ECLI:NL:RBDHA:2022:4498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikkingen en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De zaak betreft beroepen tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het belastingjaar 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de door verweerder vastgestelde waarde van de onroerende zaken, die op € 141.000 per onroerende zaak was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift tijdig is ingediend, ondanks dat het pas één dag na afloop van de termijn is ontvangen, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de waarde van de onroerende zaken te hoog is vastgesteld. Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de redelijke termijn in beginsel twee jaar bedraagt, deze termijn in dit geval met vier maanden is verlengd vanwege de coronacrisis. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 21/2062, SGR 21/2063 en SGR 21/2260 tot en met SGR 21/2265

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 mei 2022 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 januari 2021 op het bezwaar van eiseres tegen na te noemen beschikking en aanslagen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een online-zitting plaatsgevonden op
3 mei 2022. Namens eiseres heeft haar gemachtigde daaraan deelgenomen. Namens verweerder heeft [A] daaraan deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de
redelijke termijn af.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij beschikkingen van 29 februari 2020 op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als de [adres] [nummer 1] tot en met [nummer 2] en [nummer 3] tot en met [nummer 4] te [plaats] (de onroerende zaken), voor het belastingjaar 2020 naar de toestandsdatum 1 januari 2020 vastgesteld op
€ 141.000 per onroerende zaak. Met de beschikkingen zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres opgelegde aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2020 (de aanslagen).
2. Eiseres heeft tegen de beschikkingen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken. De onroerende zaken zijn acht bouwpercelen.
4. Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het tweede lid bepaalt dat een beroepschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar als dagtekening heeft 27 januari 2021, waardoor de beroepstermijn eindigde op 10 maart 2021. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 11 maart 2021. Omdat het beroepschrift is ontvangen binnen één week na afloop van de termijn, eiseres ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en de envelop waarin het beroepschrift is toegezonden ontbreekt, gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Gelet hierop is het beroep ontvankelijk.
5. Eiseres heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat de waarde van de onroerende zaken niet te hoog is vastgesteld. Gelet hierop zijn de beroepen ongegrond verklaard.
6. Wel heeft eiseres het standpunt gehandhaafd dat recht bestaat op een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat, behoudens bijzondere omstandigheden, een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de termijn in dit geval wegens bijzondere omstandigheden te verlengen met vier maanden. Naar het oordeel van de rechtbank is de coronacrisis een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om een langere redelijke termijn dan een termijn van twee jaar te hanteren. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De termijn vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen, te weten
9 maart 2020. De rechtbank doet uitspraak op 17 mei 2022, zodat de redelijke termijn, rekening houdend met de verlenging als gevolg van de coronacrisis, niet wordt overschreden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.