In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De zaak betreft beroepen tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het belastingjaar 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de door verweerder vastgestelde waarde van de onroerende zaken, die op € 141.000 per onroerende zaak was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift tijdig is ingediend, ondanks dat het pas één dag na afloop van de termijn is ontvangen, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de waarde van de onroerende zaken te hoog is vastgesteld. Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de redelijke termijn in beginsel twee jaar bedraagt, deze termijn in dit geval met vier maanden is verlengd vanwege de coronacrisis. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.