ECLI:NL:RBDHA:2022:4435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
20/8119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over WGA-uitkering en duurzaamheid arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022, zaaknummer SGR 20/8119, is het beroep van de Staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werkneemster die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Het UWV had in een eerder besluit vastgesteld dat de werkneemster volledig arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster op de datum in geding niet duurzaam was. De rechtbank wijst erop dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor de werkneemster en dat het UWV geen overleg heeft gevoerd met de behandelende artsen over de te verwachten effecten van de behandeling. Hierdoor is de rechtbank van mening dat het UWV de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid opnieuw moet beoordelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het UWV het griffierecht en de proceskosten vergoeden aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2022 in de zaak tussen

De Staatssecretaris van Financiën, te 's-Gravenhage, eiser

(gemachtigde: mr. B.J.M. Oenema),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D.E.C. Veugen).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2020 (primair besluit) heeft het Uwv aan [A] (hierna: werkneemster) vanaf 15 september 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend op grond van de Wet WIA. [2]
Bij besluit van 12 november 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en daarbij een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts B&B [3] van 2 juni 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-beeldverbinding plaatsgevonden op 8 maart 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De door eiser ingeschakelde verzekeringsarts, J. Schipper, heeft ook deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Wat aan de procedure vooraf ging
1. Werkneemster was bij eiser werkzaam als medewerker administratie voor 30 uur per week. Op 18 september 2018 heeft werkneemster zich ziek gemeld met psychische klachten. Bij het primaire besluit heeft het Uwv in aansluiting op de wachttijd werkneemster met ingang van 15 september 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend en haar op medische gronden 100% arbeidsongeschikt geacht. Eiser, die eigenrisicodrager is, heeft bezwaar gemaakt omdat hij vindt dat werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering. [4]
2. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv het rapport van de verzekeringsarts B&B van 10 november 2020 ten grondslag gelegd. Hij heeft bij zijn beoordeling ook het nadere rapport van de primaire arts/verzekeringsarts van 15 oktober 2020 meegenomen.
Beoordelingskader
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Het geschilpunt
4. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster op de datum in geding, 15 september 2020, volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten, ligt de vraag voor of de arbeidsongeschiktheid van werkneemster op de datum in geding moet worden geacht naast volledig ook duurzaam te zijn, zodat werkneemster op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA- in plaats van een WGA-uitkering.
De beoordeling van de rechtbank
Is het onderzoek zorgvuldig?
5. Gelet op hetgeen is besproken ter zitting bespreekt de rechtbank allereerst de vraag of het onderzoek zorgvuldig is geweest.
6. In de primaire fase heeft de arts telefonisch contact gehad met werkneemster. Verder heeft hij dossierstudie verricht en kennisgenomen van de aanwezige medische informatie. De verzekeringsarts B&B heeft volstaan met een dossierstudie. Dat betekent dat in dit geval er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden tussen een verzekeringsarts en werkneemster. Volgens vaste rechtspraak [5] kan in zo’n geval in beginsel in bezwaar slechts worden afgezien van een spreekuur indien de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
De verzekeringsarts B&B overweegt in het rapport van 10 november 2020 het volgende: “De arts heeft een adequate anamnese afgenomen en kennis genomen van de beschikbare dossierinformatie. Op deze gegevens was in redelijkheid de conclusie te baseren dat cliënt door psychische klachten in het geheel niet belastbaar is met arbeid, ook zonder cliënt op kantoor te hebben gezien. Werkgever bestrijdt overigens ook niet dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt is. De prognose moet vooral worden gebaseerd op anamnestische gegevens over klachten en lopende behandeling en toekomstige behandelopties, gecombineerd met kennis over het beloop van de relevante aandoening. Voor het vaststellen of er nog verbetering mogelijk is heeft een lijfelijk spreekuur weinig meerwaarde.”
De rechtbank vindt dat hiermee voldoende gemotiveerd wordt waarom van een spreekuurcontact in bezwaar kan worden afgezien. Daarbij is voor de rechtbank met name relevant dat de beperkingen en de volledige arbeidsongeschiktheid niet in geschil is en dat de beoordeling van de duurzaamheid vooral op basis van andere gegevens plaatsvindt. Verder is niet gebleken dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van de werkneemster hebben gemist. Alle beschikbare informatie van de behandelende sector is meegenomen door de verzekeringsartsen bij hun beoordeling. Ook alle gezondheidsklachten van werkneemster waren bekend en zijn door de verzekeringsartsen betrokken in hun beoordeling. Het onderzoek door de verzekeringsartsen heeft dan ook op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Is de arbeidsongeschiktheid duurzaam?
7. De rechtbank vindt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van werkneemster op 15 september 2020 niet ook duurzaam was. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dat vindt.
8. Uit de informatie van de behandelende sector komt naar voren dat werkneemster op de datum in geding nog in behandeling is en dat er nog (intensievere) behandelmogelijkheden zijn voor haar psychische klachten. Gelet daarop vindt de rechtbank dat de verzekeringsartsen van het Uwv overtuigend hebben gemotiveerd dat er op de datum in geding nog geen sprake is van een situatie waarbij verbetering van de belastbaarheid uitgesloten is. De verzekeringsartsen zijn er alleen niet in geslaagd overtuigend te onderbouwen dat verbetering van de belastbaarheid in het eerstkomende jaar of in de periode daarna mogelijk is. De rechtbank mist een deugdelijke gemotiveerde en op de werkneemster toegespitste beoordeling of aannemelijk is dat de lopende behandeling (onder andere de EMDR-behandelingen) tot daadwerkelijk een redelijke of goede verwachting van de verbetering van de functionele mogelijkheden/belastbaarheid voor arbeid kan leiden. Het lijkt erop dat de conclusie dat verbetering is te verwachten vooral stoelt op algemene veronderstelling dat een behandeling in meer of mindere mate zal leiden tot verbetering. Een onderbouwing die ziet op het in dit geval te verwachten resultaat van de behandeling ontbreekt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsartsen van het Uwv geen overleg hebben gevoerd met de behandelaar(s) over het behandeltraject van werkneemster, de te verwachten effecten en de kans op succes van de eventueel alternatieve en intensievere behandeling voor het weer duurzaam participeren in arbeid. In dat kader is relevant dat de psychiater in zijn brief van 22 juni 2020 het heeft over een voorzichtige vooruitgang door de behandeling maar dat de psychische problematiek en de daaruit voorkomende functioneringsproblemen nog altijd aanzienlijk zijn. Verder geeft deze psychiater aan dat werkneemster voorzichtige stappen maakt in het vergroten van haar zelfstandigheid en actieradius maar dat de verwachting is dat zij hierin nog wel een lange weg te gaan heeft.
Hieruit kan niet, althans niet zonder overleg door de verzekeringsartsen met de behandelaar(s), de conclusie verbonden worden dat er sprake is van een kans op herstel, in die zin dat duurzaam participeren in de arbeid zeker mogelijk is voor het eerste jaar en daarna.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de medische situatie met betrekking tot de duurzaamheid van werkneemster opnieuw moet worden beoordeeld door de verzekeringsartsen van het Uwv. Om proceseconomische redenen ziet de rechtbank af van de mogelijkheid om met een tussenuitspraak het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dit betekent dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van eiser zal moeten nemen. Daarbij moet het Uwv rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
Griffierecht en proceskosten
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 november 2020;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 354,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
2. Artikel 47, eerste lid, van de Wet WIA luidt:
‘1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.’
3. Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het Uwv een beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader). Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap een de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Stap twee instrueert de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Dat is het geval indien er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de vraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.

Voetnoten

1.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
3.Bezwaar en Beroep
4.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.