ECLI:NL:RBDHA:2022:4486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.W. de Vos van Steenwijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een ZW-uitkering ontvangen, maar deze werd per 28 mei 2019 beëindigd door verweerder, die oordeelde dat eiseres geschikt was voor bepaalde functies. Eiseres ging hiertegen in beroep, omdat zij van mening was dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was ingeschat. De rechtbank heeft de processtukken en rapporten van verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat de medische rapporten zorgvuldig en begrijpelijk waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres, ondanks haar klachten, geschikt was voor de functies van besteller post/pakketten en (hulp)verkoper in een kledingzaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de ZW-uitkering per 28 mei 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.W. de Vos van Steenwijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans),

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per die datum beëindigd.
Bij besluit van 14 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 4 april 2022 ter zitting behandeld. Eiseres en haar zoon zijn verschenen. Haar gemachtigde is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1.1
Eiseres was werkzaam als cateringbeheerder. Op 18 januari 2014 heeft zij zich ziek gemeld met rechterarm klachten, waarna zij een ZW-uitkering ontving. Verweerder heeft vervolgens geweigerd aan eiseres per 5 april 2016 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35 % arbeidsongeschikt was. Eiseres is tegen deze beslissing in bezwaar en beroep gegaan. In bezwaar is de weigering in stand gebleven. Het beroep heeft eiseres ingetrokken.
1.2
Op 1 juli 2016 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld, waarna een ZW-uitkering is toegekend. Deze uitkering is per 10 oktober 2016 beëindigd omdat zij per die datum arbeidsgeschikt werd geacht voor de in de WIA-procedure geduide functies. Eiseres heeft zich vervolgens per 10 oktober 2016 nogmaals ziekgemeld, maar verweerder heeft geweigerd om per die datum opnieuw een ZW-uitkering toe te kennen. Deze weigering is in bezwaar en beroep (SGR 17/1761) in stand gebleven. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Op 1 juni 2017 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld, maar verweerder heeft geweigerd om eiseres per 1 juni 2017, subsidiair per 6 juli 2017 een ZW-uitkering toe te kennen. Deze weigering is in bezwaar en beroep (SGR 18/901) in stand gebleven. Op het hoger beroep (19/3464 ZW) is op het moment van deze uitspraak nog niet beslist.
1.4
Eiseres heeft zich hierna nogmaals meerdere malen ziekgemeld. De laatste keer was op 28 mei 2018. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres had nog steeds last van nek-, rug-, schouder- en rechter elleboogklachten. Ook is sprake van psychische klachten. Aan eiseres is per
17 augustus 2018 een ZW-uitkering toegekend. Zij onderging op 12 oktober 2018 een operatie aan de rechterelleboog.
De besluitvorming
2.1
Nadat eiseres een jaar ziek was, heeft verweerder beoordeeld of zij nog recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres is hiervoor op het spreekuur van een verzekeringsarts van het Uwv geweest. Deze arts heeft onderzocht wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft hij opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 mei 2019. De arbeidsdeskundige heeft deze gewijzigde FML door het CBBS-systeem gehaald. Het resultaat hiervan is dat eiseres geschikt is geacht voor één van de in de WIA-procedure geduide functies. Het gaat om de functie besteller post/pakketten. Verweerder heeft vervolgens met het primaire besluit de ZW-uitkering van eiseres per 28 mei 2019 beëindigd.
2.2
In bezwaar is een onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) verricht. De verzekeringsarts b&b is het eens met de beoordeling van de eerste verzekeringsarts en vindt niet dat er meer beperkingen moeten worden opgenomen in de FML. Ook de verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat eiseres geschikt kan worden geacht voor de functie besteller post/pakketten. Het bezwaar is daarom ongegrond en de beëindiging van de ZW-uitkering blijft in stand.
3. In beroep heeft verweerder nadere rapporten van de verzekeringsarts b&b overgelegd van 4 januari 2021 en 24 maart 2021. Hieruit volgt dat eiseres niet alleen geschikt is voor de functie besteller post/pakketten, maar ook voor de functie (hulp)verkoper in een kledingzaak.
Standpunt van eiseres.
4.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat zij geen arbeid kan verrichten vanwege de rechter armklachten die zij heeft. Op de zitting heeft zij naar voren gebracht dat zij niet kan tillen, dragen en sjouwen en ook geen auto kan rijden vanwege de rechter armklachten. Ook de functie (hulp)verkoper in een kledingzaak kan zij daarom niet verrichten.
4.2
Verder is er volgens eiseres ten onrechte geen medische informatie ingewonnen bij orthopedisch chirurg Eygendaal. Eiseres heeft in beroep een rapport overgelegd van arts-gemachtigde drs. Ait van 12 juni 2020. Ook heeft eiseres een specialistenbericht overgelegd van orthopedisch chirurg drs. P.E. Huijsmans, werkzaam bij de Bergman Clinics, van18 juni 2021.
Beoordeling door de rechtbank
5. In beroep gaat het om de vraag of de medische situatie van eiseres en dat wat zij wel en niet kan op 28 mei 2019 juist is ingeschat. Dit is de datum in geding in deze zaak.
5.1
In artikel 19, eerste lid, van de ZW staat dat iemand recht heeft op ziekengeld als hij als gevolg van ziekte of gebreken niet geschikt is voor het verrichten van zijn arbeid. Normaal wordt met ‘zijn arbeid’ bedoeld: de laatste voor de ziekmelding verrichte arbeid.
5.2
In deze zaak is dat anders. Eiseres heeft eerder de maximumtermijn ziekengeld ontvangen, maar is blijvend ongeschikt voor haar oude arbeid en heeft ook geen andere arbeid verricht. Daarom geldt als ‘zijn arbeid’: ‘gangbare arbeid’, zoals dat is uitgewerkt bij de beoordeling van het recht van eiseres op een WIA-uitkering. [1]
6. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
7. De eerste verzekeringsarts heeft eiseres op 21 mei 2019 op het spreekuur gezien. Hij heeft haar zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Hij is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid (geen benutbare mogelijkheden). Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden die hiervoor gelden. De eerste verzekeringsarts heeft daarom de beperkingen, die eiseres heeft, vastgelegd in de FML van 21 mei 2019. Ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling die in 2016 plaatsvond, vindt hij eiseres meer beperkt. Hierbij gaat het om beperkingen ten aanzien van de knijp- en grijpkracht, werken met toetsenbord en muis, reiken, buigen, duwen/trekken, lopen, staan en zitten. Er is geen reden om een urenbeperking aan te nemen. Na raadpleging van het CBBS-systeem door de arbeidsdeskundige komt de eerste verzekeringsarts tot de conclusie dat eiseres geschikt is voor het verrichten van de eerder geduide functie besteller post/pakketten (routechauffeur).
8. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op 12 december 2019 op de hoorzitting gezien. Ook heeft hij dossierstudie verricht en medische informatie opgevraagd bij orthopedisch chirurg P.H.C. den Hollander, waarbij het gaat om de brief van 13 januari 2020. Deze medische informatie laat een bevestiging zien van de hardnekkige problematiek van de elleboog van eiseres. Hierdoor is eiseres beperkt in activiteiten waarbij de elleboog belast wordt en dan met name de belastingen die kracht kosten. De verzekeringsarts b&b vindt dat de eerste verzekeringsarts hiermee met het vaststellen van de beperkingen voldoende rekening heeft gehouden. Dit geldt ook voor de beperkingen die eiseres heeft als gevolg van de andere klachten, waaronder die van de rug. Er is geen reden om verdergaande beperkingen te duiden. De verzekeringsarts b&b vindt eiseres met die beperkingen geschikt voor de functie besteller post/pakketten. In beroep heeft de verzekeringsarts b&b zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres ook geschikt is voor de functie (hulp)verkoper in een kledingzaak.
9.1
De rechtbank vindt dat de medische rapporten zorgvuldig, zonder tegenstrijdigheid en begrijpelijk zijn. De verzekeringsartsen hebben de lichamelijke beperkingen van eiseres op een zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart gebracht. Alle door eiseres gestelde klachten zijn bij de medische beoordeling betrokken. Er is ook medische informatie opgevraagd bij de behandelaars van eiseres. Hiervan heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen. Zoals uit het rapport van de eerste verzekeringsarts blijkt, is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres valt niet in één van de uitzonderingscategorieën. Hiermee wordt bedoeld de (zeer strenge) uitzonderingscategorieën die in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten staan vermeld. Er is geen sprake van een opname in het ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ontbrekende lichamelijke zelfredzaamheid, of een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een ernstige psychische stoornis.
9.2
Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen voor eiseres. Deze zijn in kaart gebracht in de FML van 21 mei 2019. Er zijn diverse beperkingen aangenomen op lichamelijk gebied, meer dan bij de eerdere WIA-beoordeling in 2016. Deze beperkingen hebben met name betrekking op de rechter armklachten. Het is niet objectief gebleken dat eiseres hiermee tekort is gedaan.
9.3
De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts b&b overtuigend heeft gemotiveerd dat eiseres ondanks haar beperkingen per de datum in geding geschikt is te achten voor de functies besteller post/pakketten en (hulp)verkoper in een kledingzaak. De rechtbank verwijst in dit verband met name naar het rapport van 24 maart 2021. Hieruit volgt dat het gaat om functies waarbij de belasting voor de nek, schoudergordel en armen beperkt tot zeer beperkt is. Met name de functie (hulp)verkoper in een kledingzaak is een (erg) lichte functie, waarbij de enige zwaardere taak het stofzuigen is aan het eind van de dag.
9.4
Het door eiseres overgelegde rapport van drs. Ait van 12 juni 2020 leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat de lichamelijk beperkingen van eiseres zijn onderschat.
De rechtbank verwijst in dit verband naar het rapport van de verzekeringsarts b&b van 4 januari 2021. Hierin heeft deze arts op uitgebreide wijze uiteengezet dat het rapport van drs. Ait geen reden geeft om anders te oordelen over de vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten.
Ook het door eiseres overgelegde specialistenbericht van orthopedisch chirurg Huijsmans van18 juni 2021, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel omdat hierin geen nog niet bekende medische informatie staat vermeld.
10. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht en op goede gronden per 28 mei 2019 de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd. Eiseres heeft daarom per die datum geen recht meer op een ZW-uitkering.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2945.