Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
[B.V.] B.V., [vestigingsplaats] , werkgever
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres had een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA), die per 19 november 2020 door het Uwv was ingetrokken. Eiseres was van mening dat deze intrekking onterecht was en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van eiseres zorgvuldig bestudeerd. Eiseres was sinds 2013 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten, waaronder artrose en rugklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat hun rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding, 19 november 2020, juist was.
Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische urenbeperkingen en dat haar beperkingen duurzaam zijn. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de motivering van de verzekeringsartsen afdoende was en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de intrekking van de WIA-uitkering door het Uwv bevestigd.