ECLI:NL:RBDHA:2022:4490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres had een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA), die per 19 november 2020 door het Uwv was ingetrokken. Eiseres was van mening dat deze intrekking onterecht was en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van eiseres zorgvuldig bestudeerd. Eiseres was sinds 2013 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten, waaronder artrose en rugklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat hun rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding, 19 november 2020, juist was.

Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische urenbeperkingen en dat haar beperkingen duurzaam zijn. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de motivering van de verzekeringsartsen afdoende was en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de intrekking van de WIA-uitkering door het Uwv bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[B.V.] B.V., [vestigingsplaats] , werkgever
(gemachtigde: mr. K. Gomes en L.B.J. Vrolijk).

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de WGA-loonaanvullingsuitkering [1] die eiseres op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt per 19 november 2020 beëindigd.
In het besluit van 9 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De werkgever heeft aangegeven als partij aan deze beroepszaak te willen deelnemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2022. Eiseres is samen met haar echtgenoot verschenen en is bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres was werkzaam als receptioniste voor 24,06 uur per week bij de derde-partij. Op 13 juni 2013 meldde zij zich ziek voor dit werk vanwege een kijkoperatie aan de rechterknie. Er is bij eiseres sprake van artrose in de knieën, handen, polsen, nek, heupen en voeten. Ook heeft zij schouder- en rugklachten. Nadat zij twee jaar ziek was geweest, werd eiseres in het kader van de WIA op medische gronden vanwege postoperatief herstel, volledig arbeidsongeschikt beschouwd. Per 11 juni 2015 is daarom aan haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een medische en arbeidskundige herbeoordeling in 2016 werd eiseres nog steeds als volledig arbeidsongeschikt beschouwd, maar nu op arbeidskundige gronden. Verweerder heeft per 11 augustus 2018 de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd en eiseres in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.2
De derde-partij heeft verweerder in 2018 verzocht om eiseres opnieuw te beoordelen. De medische en arbeidskundige herbeoordelingen die hierop volgden, leverden geen wijziging op van de WIA-uitkering die eiseres ontving. De mate van arbeidsongeschiktheid bleef onverminderd 80 tot 100%.
De besluitvorming
2.1
Op 18 juni 2020 heeft de derde-partij nogmaals verzocht om een herbeoordeling bij eiseres te verrichten. Verweerder heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres vervolgens opnieuw beoordeeld. De arts L. Waaijer heeft daartoe een medisch onderzoek verricht, onder supervisie van verzekeringsarts R. Louter. De primaire arts heeft eiseres op 27 augustus 2020 op het spreekuur gezien, waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Zijn onderzoeksbevindingen staan vermeld in het rapport van 2 september 2020. Uit de anamnese en de bevindingen bij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft de primaire arts afgeleid dat de beperkingen in vergelijking met de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 augustus 2018 die is opgesteld tijdens de eerdere WIA-beoordeling, anders zijn. De primaire arts heeft de FML daarom aangepast en een aantal beperkingen laten vervallen, maar ook een aantal beperkingen toegevoegd. Hij vindt het aannemelijk dat eiseres op grond van haar locomotore aandoeningen beperkingen ervaart voor meerdere vormen van zwaar fysiek werk en koude. Er zijn aanvullende beperkingen voor schouderbelastende werkzaamheden vastgesteld, waaronder het boven schouderhoogte werken en draaibewegingen maken met de rechterarm die kracht vergen. De arts heeft wel een discrepantie geconstateerd tussen de ernst van de ervaren fysieke belemmeringen en de objectiveerbare afwijkingen. Een deel van de klachten lijkt volgens de arts mede verband te houden met vermijding/deconditionering en leefstijlfactoren. Hij vind eiseres daarom minder beperkt voor lopen, staan, zitten en tillen/dragen. Verder heeft hij opgemerkt dat er geen reden is voor een medische urenbeperking. Hierbij heeft hij de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (de Standaard) in aanmerking genomen. De beperkingen die de arts van toepassing vindt heeft hij vastgelegd in de FML van 2 september 2020.
2.2
De hierna ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft voor eiseres een aantal passende functies geselecteerd aan de hand waarvan een verlies aan verdiencapaciteit van 9,64% is vastgesteld. Op basis hiervan heeft verweerder in het primaire besluit de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres per 19 september 2020 ingetrokken.
2.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarna een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft plaatsgevonden. De bevindingen hiervan staan vermeld in het rapport van 19 februari 2021. Uit dit rapport blijkt dat de verzekeringsarts b&b eiseres op de hoorzitting van 11 januari 2021 heeft gezien. Aansluitend heeft hij een oriënterend psychisch onderzoek en een lichamelijk onderzoek bij haar verricht. Ook heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen van het door eiseres in bezwaar overgelegde huisartsenjournaal, inclusief de hierbij gevoegde brieven van specialisten. De verzekeringsarts b&b vindt op basis van zijn herbeoordeling dat de gemachtigde van eiseres terecht heeft aangegeven dat enkele punten door de eerste arts zijn gewijzigd zonder nadere onderbouwing. Dit geldt voor de beperkingen voor het lopen, staan en gebogen/getordeerd actief zijn. Hierbij heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat er wel altijd een bandbreedte is bij het invullen van de FML. Die bandbreedte geeft vaak geen evidente wijzigingen in de uitkomst. De verzekeringsarts b&b vindt dat er in deze zaak wel kritieke items zijn gewijzigd die buiten die bandbreedte vallen. Hierbij gaat het met name om het lopen en staan. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om voor het lopen en staan af te wijken van de beoordeling in 2018-2019. Dit komt door de combinatie van ziektebeelden waarvan bij eiseres sprake is, zijnde de knieproblematiek, waarvoor protheses, de voet-, bekken- en de rugklachten. Daarom vindt de verzekeringsarts b&b dat eiseres voor de items staan en lopen niet licht beperkt is maar beperkt. Met betrekking tot het gebogen/getordeerd actief zijn kan de beperking die in 2018-2019 is geduid niet worden gevolgd omdat er geen duidelijk ernstige pathologie van de rug aanwezig is. De verzekeringsarts b&b vindt wel een aanvullende beperking van toepassing voor het knielen/hurken vanwege de protheses. De beperking voor het werken met het toetsenbord heeft hij ook hersteld vanwege de klachten van eiseres. De overige aangegeven beperkingen vallen binnen de bandbreedte en hoeven geen aanpassingen.
Verder heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport uiteengezet waarom hij vindt dat de eerste arts de prognose goed heeft aangegeven. Ook is nader gemotiveerd waarom een urenbeperking niet van toepassing is. Er ontbreken ziektebeelden waardoor er sprake is van een stoornis in de energiehuishouding of preventieve maatregelen dienen te worden aangegeven. Ook is geen sprake van behandelingen waardoor eiseres verminderd beschikbaar is. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen die hij van toepassing vindt
vastgelegd in de FML van 19 februari 2021.
2.4
De arbeidskundige kant van de zaak is vervolgens beoordeeld door de arbeidsdeskundige b&b. Zij heeft met de aangepaste FML van 19 februari 2021 het CBBS geraadpleegd. De functies receptionist (SBC-code 315120), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100), telefonist (SBC-code 315174) en telefonisch verkoper (SBC-code 315173) zijn hieruit geselecteerd voor eiseres. Het verlies aan verdiencapaciteit is op basis van deze functies 20,17% . Omdat dit nog steeds minder is dan 35% arbeidsongeschiktheid, is het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiseres.
3.1
De rechtbank heeft uit het verhandelde ter zitting afgeleid dat eiseres zich met name niet kan verenigen met het feit dat geen medische urenbeperking is aangenomen. Eiseres vindt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom hiervan geen sprake is. Er had meer aandacht moeten worden besteed aan het dagverhaal.
3.2
Verder stelt eiseres zicht op het standpunt dat de meeste beperkingen duurzaam zijn en er geen verbetering is te verwachten. Zij heeft al twee lange behandeltrajecten achter de rug en de artrose is een chronisch progressieve aandoening. Zij kan zich daarom niet verenigen met de conclusie van verweerder dat zij arbeidsmogelijkheden heeft.
Beoordeling door de rechtbank.
4. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies per 19 november 2020 juist is. Dit is de datum in geding en geldt als uitgangspunt bij de beoordeling van de zaak. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
5.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
5.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
6.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste arts en de verzekeringsarts b&b, gelet op alle onderzoeksactiviteiten die zijn verricht, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De eerste verzekeringsarts heeft de gegevens in het dossier bestudeerd en eiseres zowel psychisch als lichamelijk onderzocht. Ook heeft hij een uitgebreide anamnese afgenomen waarbij specifiek aan elke klacht (heupen, schouders, handen, knieën, voeten en rug) aandacht is besteed. Ook is uitgebreid het dagverhaal van eiseres verwoord in het rapport van de eerste arts van 2 september 2020. De verzekeringsarts b&b heeft de bevindingen van de eerste arts vervolgens heroverwogen, waarbij eveneens dossierstudie is verricht en eiseres nogmaals psychisch en lichamelijk is onderzocht. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten die eiseres heeft zijn meegenomen bij de beoordeling van haar mate van arbeidsongeschiktheid. Dat geldt ook voor de stukken van haar behandelaars. Ook die zijn betrokken bij de beoordeling. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rapporten zijn inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en de conclusies zijn logisch. Vervolgens moet worden beoordeeld of van de juistheid van die medische beoordeling kan worden uitgegaan.
6.2
De beroepsgrond dat ten onrechte geen medische urenbeperking in aanmerking is genomen, slaagt niet. De rechtbank vindt dat de eerste arts en de verzekeringsarts b&b afdoende hebben gemotiveerd waarom er geen reden is voor een medische urenbeperking. Die motivering komt erop neer dat eiseres niet voldoet aan de strikte criteria die gelden voor het aannemen van een dergelijke beperking. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te vinden. Zij wijst er in dit verband op dat voor een urenbeperking volgens vaste rechtspraak [2] pas aanleiding is indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen van de FML niet op voldoende wijze aan de door verweerder erkende problemen van de betrokkene tegemoet kan worden gekomen. Hiervan is de rechtbank op basis van de beschikbare stukken niet gebleken.
6.3
De rechtbank vindt verder niet dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Er zijn diverse beperkingen opgenomen in de FML, met name met betrekking tot de dynamische handelingen en statische houdingen. In bezwaar zijn ook aanvullende beperkingen door de verzekeringsarts b&b vastgesteld. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor onder alinea 2.3 staat vermeld. Eiseres heeft haar claim dat zij op basis van haar medische klachten geheel ongeschikt is voor arbeid, in beroep niet nader onderbouwd met (nieuwe) medische informatie.
6.4
Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (19 november 2020).
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
7. De arbeidsdeskundige b&b heeft bij de selectie van de functies rekening gehouden met de beperkingen die zijn vastgelegd in de aangepaste FML van 19 februari 2021. Eiseres heeft daartegen geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. De rechtbank heeft in het dossier ook geen aanknopingspunten gevonden om de geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt voor haar te vinden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres in medisch opzicht in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
Discriminatie
8. Het betoog van eiseres zoals zij dat ter zitting heeft gedaan, erop neerkomend dat de Wet WIA discriminerend is voor mensen met een lager inkomen zoals zijzelf, slaagt niet. De WIA-uitkering is een zogeheten loondervingsuitkering: het is een uitkering die wordt gebaseerd op het inkomen dat iemand door arbeidsongeschiktheid misloopt. Iemand met een hoger inkomen dan eiseres maar met een gelijke restverdiencapaciteit loopt meer inkomen mis. In zo’n geval kan van een gelijke situatie niet worden gesproken en is van discriminatie (ongelijke behandeling van gelijke of voldoende vergelijkbare gevallen) dus ook geen sprake.
Conclusie
9. Het vorenstaande betekent dat de WIA-uitkering van eiseres op goede gronden is beëindigd. Er is geen sprake meer van (volledige) arbeidsongeschiktheid op de datum in geding. De beroepsgronden over de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres kunnen daarom buiten bespreking blijven. In dit geval wordt immers niet voldaan aan de toepassingsvoorwaarde die artikel 4 van de Wet WIA stelt, te weten dat de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moet zijn om een eventueel recht op een IVA‑uitkering te doen ontstaan.
10. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BG9617.