij is bij de oprichting van DTS en het tot stand komen van de hierna beschreven Overeenkomst betrokken geweest en zou de exclusieve bemiddelaar voor de handel in de uit de Overeenkomst voortvloeiende bloembollen zijn.
2.5.
Op 6 februari 2015 hebben [eiseres] en DTS een overeenkomst gesloten omtrent de exploitatie van door [eiseres] veredelde tulpenrassen (hierna: de Overeenkomst). Hierin is onder meer het volgende opgenomen, waarbij [eiseres] als ‘Veredelaar’ is aangeduid:
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
Veredelaar een onderneming betreft die zich bezighoudt met het veredelen van nieuwe tulpenrassen;
Veredelaar voor haar veredelingsdoeleinden in de loop der jaren een Tulpenkraam heeft opgebouwd;
De Coöperatie een onderneming betreft met als doelstelling het testen, selecteren en exploiteren van nieuwe kwekersrechtelijk te beschermen tulpenrassen;
CNB een onderneming betreft die advies- en bemiddelingsdiensten verleent aan partijen in met name de bloembollensector;
Veredelaar te kennen heeft gegeven dat hij de Tulpenkraam wenst te exploiteren in exclusieve samenwerking met de Coöperatie en CNB;
Door Veredelaar aan de Coöperatie in dat kader een exclusieve licentie is verstrekt onder de hierna omschreven voorwaarden;
Partijen overeenstemming hebben bereikt en hun afspraken als volgt wensen vast te leggen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1.
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
“Tulpenkraam” het (uitgangs)materiaal als genoemd en omschreven in Bijlage 1 van deze overeenkomst;
“Ras/Rassen” de soorten die voortkomen uit de Tulpenkraam en zijn geselecteerd door de Coöperatie en opgenomen in Bijlage 2 van deze overeenkomst; (…)
2.
Object
2.1
Veredelaar verleent aan de Coöperatie het exclusieve licentierecht tot exploitatie van de Tulpenkraam welk recht de Coöperatie bij deze aanvaardt.
2.2
De Tulpenkraam blijft eigendom van Veredelaar die zijn veredelingswerkzaamheden voor eigen rekening en risico en op eigen kosten maar exclusief voor de Coöperatie zal (blijven) verrichten. Veredelaar zal daarbij handelen zoals ‘een goed veredelaar betaamt’ en zich ten behoeve van Coöperatie maximaal inspannen teneinde een optimaal (veredelings)resultaat te realiseren. Veredelaar houdt de Coöperatie zeker vier keer per jaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten en verder zo veel als de Coöperatie dat wenselijk vindt.
2.3
De Coöperatie zal voor eigen rekening en risico en op eigen kosten materiaal afkomstig uit de Tulpenkraam testen met als doel Rassen te selecteren voor exploitatie.
2.4
De Coöperatie heeft het exclusieve recht om gedurende de looptijd van deze overeenkomst uit de Tulpenkraam een onbeperkt aantal Rassen voor exploitatie te selecteren en indien zulks het geval is, draagt Veredelaar de eigendom van dat (uitgangs)materiaal om niet over aan de Coöperatie aan wie vervolgens de kwekersrechten (en/of merkrechten) zullen toekomen en welke rechten op naam van de Coöperatie of een door de Coöperatie aan te wijzen derde, in de daartoe bestemde registers zullen worden ingeschreven. De verdere (exploitatie)kosten zijn vanaf dat moment voor rekening en risico van de Coöperatie.
2.5
Indien de Coöperatie besluit een Ras niet te selecteren voor exploitatie of daarmee tussentijds niet door te gaan dan zal de Coöperatie dat Ras aanbieden aan Veredelaar. Veredelaar krijgt dan een termijn van maximaal 4 weken nadat de aanbieding hem schriftelijk is gedaan om te besluiten het Ras zelf in exploitatie te nemen. Besluit Veredelaar niet op de aanbieding in te gaan dan zal het Ras op kosten van de Coöperatie worden vernietigd. Besluit Veredelaar wel op de aanbieding in te gaan dan zal de Coöperatie het Ras om niet retour leveren aan Veredelaar die gerechtigd is het Ras op eigen kosten te exploiteren inclusief eventuele kwekersrechten (en/of merkrechten). Indien de Coöperatie nadien van mening is dat het Ras toch goede exploitatiemogelijkheden heeft, dan zal Veredelaar dit Ras inbrengen in de Coöperatie volgens de afspraken uit deze overeenkomst met het recht op een vergoeding van de Coöperatie van alle feitelijke kosten die Veredelaar tot dat moment heeft moeten maken.
3.
Vergoeding
3.1
De Coöperatie betaalt Veredelaar voor het exclusieve licentierecht en als vergoeding voor de veredelings- en testwerkzaamheden jaarlijks een bedrag van € 100.000,-- exclusief btw welk bedrag CNB in opdracht van Veredelaar in gelijke delen op de betaaldata 1 juli, 15 september en 1 november aan de Coöperatie zal factureren. Daarnaast heeft Veredelaar recht op een royaltyvergoeding voor een gedeelte van 1/3 van de jaarlijks door de Coöperatie daadwerkelijk ontvangen royalties ten aanzien van de Rassen die voortvloeien uit de samenwerking tussen Veredelaar en de Coöperatie. Deze component van de vergoeding zal door partijen nog nader worden uitgewerkt. (…)
5.
Duur, opzegging en beëindiging
5.1
Het exclusieve exploitatierecht als omschreven in artikel 2 van deze overeenkomst geldt voor de duur van 8 jaar, ingaande 6 maart 2014 en eindigend op 6 maart 2022. Tussentijdse opzegging (op neutrale gronden) is niet mogelijk. Indien partijen niet uiterlijk 6 maart 2020 schriftelijk jegens elkaar hebben aangegeven de overeenkomst per 6 maart 2022 te willen beëindigen loopt deze voor nog eens 8 jaar op dezelfde voorwaarden door.
5.2
Deze overeenkomst eindigt evenwel onmiddellijk van rechtswege indien of Veredelaar of de Coöperatie:
a.
In staat van faillissement wordt verklaard of aan één van hen surseance van betaling wordt verleend of ten aanzien van Veredelaar de Wet Schuldsanering voor Natuurlijke Personen op hem van toepassing wordt verklaard;
b.
Zijn of haar activiteiten onherroepelijk staakt en/of de onderneming wordt ontbonden;
c.
Enige voor hen uit deze overeenkomst voortspruitende verplichtingen niet nakomt binnen 30 dagen na een aangetekend schrijven van de andere partij, waarin deze tekortkoming wordt geconstateerd en deswege wordt aangekondigd, dat deze overeenkomst dan is beëindigd.
(…)
5.4
Bij beëindiging van deze overeenkomst op één van de gronden als genoemd in artikel 5.2 sub a. of sub b. aan de zijde van Veredelaar vervallen alle bij of krachtens deze overeenkomst aan Veredelaar toegekende of voortkomende rechten en bevoegdheden en heeft de Coöperatie het recht van eerste koop ten aanzien van de Tulpenkraam. In dat geval is Veredelaar gehouden de Tulpenkraam eerst aan te bieden aan de Coöperatie. Indien de Coöperatie het aanbod aanvaardt doch partijen geen overeenstemming bereiken omtrent de prijs binnen 4 weken na de aanvaarding, zal deze door drie deskundigen voor partijen bindend worden vastgesteld. Ieder der partijen zal één deskundige benoemen waarna deze twee deskundigen gezamenlijk een derde benoemen.”
2.6.
Tijdens de looptijd van de Overeenkomst zijn tussen partijen verschillen van inzicht ontstaan over de precieze inhoud en de wijze van uitvoering van de Overeenkomst. Mede hierdoor hebben partijen in de ALV van december 2019 besloten om de Overeenkomst niet voort te zetten na de einddatum van 6 maart 2022. Vervolgens is sprake geweest van verschillende geschilpunten tussen partijen over het (juiste) vervolg van de uitvoering of afwikkeling van de Overeenkomst. Op 13 juni 2020 heeft DTS haar betalingsverplichting richting [eiseres] opgeschort. Een en ander heeft er toe geleid dat [eiseres] in oktober 2020 de onderhavige bodemprocedure is gestart.
2.7.
Hangende deze bodemprocedure, heeft DTS [eiseres] in mei 2021 gedagvaard in kort geding. Op de zitting van 15 juli 2021 hebben partijen mondelinge afspraken gemaakt over de verdere afwikkeling van de Overeenkomst. Als onderdeel van deze overeenstemming heeft onder regie van twee partijdeskundigen een schouw plaatsgevonden op het terrein van [eiseres] . Daarnaast heeft DTS de opgeschorte vergoedingen voor de seizoenen 2019/2020 en 2020/2021 (tweemaal een bedrag van € 100.833,33) in depot gestort bij Het Zijper Notariskantoor (hierna: het Depot). Hiervan is volgens afspraak direct een bedrag van € 50.416,66, zijnde de helft van de vergoeding voor het seizoen 2019/2020, aan [eiseres] uitgekeerd. Omdat tussen partijen nog onduidelijkheid bestond over de verdere uitvoering van de afspraken, heeft op 10 augustus 2021 een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op deze zitting hebben partijen een regeling getroffen die is opgenomen in een proces-verbaal. Hierin is onder meer het volgende bepaald:
“1. [eiseres] zullen ervoor zorgdragen dat de bollen uiterlijk 31 augustus 2021 uit de grond zijn (…)
2. Zodra de bollen zijn verzameld zullen de twee partijdeskundigen (…) voor monsters van de door DTS te testen bollen zorgdragen. Een afspraak voor de datum daarvoor zal direct en zo spoedig mogelijk na het rooien worden gemaakt. Alle dan inmiddels gerooide bollen zijn voor monstername binnen de partijverhoudingen beschikbaar.
3. Op de dag dat betrokkenen in de schuur de bollen verzamelen voor DTS zal de tweede helft van termijn 1 (feitelijk 5/6e daarvan) door DTS aan [eiseres] worden betaald uit het bestaande depot. (…)
5. [eiseres] zal per omgaande een usb stick sturen aan DTS, waarop onder andere staan: foto’s van de landen en van de dit jaar gebroeide DTS soorten en excel-sheets met data van de gebroeide bollen.”
2.8.
Ook over de uitvoering van deze regeling is discussie ontstaan tussen partijen, reden waarom DTS [eiseres] opnieuw in kort geding heeft gedagvaard. Meer in het bijzonder was in geschil van welke soorten [eiseres] een testmonster moest afgeven aan DTS. Volgens DTS ging het om álle soorten, te weten de Plantlijst van [eiseres] en Bijlage 1 bij de Overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft bij mondeling vonnis van 29 augustus 2021, kort gezegd, overwogen dat [eiseres] op grond van de gemaakte afspraken monsters moet verstrekken van de soorten die zijn opgenomen op de meest recente versie van Bijlage 1 bij de Overeenkomst. Dit betreft de versie van 27 januari 2020 die beide partijen hebben ondertekend. De voorzieningenrechter overwoog verder dat hij het niet onaannemelijk achtte dat het aantal soorten ten aanzien van de start van de Overeenkomst door veredeling is afgenomen in plaats van toegenomen. De vorderingen van DTS zijn vervolgens afgewezen. DTS heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis.
2.9.
Er is door partijen vervolgens geen uitvoering meer gegeven – althans niet volledig – aan de gemaakte (schikkings)afspraken.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
DTS veroordeelt tot:
I. nakoming van de Overeenkomst;
XIV. het onthouden van elke handeling die inbreuk maakt of kan maken op de eigendom van [eiseres] op de Tulpenkraam, op straffe van een dwangsom;
betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat ten aanzien van misgelopen royalties wegens verwaarlozing van soorten door overige DTS leden, met veroordeling van DTS om reeds nu € 500.000 in het Depot te storten;
DTS veroordeelt tot betaling van een bedrag van:
II. € 100.883,33 ten aanzien van de vergoeding 2019/2020, te voldoen uit het Depot;
III. € 38.578,50 ten aanzien van voorgeschoten teeltkosten aan Rainbow Colors B.V.;
IV. € 10.516 ten aanzien van teelt op contract voor DTS naast de Overeenkomst;
V. € 50.416,66 ten aanzien van de vergoeding 2020/2021, te voldoen uit het Depot;
VI. € 12.511,02 ten aanzien van teelt op contract voor DTS naast de Overeenkomst;
VII. € 24.062,94 ten aanzien van teelt op contract voor DTS naast de Overeenkomst;
VIII. € 12.930,50 ten aanzien van teelt op contract van [naam 4] soorten;
IX. € 4.907,77 ten aanzien van teelt op contract van [naam 4] soorten;
X. € 736 ten aanzien van contractuele vergoeding voor kruisingen 2019/2020;
XI. € 354,25 ten aanzien van contractuele vergoeding voor kruisingen 2020/2021;
XII. € 1.683 ten aanzien van proceskostenveroordeling kort geding augustus 2021;
XVI. € 6.995,29 ten aanzien van de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten (primair) dan wel deze vergoeding te begroten op 2 punten van het liquidatietarief (subsidiair);
XVII. € 60.601,08 ten aanzien van een volledige proceskostenvergoeding (primair) dan wel de gebruikelijke proceskosten (subsidiair), te vermeerderen met de nakosten;
XVIII. € 4.612,50 ten aanzien van de kosten voor de deskundige [naam 5];
XIX. € 6.796,17 ten aanzien van verwerking en opslag afgekeurde soorten van DTS;
€ 8.109,78 ten aanzien van door DTS ten onrechte verrekende advocaatkosten;
voor recht verklaart dat:
XIII. de Overeenkomst eindigt op 6 maart 2022 en dat DTS per die datum geen exclusief licentierecht meer heeft om soorten uit de Tulpenkraam te testen en te selecteren en [eiseres] niet meer gehouden is een exclusief licentierecht aan DTS te verlenen en test- en veredelingswerkzaamheden te verrichten exclusief voor DTS;
XV. het besluit van de ALV van DTS van 13 juni 2020 en alle hierna volgende besluiten van gelijke strekking wegens strijd met artikel 2:59 BW en/of de redelijkheid en billijkheid nietig dan wel vernietigbaar zijn;
DTS wegens strijd met de wet en de eisen van redelijkheid en billijkheid niet gerechtigd is om 1/6e van de gemaakte en nog te maken advocaatkosten van DTS op welke manier dan ook op [eiseres] te verhalen;
DTS, voorwaardelijk, veroordeelt tot:
betaling van een schadevergoeding wegens het verlies van de eigendom van de Tulpenkraam (primair) dan wel een vergoeding conform artikel 2.5 laatste zin van de Overeenkomst (subsidiair), nader op te maken bij staat, onder voorwaarde dat geoordeeld wordt dat DTS eenzijdig de overeenkomst en de hierop gebaseerde test- en selectiesystematiek heeft kunnen wijzigen en [eiseres] hierdoor alle soorten uit de Tulpenkraam zou moeten afgeven;
een en ander steeds zonder dat [eiseres] als lid van DTS aan de vergoeding moet meebetalen en vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen - kort gezegd - de in de Overeenkomst gemaakte afspraken ten grondslag. Zij stelt dat zij die afspraken, in tegenstelling tot DTS, steeds deugdelijk is nagekomen. DTS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
DTS vordert samengevat - dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst en dat zij aansprakelijk is voor de door DTS dientengevolge geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van [eiseres] tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat;
II. de Overeenkomst ontbindt;
III. [eiseres] bij wijze van ongedaanmakingsverplichting veroordeelt tot betaling van € 484.000 ten aanzien van de door DTS jaarlijks betaalde contractuele vergoedingen;
IV. [eiseres] bij wijze van ongedaanmakingsverplichting veroordeelt tot betaling van € 50.416,66 aan reeds betaalde teeltvergoeding;
V. [eiseres] veroordeelt om volledige medewerking te verlenen om het bedrag van € 151.250,01 dat in Depot staat terug te laten storten op de bankrekening van DTS binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 25.000 per dag of deel daarvan dat [eiseres] dit nalaat;
VI. [eiseres] bij wijze van ongedaanmakingsverplichting veroordeelt tot betaling van € 94.575,57, vermeerderd met btw, ten aanzien van de jaarlijks door DTS betaalde teeltvergoedingen;
VII. [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 3.382,75, vermeerderd met btw, ten aanzien van de door DTS gemaakte broeikosten;
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente,
subsidiair
I. voor recht verklaart dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst en dat zij aansprakelijk is voor de door DTS dientengevolge geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van [eiseres] tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat;
II. [eiseres] veroordeelt tot nakoming van de Overeenkomst, waaronder in het bijzonder wordt verstaan het aanleveren van deugdelijke en volledige administratie en de levering van alle bollen van alle soorten (2396 soorten in aantal), waaronder de [naam 4] soorten en de 92 contractsoorten die eigendom zijn van DTS, zoals omschreven op de door partijen ondertekende voorlopige bijlage 1 d.d. 27 januari 2020, in de periode van 10 juli 2022 tot en met 17 juli 2022, op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,00, met veroordeling van [eiseres] om tot het moment van de levering als een goed huisvader voor de te leveren bollen te zorgen;
III. [eiseres] te veroordelen in één of meer in goede justitie te bepalen veroordelingen.
primair en subsidiair
[eiseres] te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure in conventie en reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
DTS legt hier - kort gezegd - aan ten grondslag dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de Overeenkomst, onder meer door niet te handelen zoals een goed veredelaar betaamt. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Algemeen

4.1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Partijen hebben meerdere keren uitgesproken dat zij de samenwerking allen met de beste intenties zijn gestart, en dat een succesvolle uitvoering van de Overeenkomst voor ieder van de betrokkenen zeer lucratief had kunnen zijn. In de praktijk is het echter anders verlopen, hetgeen voor alle partijen een grote teleurstelling is. In de jaren na het sluiten van de Overeenkomst bleken partijen verschillende inzichten te hebben ten aanzien van fundamentele onderdelen van de verplichtingen over en weer. Ook na drie zittingen en twee regelingen bij de voorzieningenrechter zijn partijen het er nog steeds niet over eens wat de precieze invulling van deze verplichtingen is en hoe de samenwerking moet worden afgewikkeld. Dat de samenwerking beëindigd moet worden en dat partijen ‘uit elkaar moeten’, daar zijn partijen het over eens.
4.2.
Teneinde te beslissen welke vorderingen van partijen kunnen worden toegewezen, dient eerst te worden bepaald welke verplichtingen partijen op basis van de Overeenkomst tegenover elkaar hadden. Vervolgens kan worden beoordeeld in hoeverre partijen hieraan hebben voldaan, en wat de gevolgen zijn indien één of beiden in de nakoming hiervan is/zijn tekortgeschoten. Gezien deze structuur ziet de rechtbank aanleiding om de reconventionele vorderingen eerst te behandelen.
in reconventie
Uitleg van de Overeenkomst
4.3.
DTS vordert primair ontbinding van de Overeenkomst met een verwijzing naar de schadestaatprocedure voor het bepalen van de schade. De rechtbank zal door uitleg van de Overeenkomst eerst vaststellen wat de wederzijdse rechten en plichten van partijen waren. Vervolgens zal worden overwogen of de handelswijze van [eiseres] voldoende grond voor ontbinding heeft opgeleverd.
4.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de uitleg van een overeenkomst tussen commerciële partijen komt een groot gewicht toe aan de taalkundige betekenis van de bepalingen van het tussen hen gesloten schriftelijke contract. De verplichtingen van partijen volgend uit een overeenkomst worden echter niet alleen bepaald aan de hand van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen. Voor de beantwoording van de vraag wat partijen hebben afgesproken komt het namelijk ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, rekening houdend met de maatschappelijke kringen en rechtskennis van partijen (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex (hierna ook: haviltex-maatstaf)). Daarbij kan ook de handelswijze van partijen na de overeenstemming leiden tot invulling van de bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst (vgl. Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.5.
Partijen zijn het kort gezegd eens over de volgende punten van de Overeenkomst:
  • ‘De Tulpenkraam’ omvat alle soorten waaruit DTS mocht testen, selecteren en exploiteren. Bepaalde soorten die op het terrein van [eiseres] werden geteeld vallen buiten de Tulpenkraam. Dit betreft in ieder geval de soorten die op contract voor DTS geteeld werden en de zogenaamde ‘vrije soorten’.
  • De soorten op Bijlage 1 bij de Overeenkomst betreffen alle soorten die voor selectie door DTS ter beschikking staan. Deze bijlage is voor het eerst pas op 27 januari 2020 opgesteld;
  • De soorten op Bijlage 2 bij de Overeenkomst betreffen de door DTS geselecteerde soorten;
  • De laatste versie van Bijlage 2 betreft de lijst van 13 juni 2020;
  • Het was niet de bedoeling om met de Overeenkomst de gehele eigendom van de Tulpenkraam over te dragen aan DTS.
4.6.
Partijen hanteren met betrekking tot een aantal bepalingen en begrippen een verschillende uitleg, en in dit onderlinge onbegrip lijkt de kern van het geschil te zijn ontstaan. Nu DTS zich in reconventie beroept op tekortkomingen in de nakoming van een aantal van deze bepalingen door [eiseres] , zal hierna de inhoud van deze bepalingen worden behandeld en de uitvoering die [eiseres] hieraan heeft gegeven worden beoordeeld.
4.7.
De rechtbank merkt reeds nu op dat zij van oordeel is dat [eiseres] op een aantal punten is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst. Na de vaststelling hiervan zal worden beoordeeld in hoeverre deze tekortkomingen van [eiseres] de gevorderde ontbinding kunnen dragen, en wat de juridische gevolgen van die ontbinding zijn.
Tekortkomingen [eiseres]
Informatie- en administratieplicht [eiseres]
4.8.
DTS stelt dat [eiseres] structureel niet heeft voldaan aan de verplichtingen volgend uit de Overeenkomst aangaande de administratie van de Tulpenkraam. Zij heeft [eiseres] meerdere malen aangesproken op de gebrekkige verslaglegging op de ALV’s. Ook heeft zij, in samenspraak met [eiseres] , verschillende plannen van aanpak opgesteld waarin ook de wijze van verslaglegging is opgenomen en het belang van een afdoende administratie is benadrukt. Nu [eiseres] desondanks onvoldoende administratie heeft gevoerd, levert dit een tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst op, aldus DTS.
4.9.
In artikel 2.2 van de Overeenkomst is opgenomen dat [eiseres] DTS zeker vier keer per jaar op de hoogte zal houden van de ontwikkelingen en resultaten, en verder zo veel als dat DTS wenselijk vindt. Niet in geschil is dat dergelijke kwartaaloverzichten niet door [eiseres] aan DTS zijn verstrekt. Voor zover [eiseres] op de zitting heeft bedoeld te verklaren dat zij weldegelijk aan deze driemaandelijkse administratieplicht heeft voldaan, is dit onvoldoende concreet gesteld noch onderbouwd. Contact via WhatsApp, zoals door [eiseres] op de zitting naar voren gebracht, kan in ieder geval niet als voldoende informatieverstrekking in de zin van artikel 2.2. worden beoordeeld. Dat er steeds plantenlijsten zouden zijn verstrekt, zoals ook door [eiseres] is betoogd, is evenmin gebleken. Integendeel, volgens de gemotiveerde stelling van DTS heeft [eiseres] pas nadat partijen hadden besloten om de Overeenkomst niet meer te verlengen de afgesproken plantenlijsten, zijnde de bijlages bij de Overeenkomst, verstrekt. Daarbij komt dat niet in geschil is dat de database die door DTS gedurende de looptijd van de samenwerking, in onderling overleg, in het leven is geroepen om de plantregistratie van [eiseres] te bevatten, nimmer door [eiseres] is gevuld met gegevens.
4.10.
De rechtbank begrijpt het nadere (subsidiaire) verweer van [eiseres] aldus dat, gelet op de aanwezige omstandigheden, afwijking van hetgeen was opgenomen in de Overeenkomst geen tekortkoming van haar kant oplevert. [eiseres] wijst in dit verband op gedragingen van DTS na het sluiten van de Overeenkomst, waaruit bleek dat zij in de praktijk geen behoefte had aan de formeel overeengekomen kwartaaloverzichten en het gebruik van de database. Dit volgt, aldus [eiseres] , uit het feit dat:
  • DTS nimmer om nadere administratieve overzichten heeft gevraagd;
  • Bijlage 1 pas werd opgesteld op 27 januari 2020, en DTS er voor die tijd niet naar heeft gevraagd;
  • DTS altijd mocht langskomen om de Kraam te inspecteren, maar dit niet of weinig heeft gedaan.
De rechtbank begrijpt het standpunt van [eiseres] zo, dat de Overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat niet de informatieverplichting zoals opgenomen in de tekst leidend is, maar dat zij gelet op de gedragingen van DTS heeft voldaan aan de geest van de Overeenkomst aangaande de informatieverstrekking en er ook op mocht vertrouwen dat zij door haar handelswijze geen inbreuk maakte op de verplichtingen volgend uit de Overeenkomst.
4.11.
De rechtbank overweegt hierover het volgende en stelt daarbij hetgeen onder 4.4. is overwogen (de haviltex-maatstaf) voorop. Dit juridisch kader brengt onder meer mee dat de gedragingen van partijen in de jaren dat de Overeenkomst werd uitgevoerd van betekenis kunnen zijn voor de uitleg van de tussen partijen overeengekomen informatieplicht. De door [eiseres] aangevoerde gedragingen vormen echter onvoldoende grond voor het oordeel dat, anders dan wat in artikel 2.2 staat, op [eiseres] geen periodieke informatieverplichting rustte. Ten eerste hebben partijen gedurende de looptijd van de Overeenkomst op het punt van de informatieverplichting van [eiseres] geen expliciete afstand gedaan van de in artikel 2.2. omschreven driemaandelijkse informatieverstrekking. Daarnaast is het, anders dan [eiseres] betoogt, niet zo dat DTS in de loop van de jaren nooit een probleem heeft gemaakt van de informatievoorziening door [eiseres] . Integendeel, DTS en haar leden hebben [eiseres] op verschillende momenten aangesproken op het gebrek aan informatievoorziening. Dit is geformaliseerd in diverse plannen van aanpak, zoals het stappenplan dat op 5 december 2018 door alle partijen is ondertekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Stappenplan teelt en veredeling DTS
Dit stappenplan is voortgekomen uit de reeds eerder gemaakte afspraken betreffende de teelt en veredeling door [eiseres] Bloembollen vof. Alle genoemde datums zijn uiterlijke datums.
Teelt
Planten (…)
-
Invoer DTS soorten in database: 1e jaars selektie 31 januari
2e jaars selektie 31 januari
Gewassen te velde:
Overzicht stand van de velden: water/vorst/hagel en overige schade, groeistadium en overige relevante informatie. Rapportage vindt maandelijks plaats op de 15e van de maand, eerste rapportage 15 februari, laatste rapportage 15 juli.
Oogsten:
(…)
  • Rapportage oogstresultaten Opzet plantschema groep 1,2 en 3: 15 sept
  • Invoeren oogstresultaten in database 15 oktober
Veredeling
(…)
Rapportage uitgevoerde bestuivingen en slagingspercentage: 1 juni”
4.12.
Op 11 maart 2019 is door partijen een nieuw stappenplan opgesteld, waarin bovengenoemde afspraken zijn herhaald voor het nieuwe jaar.
4.13.
Uit deze plannen blijkt dat DTS waarde hechtte aan de informatieplicht van [eiseres] , en dat zij diverse deadlines voor [eiseres] stelde om deze verplichting door het jaar heen na te komen. DTS heeft ook verklaard dat zij juist steeds meer nadruk legde op een goede naleving van de informatieverplichting, nu er steeds meer problemen en onduidelijkheden in de samenwerking ontstonden. Deze stelling vindt steun in het feit dat in de stappenplannen de kwartaaloverzichten zijn vervangen voor maandelijkse overzichten, klaarblijkelijk zodat DTS de teelt beter kon monitoren. Tevens volgt uit de stappenplannen dat in de loop van de uitvoering van de Overeenkomst van [eiseres] werd verlangd om gegevens te registreren in de speciaal daarvoor ingerichte database. [eiseres] heeft niet betwist dat deze stappenplannen in onderling overleg zijn opgesteld en op de ALV’s zijn gedeeld en besproken. De stappenplannen zijn ook ondertekend door een rechtsgeldig vertegenwoordiger van [eiseres] . Zij was dus op de hoogte van de inhoud van deze plannen en heeft meegewerkt aan de totstandkoming hiervan. Desondanks heeft zij zich niet aan deze afspraken gehouden.
Het verweer dat [eiseres] dit kon doen omdat uit de gedragingen van DTS bleek dat strikte nakoming niet nodig was, wordt door de rechtbank gepasseerd. Immers, tegenover de schriftelijk vastgelegde en door beide partijen ondertekende stappenplannen, waaruit de wens van DTS volgt dat [eiseres] minstens zou voldoen aan de artikel 2.2 opgenomen informatieverplichting, heeft [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zij mocht afleiden dat DTS genoegen nam met een minder verstrekkende informatieverplichting. Ook overigens mocht [eiseres] er niet op vertrouwen dat DTS niet langer prijs stelde op de naleving door [eiseres] van de informatieverplichtingen als bedoeld in artikel 2.2. Dit betekent dat de informatieverplichting van [eiseres] volgend uit de Overeenkomst niet minder verstrekkend dient te worden uitgelegd dan dat uit de tekst daarvan blijkt.
4.14.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat de stappenplannen slechts betrekking hadden op de soorten die door [eiseres] op contract voor DTS werden geteeld én de geselecteerde soorten die uit de veredeling zijn voortgekomen. Partijen hadden nadrukkelijk niet bedoeld om de afspraken toe te passen op de gehele kraam, aldus [eiseres] . De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor deze lezing van [eiseres] over het toepassingsgebied van de stappenplannen. Niet alleen in de plannen zelf, maar ook in de notulen van ALV’s, is niets opgenomen over de beperkte strekking van de afspraken. Daarnaast wijst de inhoud van de stappenplannen er juist op dat hun toepassingsgebied de Overeenkomst betrof. Zo wordt in het plan van aanpak van november 2017 steeds verwezen naar de volledige Tulpenkraam, bestaande uit zo’n 3.000 soorten. In de latere stappenplannen staat dat het betreffende assortiment moet worden ‘getest’ door DTS, hetgeen alleen een zinvolle betekenis kan hebben indien dit gaat om de soorten die door [eiseres] werden gekweekt op basis van de Overeenkomst. Door [eiseres] zijn tegenover deze duidelijke aanwijzingen onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die haar (andere) lezing ondersteunen. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
4.15.
[eiseres] heeft op de zitting nog aangevoerd dat tegenover haar informatieplicht stond dat ook DTS en haar individuele leden een administratieplicht hadden. DTS moest van iedere door [eiseres] aangeleverde soort een foto maken en deze tezamen met verdere informatie in een schema opnemen. Zodoende zou ook aan de hand van de door DTS aangehouden administratie een goed beeld van de verschillende soorten verkregen kunnen worden, aldus [eiseres] .
4.16.
Daargelaten dat in de procedure niet duidelijk is geworden waaruit deze door [eiseres] genoemde verplichting van DTS blijkt, overweegt de rechtbank ook dat een eventuele administratieplicht van DTS [eiseres] niet ontslaat van haar eigen plicht om te voldoen aan de in de Overeenkomst en de stappenplannen overeengekomen verplichting tot informatievoorziening. Niet valt in te zien dat de administratie van DTS en haar leden zelfstandig een volledig beeld zou kunnen geven van alle soorten die in de Tulpenkraam van [eiseres] aanwezig zijn en zijn geweest. Immers, DTS krijgt alleen de kans om de soorten die zij van [eiseres] ter selectie verkrijgt te administreren. Zoals DTS terecht naar voren heeft gebracht, is het voor haar juist óók van belang om in kaart te hebben welke soorten zij (nog) niet ter selectie van [eiseres] heeft gekregen, zodat zij hier controle op kan uitoefenen. Daartoe dient, zo begrijpt de rechtbank, juist de informatieverplichting van [eiseres] . Het antwoord op de vraag in hoeverre DTS aan haar door [eiseres] gestelde administratieplicht heeft voldaan, staat dus los van de vaststelling dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar informatieplicht.
4.17.
Het voorgaande brengt mee dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar informatieverplichtingen, zoals die volgden uit de Overeenkomst en uit de latere Stappenplannen.
4.18.
Over de koppeling tussen de administratie ‘in de boeken’ en ‘op het veld’ en de in dat kader gemaakte verwijten van DTS overweegt de rechtbank nog het volgende. DTS stelt dat na onderzoek te velde is gebleken dat de soorten die door haar geselecteerd zijn op dezelfde stukken areaal staan als de soorten die niet door haar geselecteerd zijn, en dat niet alle soorten voorzien zijn van naambordjes. Ook is onduidelijk hoe groot het door [eiseres] gebruikte areaal precies is. Hierdoor ontstaat grote administratieve onduidelijkheid, aldus DTS. [eiseres] heeft erkend dat de rassen inderdaad door elkaar staan. Op de zitting heeft [eiseres] uitgelegd waarom dit het geval is, namelijk omdat bij het planten van de soorten nog niet duidelijk is of DTS ze uiteindelijk selecteert of afkeurt. Verplaatsing van de soorten na de selectie door DTS zou schade opleveren aan de bollen. Verder moeten de door DTS afgekeurde soorten lang worden bewaard nu daar nog een selectierecht op rust. In de loop van de tijd dijt het areaal zo steeds verder uit. Deze verklaringen acht de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank wil eveneens aannemen dat [eiseres] zelf een voldoende overzicht heeft van de status van de verschillende soorten op haar areaal. [eiseres] had echter wel concreter moeten maken hoe ditzelfde voor DTS inzichtelijk is, zonder dat overal juiste naambordjes staan en zonder de juiste overzichten. De verwijten die door DTS worden gemaakt zijn op dit punt dus deels terecht.
Teeltwerkzaamheden onder de maat
4.19.
DTS stelt kort gezegd dat [eiseres] niet als een goed veredelaar heeft gehandeld, onder meer door het laten overwoekeren van het areaal met onkruid, het bespuiten van de Tulpenkraam met niet toegestane bestrijdingsmiddelen en het te laat rooien van de bollen. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de Overeenkomst, aldus DTS. [eiseres] voert hiertegenover aan dat zij zich grotendeels niet herkent in de door DTS geschetste gang van zaken, en dat voor zover zij niet heeft gehandeld zoals DTS dit wilde, deze handelswijze geen schade heeft berokkend aan de Tulpenkraam.
4.20.
Artikel 2.2 van de Overeenkomst bepaalt dat [eiseres] dient te handelen zoals een goed veredelaar betaamt. Partijen nemen terecht als uitgangspunt dat deze verplichting een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis inhoudt. Uitgangspunt hierbij is dat voor het beoordelen van een eventueel tekortschieten in de uitvoering van een dergelijke inspanningsverplichting een geobjectiveerde maatstaf wordt aangehouden. In dit kader verwijst de Overeenkomst naar een maatman, te weten een goed veredelaar. Een dergelijke maatstaf kent het recht in de wet en jurisprudentie op een veelheid van terreinen zoals op het gebied van aansprakelijkheid van de advocaat, accountant en opdrachtnemer. Hierbij dient steeds het gedrag van de contractspartij worden vergeleken met dat van een (hypothetische) zorgvuldig, redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar. Dit betreft ook de maatstaf waarlangs het handelen van [eiseres] ten aanzien van de teeltwerkzaamheden zal worden beoordeeld.
4.21.
De leden van DTS zijn op 4 mei 2020 op de teeltlocaties van [eiseres] geweest om onderzoek te doen naar de staat van de gewassen. In een verslag van dit bezoek hebben zij opgetekend dat er zeer veel onkruid was aangetroffen, hoofdzakelijk stekels, en dat dit een negatief effect heeft op de groei van de Tulpenkraam en zorgt voor een verhoogd risico op virusinfecties. Mede naar aanleiding van deze waarnemingen heeft DTS op 29 mei 2020 aan [eiseres] een brief gestuurd met daarin onder meer het verwijt dat de percelen overwoekerd zijn met onkruid, dat dit in strijd met de Overeenkomst is en dat [eiseres] een termijn van twee weken wordt gegund om het onkruid te verwijderen.
4.22.
[eiseres] betwist niet dat er sprake is geweest van hevige onkruidgroei op het areaal van [eiseres] . Op de zitting heeft [eiseres] erkend dat op het moment dat DTS op het perceel langskwam, er veel meer onkruid was dan normaal gesproken. [eiseres] is hier ‘niet trots op’. Zij voert echter aan dat, nadat DTS haar heeft aangesproken op de onkruidoverlast, zij voor verbetering heeft zorggedragen. De klachten die DTS had waren dus slechts tijdelijk van aard en kunnen niet leiden tot een tekortkoming in de uitvoering van de Overeenkomst, aldus [eiseres] .
4.23.
Dit verweer strookt echter niet met de vervolgbezoeken van DTS en haar deurwaarder aan de percelen van [eiseres] . Bij een later bezoek op 13 juni 2020 heeft DTS, tezamen met vertegenwoordigers van [eiseres] , geen verbetering geconstateerd ten aanzien van de onkruidgroei. De deurwaarder heeft in opdracht van DTS op 4 juli 2020 eveneens geconstateerd dat het onkruid nog volop aanwezig was. Ook uit de processen-verbaal van 18 juli 2020 en 1 augustus 2020 blijkt dat op dat moment de percelen nog steeds waren overwoekerd met onkruid. De aangehechte foto’s laten dit zien. Dit betekent dat, anders dan [eiseres] aanvoert, ook ruim na het verstrijken van de door DTS aan [eiseres] gegeven termijn er nog steeds veel onkruid stond op de betreffende percelen.
4.24.
[eiseres] voert aan dat de aanwezigheid van onkruid niet schadelijk is voor de tulpenbollen. De rechtbank volgt [eiseres] niet in deze stelling. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.25.
DTS heeft in dit kader de verklaringen van twee teeltadviseurs overgelegd, die hun reactie hebben gegeven op de door DTS en de deurwaarder gemaakte foto’s van de percelen van [eiseres] . [eiseres] heeft niet betwist dat deze analyses hebben plaatsgevonden op basis van de juiste foto’s. De heer [naam 6], teeltadviseur van CNB, verklaart onder meer het volgende:
“Op de door u aangeleverde bovenstaande foto’s, is een overmatige groei aan akkerdistel te zien. (…) De onkruiddruk op de foto’s kunnen een effect hebben op de groei en opbrengst van de tulpen. Door de hoge mate van concurrentie veroorzaakt door de hoge densiteit van de onkruiden kan de opbrengst negatief worden beïnvloed. Uiteindelijk wordt de fotosynthese van de tulpen in ernstige mate beperkt in een periode dat de groei plaats dient te vinden.
Bij deze hoge onkruiddruk neemt de vuurdruk (Botrytis tulipae) ook toe. Het gewas heeft een langere blad-nat periode en dit kan een vervroegde infectie en afsterving door vuur als gevolg hebben. Inzet van vuurbestrijdingsmiddelen is minder effectief omdat het tulpengewas niet afdoende geraakt kan worden tijdens een bespuiting. De onkruiden vangen de meeste middelen op en belemmeren dat de spuitdruppels in voldoende mate op de tulpen terecht komt en hierdoor een goede bescherming tegen een infectie van Botrytis tulipae ontvangen. Ook wordt door deze onkruiddruk een vervroegde afsterving van het gewas veroorzaakt, hetgeen een negatieve invloed heeft op de totale opbrengst.
(…)
Als derde factor kan ook het viruspercentage (met name TBV) in de tulpen toenemen. De bespuitingen van insecticiden is zoals eerder vermeld bij de vuurbestrijding minder effectief door de overwoekering door onkruiden. Luizen – verspreiders van TBV – (o.a. groene perzikluis) kunnen zich prima handhaven in een omgeving met een hoge onkruiddruk zoals, afgaande op de foto’s, aan de orde was op dit perceel.”
4.26.
DTS heeft ook een verklaring van de heer ing. [naam 7] van Tulpenadvies B.V. overgelegd, waarin het volgende is opgenomen:
“Op de foto’s is te zien dat er een zeer hoge onkruiddruk was van met name akkerdistel.
Deze overmatige groei van akkerdistel is uitzonderlijk en komt zelden zo ernstig voor. (…) De tulpen ondervinden concurrentie van het onkruid door het wegvangen van licht, het opnemen van vocht en het opnemen van nutriënten (voedingsstoffen). Het onkruid vangt licht weg dat anders door de tulpen was opgevangen. Dit licht zorgt door fotosynthese voor bolgroei. Over het algemeen kan je stellen dat meer licht meer bolgroei is. Door de overmatige aanwezigheid van onkruiden wordt de bolgroei dus negatief beïnvloed. (…)
De ervaring leert dat op plekken waar veel onkruid staat de grond vaak (veel) droger is, dat de tulpen daar eerder afsterven en dat de bolgroei vaak veel minder is dan op de goede plekken. (…)
Tevens concurreert onkruid met de tulpen bij de opname van mineralen (voedingsstoffen). (…) Gezien de foto’s en rekening houdend met de omstandigheden van het seizoen kan het niet anders dan dat deze aanwezigheid van onkruid de opbrengst negatief heeft beïnvloed.
Een ander probleem bij de aanwezigheid van onkruiden is de aanwezigheid van luizen op de onkruiden. (…) De overmatige aanwezigheid van onkruiden verhoogt dus de kans op virusverspreiding.”
4.27.
Hier tegenover heeft [eiseres] verklaringen van een viertal bollenkwekers uit de regio overgelegd. Middels een voorgedrukt formulier hebben zij op de vraag “Is onkruid schadelijk voor tulpenbollen” onderscheidenlijk het volgende geantwoord:
“Neen, is niet schadelijk, dus een mooie bescherming tegen hoge bodemtemperatuur.”
“Die ervaring hebben wij niet”
“Ik ben geen bollenkweker dus qua opbrengst etc. kan ik niks zeggen.”
“Ja. Maar bij de zaailingen ter velde was een normale onkruid bezetting. Dus die hoeveelheid onkruid is naar ons inzien niet schadelijk voor de zaailingen.”
4.28.
De verschillende lezingen van partijen tegen elkaar afgezet, is de rechtbank met DTS van oordeel dat de situatie bij [eiseres] ten aanzien van het onkruid wel degelijk als (potentieel) schadelijk voor de tulpenbollen moet worden beoordeeld en dat [eiseres] daarbij niet heeft gehandeld zoals een goed veredelaar betaamt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de door DTS geconsulteerde deskundigen foto’s hebben gezien van de situatie ter plaatste en dat zij een eigen verklaring hebben opgesteld. Van de door [eiseres] geconsulteerde medekwekers is niet gebleken dat zij de specifieke situatie ter plaatse kenden. Daarbij hebben zij slechts een voorgedrukt formulier ingevuld met algemene vragen. Bovendien heeft [eiseres] erkend dat er in 2020 geen sprake was van ‘normale’, maar van ‘extreme’ situatie van onkruidbezetting. Naar het schadelijk effect daarvan heeft [eiseres] echter niet gevraagd bij haar medekwekers. [eiseres] heeft het onderbouwde standpunt van DTS daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist. Bij die stand van zaken wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Bovendien heeft [eiseres] bewijs aangeboden van het niet schadelijk zijn van normale onkruidbezetting, terwijl hier sprake is geweest van extreme onkruidbezetting.
4.29.
Aldus kan worden vastgesteld dat DTS [eiseres] in 2020 op terechte gronden met klem heeft verzocht om in verband met groeirisico’s voor de tulpen tot bestrijding van onkruid over te gaan. Zij heeft dit duidelijk gecommuniceerd. Desondanks blijkt uit de daarna opgemaakte processen-verbaal dat [eiseres] niets, althans te weinig, aan het onkruid heeft gedaan. Dit had zij als een zorgvuldig, redelijk bekwaam en redelijk handelend veredelaar wel moeten doen.
4.30.
Tussen partijen is nog in geschil of [eiseres] bij de bestrijding van (een deel van) het onkruid al dan niet verboden bestrijdingsmiddelen heeft gebruikt. Dit kan echter in het midden blijven, nu de overmatige aanwezigheid van onkruid op zichzelf reeds een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [eiseres] vormt. Overigens heeft het gebruikte bestrijdingsmiddel klaarblijkelijk niet het gewenste effect gehad, nu uit de latere processen-verbaal van de deurwaarder blijkt dat er wel sporen van bestrijdingsmiddelen aanwezig zijn, maar dat het probleem met de onkruidgroei niet was opgelost.
4.31.
[eiseres] voert verder aan dat DTS nimmer geklaagd heeft over de stand van de gewassen, en dat pas in 2020 voor het eerst opmerkingen zijn gemaakt over de hoeveelheid onkruid. Ook heeft DTS bij de ALV van 25 september 2018 na een bezoek juist nog een compliment gemaakt aan [eiseres] over haar werkwijze, aldus [eiseres] . Dit verweer slaagt niet. De rechtbank merkt allereerst op dat uit de door [eiseres] aangehaalde notulen slechts blijkt dat DTS positief verrast was over de wijze waarop [eiseres] de te testen soorten had klaargezet voor DTS. Dit staat dus los van de onkruidgroei. Verder heeft DTS in ieder geval in de brief van 29 mei 2020 duidelijk uiteengezet dat zij de handelswijze van [eiseres] met betrekking tot de onkruidgroei niet acceptabel achtte, waarbij zij ook een termijn heeft gesteld waarin [eiseres] tot verbetering kon overgaan. Of het onkruid ook in eerdere jaren tot klachten van DTS heeft geleid, blijkt niet uit dossier. Maar ook als dit niet zo is, doet dat niet af aan de vaststelling dat in elk geval in 2020 sprake was van een tekortkoming met betrekking tot de overmatige aanwezigheid van onkruid, wat, na een tijdige klacht, niet is verholpen. Voor de beoordeling van de gevolgen van de tekortkoming die hieronder zullen worden besproken, is dit echter wel van belang.
4.32.
Uit het bovenstaande volgt dat [eiseres] in ieder geval in het jaar 2020 ten aanzien van de onkruidbestrijding niet heeft gehandeld als een goed veredelaar betaamt.
4.33.
Tot dit oordeel komt de rechtbank niet als het gaat om het tijdstip van rooien van de onder de Overeenkomst vallende bollen. Partijen verschillen fundamenteel van mening over het beste moment van rooien van de bollen. [eiseres] heeft meerdere malen verklaard dat zij vanuit haar decennialange ervaring als veredelaar de bollen graag laat rooit, zodat reeds in de grond een selectieproces plaatsvindt en alleen de sterkere rassen naar boven komen. De verklaringen van kwekers die zij overlegt bevestigen dat dit de standaard handelswijze van [eiseres] is, en dat dit op zichzelf niet schadelijk is voor de bollen. DTS heeft juist graag dat de bollen vroeger worden gerooid, nu dit haar genoeg tijd geeft om, samen met [eiseres] , de rest van het selectieproces te doorlopen.
4.34.
De rechtbank kan en zal geen oordeel vellen over de wenselijkheid van het vroeger of later in het jaar rooien van tulpenbollen. Voor de rechtbank is niet vast te stellen op welk moment een goed veredelaar in algemene zin zijn tulpenbollen dient te rooien. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] in dit verband terecht verwijst naar de ‘artistieke vrijheid van een veredelaar’, die haar enige bewegingsvrijheid ten aanzien van de algemene normen gunt. Tegen deze achtergrond concludeert de rechtbank dat [eiseres] de op dit punt aan haar verweten tekortkoming voldoende gemotiveerd heeft bestreden, en dat DTS het bestaan van een tekortkoming daartegenover onvoldoende heeft onderbouwd. Inderdaad voert [eiseres] aan dat zij vanaf 2015 steeds (iets) later dan de in de stappenplannen opgenomen data heeft gerooid. Dit deed zij op basis van haar overtuiging dat dit de weerbaarheid van de bollen ten goede komt. DTS stelt op zich terecht dat in de ALV’s meerdere malen gesproken is over het feit dat DTS het wenselijk vond om de tulpenbollen eerder te rooien dan dat [eiseres] deed, en dat deze opmerkingen uiteindelijk zijn vastgelegd in verschillende plannen van aanpak. Echter, [eiseres] voert terecht aan dat DTS weliswaar (in de woorden van DTS) ‘in bedekte termen’ heeft geklaagd over het tijdstip van rooien door [eiseres] , maar dat zij hier tot en met 2019 nooit een breekpunt van heeft gemaakt. In alle jaren dat ‘te laat’ werd gerooid heeft DTS [eiseres] ten aanzien van deze handelswijze ook nimmer in gebreke gesteld. Tekenend is ook dat in de ingebrekestelling van 29 mei 2020 het late rooien door [eiseres] niet door DTS is genoemd. De vrijheid die [eiseres] als veredelaar toekomt in de uitvoering van de werkzaamheden waar zij grote deskundigheid over bezit, tezamen met het feit dat DTS [eiseres] ondanks de staande praktijk onvoldoende stevig heeft aangesproken op het halen van de rooidata, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat deze handelswijze van [eiseres] geen tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst oplevert. Het bewijsaanbod dat DTS op dit punt heeft gedaan, inhoudende dat de heer [naam 8] van CNB kan verklaren dat [eiseres] de termijnen in de stappenplannen niet heeft gehaald en daarop is aangesproken, zal worden gepasseerd. De rechtbank neemt deze feiten immers reeds als uitgangspunt voor haar oordeel.
4.35.
De slotsom op dit punt is dat [eiseres] , door het laten voortwoekeren van onkruid op haar terrein, niet als een goed veredelaar als bedoeld in de Overeenkomst heeft gehandeld. Dit betekent dat zij in die zin is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen volgend uit artikel 2.2 van de Overeenkomst.
Overige verwijten
4.36.
De overige verwijten die DTS aan [eiseres] maakt zijn onvoldoende komen vast te staan en kunnen dus niet dienen als grondslag voor haar vorderingen. Over die verwijten overweegt de rechtbank nog het volgende.
4.37.
DTS stelt dat [eiseres] structureel te weinig soorten heeft aangeleverd. Op basis van de Overeenkomst was het de bedoeling dat er in totaal 3.000 soorten door [eiseres] zouden worden aangeleverd, namelijk 500 soorten per jaar over een periode van zes jaar. [eiseres] heeft echter terecht aangevoerd dat deze afspraak niet volgt uit de Overeenkomst. Het aantal van 3.000 is wel genoemd in een diagram in het plan van aanpak 2017, maar de precieze betekenis van dit overzicht is onduidelijk gebleven. In ieder geval blijkt er niet uit dat ieder jaar 500 soorten zouden worden aangeleverd.
4.38.
Tegenover het verwijt dat de Tulpenkraam uiteindelijk kleiner is geworden dan de voornoemde 3.000 soorten, heeft [eiseres] voldoende onderbouwd toegelicht dat het een natuurlijk verloop van een kraam is om af te nemen, onder meer door naar voren te brengen dat een goed veredelaar juist moet selecteren zodat de beste soorten overblijven. Daarnaast speelt mee dat, zoals hiervoor is overwogen, onvoldoende duidelijk is geworden wat partijen precies hebben afgesproken over de hoeveelheid soorten die [eiseres] jaarlijks aan DTS diende aan te leveren en dat evenmin voldoende concreet is geworden hoe het selectie-, afkeur- en weggooiproces precies in zijn werk is gegaan. De rechtbank kan daarom in dit verband geen tekortkoming vaststellen.
4.39.
Het voorgaande maakt dat de hoeveelheid geleverde soorten door [eiseres] en/of het slinken van het aantal soorten niet een zelfstandige tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst oplevert. Voor zover DTS in dit verband nog stelt dat [eiseres] soorten bewust heeft achtergehouden, heeft zij hiervoor tegenover het onderbouwde verweer van [eiseres] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Bewijslevering is bij die stand van zaken niet aan de orde.
4.40.
Voor zover het zo is dat [eiseres] (door DTS niet geselecteerde) soorten heeft gedoopt, en dus het intellectueel eigendomsrecht heeft verkregen op soorten, is van belang dat zij in overeenstemming met de Overeenkomst heeft verklaard dat het intellectueel eigendomsrecht terug geleverd kan worden aan DTS indien zij dit wenst. Een gebrek aan communicatie hierover heeft DTS, gezien de door [eiseres] aangehaalde notulen van 5 juni 2015 waarin met DTS wordt gedeeld dat een verzoek tot doop is gedaan, onvoldoende onderbouwd.
4.41.
DTS stelt verder nog dat [eiseres] zonder haar toestemming bloembollen aan derden heeft verkocht. [eiseres] heeft betwist dat zij in strijd met de Overeenkomst bloembollen heeft verkocht. Daartoe heeft [eiseres] , onder verwijzing naar de notulen van 5 juni 2015, aangevoerd dat zij op basis van de Overeenkomst het recht had om leverbare bollen die door DTS zijn afgekeurd door te verkopen, en dit heeft zij gedaan. Hiertegenover heeft DTS te weinig feiten gesteld waaruit blijkt dat [eiseres] in strijd met de bepalingen van de Overeenkomst bollen aan derden heeft verkocht. Dat, zoals DTS aanvoert, de branche erg gesloten is en er daarom moeilijk verklaringen van derden zijn te verkrijgen is een risico dat voor rekening van DTS komt, aangezien DTS de stelplicht en bewijslast heeft. De enkele geanonimiseerde factuur van CNB die DTS heeft overgelegd is in ieder geval onvoldoende om te concluderen dat [eiseres] op dit onderdeel de verplichtingen uit de Overeenkomst niet nakwam. DTS heeft daarmee op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen.
4.42.
De pas in deze procedure ingenomen stelling van DTS dat [eiseres] over de gehele looptijd van de Overeenkomst matige kwaliteit goederen zou leveren, sluit niet aan bij het feit dat DTS jarenlang hierover niets heeft gemeld en door is gegaan met de uitvoering van de Overeenkomst. DTS stelt onvoldoende feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat dit tóch het geval was. Hieraan wordt dan ook voorbijgegaan.
Schuldeisersverzuim
4.43.
[eiseres] stelt dat ook in het geval wordt geoordeeld dat haar handelen een tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst oplevert, DTS zich niet op de hieruit vloeiende rechtsgevolgen kan beroepen. Dit omdat DTS op het moment dat zij de ingebrekestelling aan [eiseres] heeft gestuurd zelf al in (schuldeisers)verzuim verkeerde, althans dat [eiseres] zich op dat moment op haar opschortingsrecht kon beroepen. DTS had immers haar betalingsverplichtingen jegens [eiseres] al geschonden, aldus [eiseres] .
4.44.
Dit beroep op schuldeisersverzuim of het bestaan van een opschortingsrecht faalt, reeds omdat de rechtbank oordeelt dat DTS op 29 mei 2020 niet in verzuim was. Dit blijkt uit het volgende. Artikel 3.1 van de Overeenkomst bepaalt dat DTS aan [eiseres] een jaarlijkse vergoeding van € 100.000 exclusief btw zal betalen, en dat dit bedrag wordt overgemaakt in drie gelijke delen op de betaaldata 1 juli, 15 september en 1 november van ieder jaar. Hieruit volgt reeds dat DTS op 29 mei 2020 niet in verzuim kon zijn met haar betalingsverplichting, omdat het eerste termijnbedrag pas ruim een maand later opeisbaar werd.
4.45.
Het betoog van [eiseres] over het ontbreken van een koopbrief voor de jaarlijkse bijdrage voor 2020 leidt niet tot een ander oordeel. Partijen zijn het erover eens dat DTS, om het jaarlijkse bedrag aan [eiseres] te betalen, koopbrieven verstuurt naar haar leden met een hoogte van het aandeel dat ieder van de leden in de vergoeding van [eiseres] heeft. [eiseres] heeft uiteengezet dat in de jaren 2014 tot en met 2019 deze koopbrieven soms na 1 juni, maar meestal vroeger in het voorjaar werden verstuurd. Zij voert aan dat uit het feit dat voor het jaar 2020 helemaal geen koopbrieven zijn verstuurd, blijkt dat DTS al in het voorjaar of zelfs nog eerder had besloten om niet tot betaling van de jaarlijkse vergoeding over te gaan. [eiseres] laat echter na om te onderbouwen op basis van welke juridische grondslag hieruit volgt dat DTS al in het voorjaar van 2020 in verzuim is geraakt. Voor zover [eiseres] bedoelt dat hier sprake is van een mededeling (in de zin van artikel 6:80 lid 1 sub b BW en/of artikel 6:83 sub c BW) waaruit zij mocht afleiden dat DTS niet meer de bedoeling had om haar verplichtingen op 1 juli 2020 na te komen, gaat dit niet op. Immers, [eiseres] voert zelf aan dat zij pas later – nadat zij zelf in gebreke is gesteld – bekend is geworden met het feit dat de koopbrieven voor 2020 nog niet verstuurd waren. Dit wist zij op zijn vroegst tijdens de ALV van 13 juni 2020. De handelswijze van DTS kan dus alleen daarom al niet worden gekwalificeerd als een mededeling van DTS vóór 29 mei 2020 waaruit [eiseres] mocht afleiden dat DTS niet meer zou nakomen op 1 juli 2020, daargelaten of je uit het enkele feit dat die koopbrief nog niet is verstuurd al op voorhand zou mogen afleiden dat DTS niet van zins was te gaan betalen.
Gevolgen tekortkomingen
4.46.
Op basis van de tekortkomingen van [eiseres] vordert DTS volledige ontbinding van de Overeenkomst. Ingevolge de wederzijdse ongedaanmakings-verplichtingen dient [eiseres] alle bedragen die zij uit hoofde van de Overeenkomst van DTS heeft ontvangen terug te betalen, aldus DTS. [eiseres] brengt hier tegenin dat de tekortkomingen onvoldoende gewicht hebben om de ontbinding van de Overeenkomst te rechtvaardigen.
4.47.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.48.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810) geoordeeld dat de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW niet slechts bij uitzondering kan worden toegepast of op een zeldzaam geval betrekking heeft. De Hoge Raad heeft in dit arrest uitdrukkelijk overwogen dat de hoofdregel en de tenzij-bepaling tezamen uitdrukking geven aan de materiële rechtsregel dat slechts een toerekenbare tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Hierbij kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Uit de jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis valt verder af te leiden dat het mogelijk is dat de afweging tussen ontbinding en haar gevolgen aan de ene kant en geringe betekenis of bijzondere aard van de tekortkoming aan de andere kant leidt tot de conclusie dat een algehele ontbinding niet, maar een vorm van gedeeltelijke ontbinding wel door de tekortkoming gerechtvaardigd is. Dat kan betekenen dat in plaats van een algehele ontbinding slechts een gedeeltelijke is toegestaan.
4.49.
De rechtbank oordeelt aan de hand van bovenstaande maatstaf dat de vastgestelde tekortkomingen onvoldoende grond bieden voor een volledige ontbinding met wederzijdse ongedaanmakingsverplichtingen over en weer vanaf 6 februari 2015. Immers, niet ter discussie staat dat beide partijen de eerste jaren de Overeenkomst, steeds in onderling overleg, hebben uitgevoerd. Ondanks klachten die DTS had over de werkwijze van [eiseres] , is ook zij de eerste jaren doorgegaan met het uitvoeren van de Overeenkomst. Zo is niet in geschil dat DTS op basis van de Overeenkomst over de jaren meerdere soorten uit de Tulpenkraam van [eiseres] heeft geselecteerd en heeft ontvangen. Dit blijkt alleen al uit het feit dat partijen samen Bijlage 2 bij de Overeenkomst hebben opgesteld waarop meer dan 150 soorten zijn opgenomen die door DTS geselecteerd zijn. Weliswaar stelt de rechtbank een tekortkoming vast ten aanzien van de informatieverplichtingen van [eiseres] (ook vóór 2020), maar die tekortkoming is niet van voldoende gewicht om een algehele ontbinding te rechtvaardigen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat dit punt, tot het definitief misging tussen partijen in 2020, geen onomkeerbaar struikelblok is geweest of aanleiding gaf tot een breuk. Dit blijkt ook uit de eigen stellingen van DTS. Zij stelt onder meer dat er veel “door de vingers werd gezien” om de sfeer goed te houden. In de ALV’s is een aantal keer door DTS aan [eiseres] verzocht om beter te communiceren of te administreren, maar nergens is duidelijk gemaakt dat de voortzetting van de Overeenkomst op het spel stond. In dit kader heeft [eiseres] terecht opgemerkt dat haar op 25 september 2018 complimenten zijn gemaakt ten aanzien van het klaarzetten van te testen soorten. Zelfs bij de start van het seizoen 2019/2020 heeft DTS blijkens de notulen van 24 september 2019 slechts het volgende opgemerkt:
“Acties uit stappenplan zoals maandelijks rapportage van gewas te velde heeft niet volledig plaatsgevonden. Het gevoel bij de kwekers ontbreekt dan over hoe het gaat. Graag meer aandacht hiervoor. Dit geldt ook voor DJV en [naam 9][twee andere kwekers die lid zijn van DTS, toevoeging rechtbank]
4.50.
Hieruit volgt niet de urgentie die DTS nu stelt te hebben gehad bij nakoming door [eiseres] op deze punten. DTS heeft steeds de wens gehad om door te gaan met de uitvoering van de Overeenkomst. Dit blijkt uit de stappenplannen, die niet werden opgesteld om te omschrijven wat er fout ging in de uitvoering van Overeenkomst, maar juist om ervoor te zorgen dat de samenwerking in het vervolg harmonieuzer zou verlopen. DTS heeft ook steeds op tijd de verschuldigde veredelingsvergoeding aan [eiseres] voldaan, zonder zich te beroepen op enig opschortingsrecht. In dit kader heeft DTS op de zitting ook verklaard dat zij pas heel laat heeft besloten om tot ontbinding van de Overeenkomst over te gaan. Tot op dat moment wilde zij de Overeenkomst uitdienen zoals was afgesproken, dus met alle verplichtingen aan beide zijden van dien.
4.51.
In de loop van de tijd verslechterde de verhoudingen tussen partijen echter zodanig, dat ergens vanaf het jaar 2020 niet meer op een werkbare manier onderling uitvoering werd gegeven aan de Overeenkomst. Pas bij brief van 29 mei 2020 heeft DTS duidelijk aan [eiseres] te kennen gegeven dat het handelen van [eiseres] een tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst vormt, en heeft zij een termijn gesteld waarbinnen verbetering moet plaatsvinden. De rechtbank constateert dat deze brief voor een groot deel was ingegeven door de onkruidgroei die was geconstateerd op de percelen, terwijl in eerdere jaren door DTS nimmer is geklaagd over (extreme) onkruidgroei bij [eiseres] . Dit ondersteunt het standpunt van [eiseres] dat 2020 op dit gebied een afwijkend jaar was.
4.52.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat pas in 2020 tussen partijen dermate wrevel ontstond dat dit DTS aanleiding gaf om [eiseres] stevig(er) aan te spreken en (op 29 mei 2020) in gebreke te stellen, waarbij de extreme onkruidgroei het struikelblok vormde. Daarvoor hebben beide partijen, zo goed en zo kwaad als dat ging, op hun manier uitvoering gegeven aan de Overeenkomst, waarbij de klachten over die uitvoering niet zwaar genoeg waren om de samenwerking ter discussie te stellen.
4.53.
De voornoemde omstandigheden in acht nemend, kan niet worden geoordeeld dat de tekortkomingen die aan de zijde van [eiseres] zijn komen vast te staan, een algehele ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigen die maakt dat alle prestaties die onderling zijn verricht, óók in de jaren dat de verhoudingen tussen partijen beter waren, moeten worden ongedaan gemaakt. Wel zal de rechtbank een gedeeltelijke ontbinding van de Overeenkomst toewijzen. Voor het bepalen van het ontbindingsmoment sluit de rechtbank aan bij de datum van de ingebrekestelling die door DTS is verstuurd op 29 mei 2020, waarbij de termijn verliep op 12 juni 2020. De dag hierna is de meest recente, door beide partijen ondertekende Bijlage II opgesteld. Dit zal voor de verdere afwikkeling van de Overeenkomst het uitgangspunt vormen.
4.54.
[eiseres] voert nog aan dat DTS niet voldoende heeft onderbouwd dat zij schade lijdt of heeft geleden als gevolg van eventuele tekortkomingen van [eiseres] . De vorderingen moeten dan ook worden afgewezen, aldus [eiseres] . De rechtbank overweegt dat DTS een verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat de mogelijkheid van schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming aannemelijk is. DTS heeft gesteld dat zij, en [eiseres] overigens ook, door de gebrekkige uitvoering van de Overeenkomst significante bedragen is misgelopen. De rechtbank acht dit gelet op de ingenomen stellingen voldoende aannemelijk, hetgeen voldoende is voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure.
4.55.
De vorderingen van DTS onder 1 en 2 zullen dus worden toegewezen, met dien verstande dat een gedeeltelijke ontbinding wordt uitgesproken, te weten vanaf 12 juni 2020. Vordering 3, inhoudende de ongedaanmakingsverplichting van € 484.000, wordt afgewezen nu dit bedrag betrekking heeft op de periode vóór het moment van de gedeeltelijke ontbinding.
4.56.
Ook de vordering van DTS onder 4, strekkende tot de terugbetaling van € 50.416,66, zal worden afgewezen. Dit betreft immers de betalingsverplichting van de helft van het seizoen 2019-2020. Deze periode ligt vóór het moment van gedeeltelijke ontbinding.
4.57.
De vordering van DTS onder 5, de medewerking van [eiseres] tot het terugstorten van het bedrag van € 151.250,01 dat bij de notaris in depot staat, zal worden toegewezen nu dit betrekking heeft op de betalingsverplichtingen van DTS na het moment van gedeeltelijke ontbinding. De dwangsom zal worden gematigd tot € 5.000 per dag met een maximum van € 150.000.
4.58.
De vorderingen onder 6 en 7 betreffende teelt- en broeikosten van € 94.575,57 en € 3.382,75 zullen worden afgewezen. De soorten waarop deze kosten betrekking hebben zijn door [eiseres] op basis van de Overeenkomst overgedragen aan DTS, en worden niet geraakt door de gedeeltelijke ontbinding.
4.59.
Aan bespreking van de subsidiaire vorderingen en overige – daarmee hangende – geschilpunten wordt niet toegekomen.
Proceskostenveroordeling
4.60.
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van DTS begroot op een bedrag van € 6.428 aan salaris advocaat (2 x een punt á tarief VII van € 3.214).
4.61.
Overeenkomstig de niet weersproken vordering daartoe wordt de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, omdat de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.
in conventie
De gevolgen van ontbinding voor de Tulpenkraam
4.62.
De rechtbank overweegt dat de vastgestelde ontbinding van de Overeenkomst per 12 juni 2020 tussen partijen de volgende gevolgen heeft voor de Tulpenkraam. Ten eerste bestond het recht van DTS om nieuwe soorten te selecteren uit de Tulpenkraam van [eiseres] niet meer per 12 juni 2020. Ten tweede heeft en houdt DTS alle rechten op de door haar (daarvoor) geselecteerde soorten. Dit volgt uit de Overeenkomst en de aard van de overgedragen rechten. Immers, in artikel 2.4 is bepaald dat indien DTS een soort selecteert, [eiseres] de volledige eigendom van het (uitgangs)materiaal om niet dient over te dragen. Voorts komen in dat geval alle kwekers- en merkrechten toe aan DTS, die deze rechten in de daartoe bestemde registers mag inschrijven. Van de soorten die voor de ontbindingsdatum reeds op deze wijze zijn overgedragen heeft DTS dus niet alleen recht op het feitelijk eigendom van al het (uitgangs)materiaal, maar ook op alle bijbehorende auteursrechten.
4.63.
Om te bepalen welke soorten dit betreft wordt aangesloten bij de door partijen gezamenlijk opgestelde Bijlage 2 van 13 juni 2020 zoals overgelegd door DTS als productie 1. Dit betekent dat alle soorten die in die bijlage zijn genoemd eigendom zijn geworden van DTS, en dat zij dus recht heeft op de afgifte van het (uitgangs)materiaal en de auteursrechten op deze soorten. Hierbij merkt de rechtbank op dat voor zover DTS aanvoert dat deze lijst onvolledig is omdat er soorten door [eiseres] zijn achtergehouden geldt dat, zoals reeds in reconventie overwogen, DTS onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat dit het geval is. Voor zover DTS aanvoert dat zij schade heeft geleden omdat zij wegens de door de rechtbank vastgestelde tekortkomingen van [eiseres] minder soorten heeft kunnen selecteren, dient zij dit in de schadestaatprocedure nader te onderbouwen.
Behoudens de soorten genoemd op Bijlage 2 van 13 juni 2020, blijft de Tulpenkraam (ook ingevolge de Overeenkomst) eigendom van [eiseres] .
4.64.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] geen belang meer heeft bij de onder XIII gevorderde verklaring voor recht inhoudende dat de Overeenkomst eindigt op 6 maart 2022 en dat DTS per die datum geen licentierecht meer heeft om soorten uit de Tulpenkraam te testen en te selecteren. Ditzelfde geldt voor de vordering onder XIV, inhoudende dat DTS en haar individuele leden zich dienen te onthouden van elke handeling die inbreuk maakt of kan maken op de Tulpenkraam op straffe van een dwangsom. Immers, nu vaststaat dat de Tulpenkraam, buiten de reeds door DTS geselecteerde soorten als weergegeven op Bijlage II, eigendom is van [eiseres] kan zij, indien dit nodig is, op basis van dat recht voorkomen dat inbreuk wordt gemaakt op haar eigendom. Hier is geen aparte verklaring voor recht noch een dwangsom voor nodig.
4.65.
De vordering onder XV strekkende tot een verklaring voor recht dat het besluit van de ALV van DTS van 13 juni 2020 en alle hierna volgende besluiten van gelijke strekking wegens strijd met artikel 2:59 BW nietig dan wel vernietigbaar zijn, wordt afgewezen. [eiseres] doelt met deze vordering op de besluiten van de ALV die kort gezegd inhouden dat de gehele Tulpenkraam ineens, zonder te testen, door DTS wordt geselecteerd als bedoeld in de Overeenkomst. Deze besluiten hebben echter betrekking op (de wijze van) uitvoering van de Overeenkomst in de periode na de datum van ontbinding, en hebben door de ontbinding als zodanig geen effect meer. [eiseres] heeft dan ook geen belang meer bij de gevorderde verklaring voor recht.
4.66.
Bovenstaande brengt mee dat de voorwaarde voor de vordering onder XXIII strekkende tot de betaling van een schadevergoeding voor verlies van de Tulpenkraam niet is vervuld. De rechtbank heeft immers niet geoordeeld dat [eiseres] de gehele Tulpenkraam aan DTS moet afgeven. Beoordeling van deze vordering zal dan ook achterwege blijven.
Gevolgen ontbinding voor overige vorderingen
4.67.
Nu de Overeenkomst is ontbonden per 12 juni 2020 en is vastgesteld dat DTS de Overeenkomst tot dan is nagekomen, wordt de vordering onder I aangaande nakoming van de Overeenkomst afgewezen.
4.68.
De vordering onder II strekkende tot betaling van € 100.833,33 ten aanzien van de kwekersvergoeding over het seizoen 2019/2020 zal deels worden toegewezen. De ontbinding brengt mee dat het seizoen 2019/2020 niet is en kan worden afgerond door [eiseres] . De bollen zijn wel geplant, maar nog niet gerooid. In aansluiting op hetgeen partijen in kort geding zijn overeengekomen, stelt de rechtbank vast dat voor dit seizoen slechts de helft van de werkzaamheden door [eiseres] zijn afgerond en dat hier tegenover de helft van de jaarlijkse vergoeding dient te staan. Gelijk de kort geding procedure, en in lijn met de op die wijze ingestoken vorderingen van [eiseres] , zal hierbij rekening worden gehouden met directe verrekening van het gedeelte dat [eiseres] anders via DTS zou moeten bijdragen, namelijk 1/6e deel. Dit maakt een bedrag van (100.833,33/2=) € 50.416,66. DTS heeft dit bedrag reeds aan [eiseres] betaald op 20 juli 2021 in navolging van de afspraken in kort geding. De toewijzing door de rechtbank zal dus slechts een rechtsgrond voor die betaling opleveren en geen nieuwe betalingsverplichting in het leven roepen.
4.69.
De vordering onder V strekkende tot betaling van € 50.416,66 ten aanzien van de contractuele kwekersvergoeding over het seizoen 2020/2021 zal worden afgewezen, nu de vergoeding betrekking heeft op een periode na de datum van ontbinding.
Contractteelt
4.70.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] , naast de Overeenkomst, nog diverse soorten voor DTS ‘op contract’ kweekte. Hiervoor waren in beginsel vergoedingen verschuldigd die apart van de jaarlijkse kwekersvergoeding door [eiseres] aan DTS werden gefactureerd.
4.71.
De vorderingen onder IV en VI, strekkende tot betaling van een bedrag van € 10.516 en € 12.511,02 met betrekking tot de facturen van 27 november 2019 en 2 december 2020 voor de contractteelt van 17 soorten over de seizoenen 2019/2020 en 2020/2021, worden toegewezen. Deze facturen hebben betrekking op soorten die (twee keer) zijn goedgekeurd door DTS en dus zijn geselecteerd. In de Overeenkomst is opgenomen dat na een dergelijke selectie door DTS de verdere kosten voor rekening en risico van DTS zijn. Klaarblijkelijk is er op enig moment voor gekozen om 17 geselecteerde soorten door [eiseres] verder te laten kweken. Hiervoor is een vergoeding verschuldigd buiten de kwekersvergoeding in de Overeenkomst om. DTS heeft aangevoerd dat zij zich heeft beroepen op een opschortingsrecht ten aanzien van deze facturen, omdat [eiseres] op dat moment al in verzuim was. Dit is echter niet terecht. De vergoeding voor de werkzaamheden die [eiseres] ‘op contract’ uitvoerde staan dermate los van de Overeenkomst, dat er niet voldoende samenhang bestaat tussen deze facturen en de Overeenkomst om opschorting in dit verband te rechtvaardigen (artikel 6:52 BW). DTS heeft verder nog aangevoerd dat als [eiseres] de 17 soorten aan DTS had geleverd (wat volgens haar eigenlijk had gemoeten) DTS die kosten zelf had gemaakt en niet [eiseres] . Dat argument snijdt geen hout; de kosten waren immers hoe dan ook gemaakt en [eiseres] was bovendien, nu deze soorten zich onder haar bevonden, ook verplicht om de soorten verder te kweken. De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen.
4.72.
De vordering onder VII, strekkende tot betaling van een bedrag van € 24.062,94 ten aanzien van op contract geteelde soorten over het seizoen 2021/2022, wordt afgewezen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de vordering slechts verwezen naar een eigen, lege factuur, waarin niet is omschreven op welke soorten de kosten betrekking hebben. Hierbij factureert [eiseres] over het seizoen 2021/2022, terwijl dit seizoen nog niet afgerond is. Voor zover deze factuur betrekking heeft op dezelfde 17 soorten als genoemd in de vordering onder iv en vi, dan is zonder nadere uitleg, die ontbreekt, niet begrijpelijk waarom het bedrag voor het nieuwe seizoen bijna tweemaal zo hoog is. [eiseres] heeft deze vordering dus onvoldoende onderbouwd.
4.73.
De vorderingen onder X en XI, strekkende tot betaling van een bedrag van € 736 en € 354,25 aan kruisingskosten, zullen worden toegewezen. Ook voor deze kosten geldt dat deze buiten de Overeenkomst om door [eiseres] aan DTS werden gefactureerd. DTS had dus, anders dan zij aanvoert, geen opschortingsrecht ten aanzien van deze kosten (6:52 BW). Verder voert DTS ook hier aan dat, indien de werkzaamheden niet waren uitbesteed aan [eiseres] , zij zelf de werkzaamheden had moeten uitvoeren en de bijbehorende kosten had moeten maken. De rechtbank gaat daar wederom, om dezelfde redenen als genoemd onder 4.71. aan voorbij.
[naam 4] soorten
4.74.
De vorderingen onder VIII en IX strekkende tot betaling van een bedrag van € 12.930,50 en een bedrag van € 4.907,77 ten aanzien van de teelt op contract van [naam 4] soorten, wordt afgewezen. Partijen zijn het erover eens dat de veredelaar [naam 4] zijn kraam heeft verkocht en dat zowel [eiseres] als DTS hiervan een deel hebben gekocht. Op de zitting hebben partijen verduidelijkt dat [eiseres] bollen voor droogverkoop heeft gekocht, en dat DTS soorten heeft gekocht om verder te broeien, selecteren en telen. De door DTS gekochte [naam 4] soorten werden op contract geteeld door [eiseres] . Onduidelijk is echter wat hierover is afgesproken. DTS voert aan dat zij de soorten al lange tijd terug wil, maar niet terugkrijgt omdat, zo begrijpt de rechtbank, [eiseres] eerder heeft verklaard zelf het eigendomsrecht op deze soorten te hebben, althans op andere grond de soorten niet wilde afgeven. Verder is opvallend dat alle door [eiseres] overgelegde facturen ten aanzien van de teeltkosten voor deze soorten zijn opgesteld op dezelfde datum, namelijk 2 december 2020. Dit terwijl de periode waarover de kosten zouden zijn gemaakt teruggaat tot het seizoen 2015/2016. Dit maakt dat er veel onduidelijk is met betrekking tot deze soorten (en de daarmee samenhangende vorderingen). Het lag op de weg van [eiseres] , als de partij die zich op het rechtsgevolg beroept en hier de stelplicht draagt, om deze onduidelijkheid over de afspraken en de feitelijk gang van zaken omtrent de eigendom en de teelt van de bollen weg te nemen. Dit heeft zij niet gedaan. Voor het seizoen 2021/2022 geldt voorts dat het seizoen nog niet afgerond is, zodat alleen al op die grond nog geen betaling kan worden gevorderd.
Misgelopen royalties
4.75.
De vordering onder XXII strekkende tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat ten aanzien van misgelopen royalties wegens verwaarlozing van soorten door overige DTS leden, met veroordeling van DTS om reeds nu € 500.000 (als voorschot) in het Depot te storten, wordt afgewezen. Tussen partijen is niet in geschil, en zo volgt ook uit de Overeenkomst, dat [eiseres] 1/3e deel van de royaltyvergoedingen zal ontvangen die de exploitatie van de Tulpenkraam door DTS oplevert. Hiernaast zal [eiseres] ook 1/6e deel van de overblijvende opbrengsten voor DTS verkrijgen via haar lidmaatschap in de coöperatie. Terecht nemen partijen als uitgangspunt dat de royaltyvergoeding voor deze soorten niet stopt na het einde van de Overeenkomst. Partijen hebben op de zitting verduidelijkt dat DTS pas royalties zal ontvangen indien soorten zijn geregistreerd bij de betreffende instanties én deze geregistreerde soorten worden verkocht. Tot op heden is, zo begrijpt de rechtbank, geen enkele soort door DTS geregistreerd, en het kan nog jaren duren voordat de eerste verkoop van een geregistreerde soort plaatsvindt. Hierbij is niet uitgesloten dat, na verdere opkweek, geoordeeld wordt dat de soorten toch niet goed genoeg zijn voor verkoop. Desalniettemin betekent dit dat, indien DTS voortgaat met exploitatie van de door haar verkregen en na dit vonnis te verkrijgen soorten uit de Tulpenkraam, [eiseres] uiteindelijk nog steeds recht heeft op haar royaltyvergoeding.
4.76.
[eiseres] stelt dat haar toekomstige royaltyvergoedingen door onrechtmatig handelen van DTS en haar leden zijn verminderd. Hierdoor loopt zij schade op, waarvoor zij verwijzing naar de schadestaat en een voorschot vordert. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat de aansprakelijkheid van de aangesprokene vaststaat. Dat is hier niet het geval. Niet gebleken is dat DTS en haar leden de geselecteerde soorten die zij zelf telen hebben verwaarloosd. De groeicijfers van deze soorten die [eiseres] heeft overgelegd, laten zien dat de soorten per jaar tussen de 100% en 140% groeien. Zonder nadere uitleg is onbegrijpelijk dat een dergelijke groei zou duiden op een verwaarlozing van de tulpenbollen. De niet onderbouwde stelling van [eiseres] dat de groei eerder 200% is geweest, is hiervoor in ieder geval onvoldoende. Dit temeer omdat DTS heeft aangevoerd dat een aantal van de soorten door [eiseres] in slechte staat werden aangeleverd en de groei daarom bemoeilijkt werd. [eiseres] stelt verder een vermoeden te hebben dat DTS en haar leden bewust de soorten hebben verwaarloosd om [eiseres] een hak te zetten. Zij onderbouwt dit vermoeden echter in het geheel niet. [eiseres] stelt nog dat de soort Carla Teune in de loop van de tijd is verminderd, en dat dit erop duidt dat DTS bollen achterhoudt. Ze legt ter onderbouwing hiervan een foto over van een handgeschreven aantekeningenvel van een medewerker van één van de leden van DTS, waarin aantallen zijn genoemd die later lager bleken te zijn. DTS heeft op de zitting uitgelegd dat er in eerste instantie een fout was gemaakt met het optellen van de aantallen, waarna de uiteindelijke cijfers omlaag zijn bijgesteld. Dit is ook aan [eiseres] gecommuniceerd. De rechtbank beoordeelt dit als voldoende gemotiveerde betwisting.
4.77.
Tegenover het verweer van DTS heeft [eiseres] onvoldoende feitelijk onderbouwd dat sprake is van aansprakelijkheid van DTS voor de eventuele toekomstige vermindering van de opbrengst uit royalties. De vordering wordt dus afgewezen.
Advocaatkosten DTS
4.78.
De vordering onder XX, strekkende tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat DTS wegens strijd met de wet en de eisen van redelijkheid en billijkheid niet gerechtigd is om op [eiseres] als lid van DTS haar aandeel (1/6e deel) van de advocaatkosten te verhalen, zal worden afgewezen. De rechtbank heeft er begrip voor dat [eiseres] deze situatie oneerlijk vindt, maar zij ziet geen rechtsgrond om de rechten van DTS op dit gebied te beperken. Anders dan [eiseres] stelt, bestaat er immers weldegelijk een grondslag voor het verhaal van deze kosten. Deze is gelegen in het lidmaatschap van de coöperatie. Ook na ontbinding van de Overeenkomst is [eiseres] nog steeds lid van de coöperatie, en dient zij te voldoen aan de hieruit volgende verplichtingen. Eén van deze verplichtingen is het voldoen van de contributie en het meedelen in de gezamenlijke kosten die door DTS worden gemaakt. Andersom houdt [eiseres] ook de rechten die horen bij het lidmaatschap, zoals uitbetaling van haar 1/6e deel van eventuele schadevergoedingen die DTS verkrijgt. Van dit laatste is de rechtbank zowel in kort geding als in deze bodemprocedure uitgegaan. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd waarom het één wel zou gelden en het ander niet. Voor toepassing de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid acht de rechtbank mede gelet op het voorgaande ook onvoldoende omstandigheden aanwezig.
4.79.
Dit brengt mee dat ook de vordering onder XXI, strekkende tot terug betaling van € 8.109,78 ten aanzien van de advocaatkosten die [eiseres] aan DTS heeft betaald, wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.80.
De vordering onder XVI, strekkende tot betaling van een bedrag van € 6.995,29 met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten, wordt beperkt toegewezen. [eiseres] heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat dergelijke kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, terwijl partijen in de Overeenkomst niet van dit besluit zijn afgeweken. De rechtbank zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief. Uitgaande van het toegewezen bedrag, komt dit neer op € 1.520,34.
Overige gemaakte kosten
4.81.
De vordering onder III, inhoudende betaling van een bedrag van € 38.578,50 ten aanzien van voorgeschoten teeltkosten aan Rainbow Colors, wordt afgewezen. [eiseres] stelt dat zij facturen aan Rainbow Colors heeft voldaan die eigenlijk voor rekening van DTS diende te komen. Zij heeft deze kosten over meerdere jaren voorgeschoten voor DTS, met het idee dat, zo stelt [eiseres] , DTS deze bedragen later terug zou betalen. [eiseres] heeft echter niet duidelijk gemaakt op welke rechtsgrond deze kosten voor rekening van DTS komen. De facturen staan immers op naam van [eiseres] . DTS stelt terecht dat nergens uit blijkt dat zij met [eiseres] heeft afgesproken uiteindelijk deze kosten te voldoen, terwijl een dergelijke verplichting ook niet volgt uit de Overeenkomst. Hierbij merkt de rechtbank op dat de eerste factuur van Rainbow Colors betrekking heeft op het kweekseizoen 2014/2015, terwijl uit de stukken blijkt dat [eiseres] pas bij brief van 24 juni 2020 voor het eerst aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van deze kosten door DTS. Dit doet vermoeden dat de door [eiseres] gemaakte kosten werden gedekt door de vaste jaarlijkse kwekersvergoeding, althans dat [eiseres] eerder geen reden heeft gezien om de kosten bij DTS in rekening te brengen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat jaren later de kosten alsnog door DTS dienen te worden vergoed.
4.82.
De vordering onder XIX, strekkende tot betaling van een bedrag van € 6.796,17 ten aanzien van verwerking en opslag van afgekeurde soorten van DTS, wordt afgewezen. DTS heeft betwist dat deze kosten zijn gemaakt en dat, indien de kosten al zouden zijn gemaakt, zij hiervoor aansprakelijk is. Hiertegenover heeft [eiseres] onvoldoende concreet onderbouwd welke werkzaamheden tegenover deze kosten staan. De door haar overgelegde en door haarzelf opgestelde factuur geeft hierover geen enkele duidelijkheid. Voor zover [eiseres] stelt dat deze kosten zijn gemaakt buiten de Overeenkomst om, is onduidelijk waarop de verplichting van DTS om tot betaling over te gaan is gebaseerd. Voor zover [eiseres] stelt dat deze kosten voortvloeien uit de Overeenkomst, wordt de vordering reeds afgewezen omdat deze kosten na het moment van ontbinding zijn ontstaan.
4.83.
De vordering onder XVIII inhoudende vergoeding van de kosten die [eiseres] heeft gemaakt voor het inschakelen van deskundige de heer [naam 5], wordt afgewezen. Zij heeft deze kosten immers gemaakt ter verdediging van haar belangen in het kort geding, meer in het bijzonder ten aanzien van haar tekortkomingen. Nu die tekortkomingen in deze procedure (deels) zijn komen vast te staan, kan [eiseres] deze kosten alleen al om die reden niet op DTS verhalen.
Proceskosten
4.84.
De vordering onder XII, strekkende tot betaling van een bedrag van € 1.630 met betrekking tot de proceskosten in kort geding, wordt afgewezen. DTS heeft terecht aangevoerd dat deze kosten niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard, waardoor het lopende hoger beroep in die procedure schorsende werking heeft. Daarnaast geldt dat [eiseres] voor dit bedrag reeds een titel heeft – de proceskosten zijn in het kort geding immers toegewezen – zodat ook daarom niet valt in te zien waarom deze vordering (nogmaals) zou moeten worden toegewezen.
4.85.
De vordering onder XVII voor wat betreft een volledige proceskostenveroordeling in de onderhavige procedure zal worden afgewezen. Hiervoor is slechts ruimte indien sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Dit is het geval als een vordering wordt ingesteld die gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen en omstandigheden waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daargelaten dat DTS door [eiseres] in deze procedure is betrokken en niet andersom, is anders dan [eiseres] betoogt van een dergelijke evidente situatie allerminst sprake.
DTS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dan ook worden veroordeeld in de forfaitaire proceskosten, aan de zijde van [eiseres] als volgt begroot:
  • dagvaarding € 87,99
  • griffierecht € 4.131
  • salaris advocaat € 6.428(2 punten x tarief VII van € 3.214)
Totaal € 10.646,99
4.86.
Overeenkomstig de niet weersproken vordering daartoe wordt de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, omdat de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
5.1.
veroordeelt DTS tot betaling van € 50.416,66 aan [eiseres] , zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, welk bedrag feitelijk al door DTS aan [eiseres] is overgemaakt op 20 juli 2021 (vordering II);
5.2.
veroordeelt DTS tot betaling van € 10.516, zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening (vordering IV);
5.3.
veroordeelt DTS tot betaling van € 12.511,02, zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening (vordering VI);
5.4.
veroordeelt DTS tot betaling van € 736 zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening (vordering X);
5.5.
veroordeelt DTS tot betaling van € 354,25 zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening (vordering XI);
5.6.
veroordeelt DTS tot betaling van € 1.520,34 zonder dat [eiseres] als lid van DTS gehouden is om hieraan mee te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum tot aan de dag der algehele voldoening (vordering XVI);
5.7.
veroordeelt DTS in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 10.646,99, en begroot de nakosten op € 163 in geval van betekening te vermeerderen met € 85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling;
in reconventie:
5.8.
verklaart voor recht dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst d.d. 6 februari 2015 jegens DTS en dat [eiseres] jegens DTS aansprakelijk is voor de door DTS dientengevolge geleden en nog te lijden schade en [eiseres] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat (vordering I);
5.9.
verklaart voor recht dat de tussen DTS en [eiseres] gesloten overeenkomst d.d. 6 februari 2015 partieel is ontbonden, in die zin dat deze per 12 juni 2020 ontbonden is (vordering II);
5.10.
veroordeelt [eiseres] om volledige medewerking te verlenen om het bedrag ad € 151.250,01 dat bij de notaris in depot staat terug te (laten) storten op de bankrekening van DTS, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag met een maximum van € 150.000 (vordering V);
5.11.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van DTS tot op heden begroot op € 6.428, en begroot de nakosten op € 163 in geval van betekening te vermeerderen met € 85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling;
in conventie en reconventie:
5.12.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.7, 5.10 en 5.11 uitvoerbaar bij voorraad;
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken door
mr. D. Dondorp, rolrechter, op 30 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 2633/2431