Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- dat het vreemd is dat ze het dreigbericht van mei 2022 niet zo serieus nam;
- dat zij tegenstrijdig dan wel inconsistent heeft verklaard over het betalen van het bedrag. dan wel een lager bedrag;
- na de gestelde dood van haar broer nog geruime tijd probleemloos thuis is geweest en pas op 14 augustus 2021 uit Somalië is vertrokken, na eerst nog een half jaar te hebben verbleven bij een zoon van haar nicht; dat is opmerkelijk omdat Al-Shabaab haar daar had kunnen vinden als ze naar haar op zoek zouden zijn geweest;
- dat sinds het vertrek van eiseres naar de zoon van haar nicht haar kinderen en familieleden ook niets meer van Al-Shabaab hebben vernomen.
Hiraal Institutein Somalië getiteld
‘A Losing Game: Countering Al-Shabab’s Financial System, oktober 2020’. Pagina 3 van die studie vermeldt:
“onlyvery small-scale businessessuch as street hawkers that have not reached the Zakah requirement are untaxed by the group.”(onderlijning: rechtbank). Deze studie, waar het ambtsbericht in voetnoot 153 naar verwijst, heeft het dus zelfs over ‘zeer kleinschalige ondernemingen’.
“Nee, als er iets gebeurt met de burgers wordt er niets gezegd. Alleen als het iemand van de overheid betreft of iemand die bekend is, maar niet als het om burgers gaat.”(verslag nader gehoor, p. 15). Verder is eiseres gevraagd:
“U verklaarde eerder dat berichten alleen in de media kwamen bij overheidsmensen en bekende personen. Mij is daarmee nog steeds niet duidelijk waarom uw broer, die niet kon betalen, als voorbeeld gesteld zou moeten worden. Kunt u dat verduidelijken?”(verslag nader gehoor, p. 20).
Al-Shabaab en de gerichte moordaanslag door Al-Shabaab op haar broer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is geweest van dreigementen en gericht geweld van de zijde van Al-Shabaab . Zij verwijst daartoe naar een passage in het ambtsbericht op p. 33:
dat 300 te veel was en dat we alleen maar 100 dollar konden betalen.” (nader gehoor, p. 17). Van een weigering om te betalen is vanwege dit tegenvoorstel, waaruit de bereidheid tot betalen blijkt, geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt niet.