Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juli 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de pleitnota van mr. Van Meppelen Scheppink voor de bijeenkomst van 6 november 2019;
- de nadere toelichting van mr. Procee voor de bijeenkomst van 6 november 2019;
- het verslag van de bespreking van 6 november 2019;
- de brief van mr. Procee van 9 december 2019;
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 maart 2020;
- de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 23 april 2020 (reactie concept);
- de brief van mr. Procee van 1 mei 2020 (reactie concept);
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 3 augustus 2020;
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 december 2020;
- de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 26 januari 2021 (reactie concept);
- de brief van mr. Procee van 28 januari 2021 (reactie concept);
- het (definitieve) aanvullend advies van 28 mei 2021;
- het proces-verbaal van het op 24 januari 2022 gehouden pleidooi;
- de e-mail van de deskundigen van 4 februari 2022 (kostenopgave);
- de akte van [gedaagde] van 9 februari 2022 van (kostenopgave)
- de brief van mr. Procee van 23 februari 2022;
- de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 7 maart 2022.
2.De verdere beoordeling
Inleiding
.
windfall profit, omdat hij hiervoor niets heeft hoeven doen. Hij heeft geen ondernemersrisico’s hoeven nemen en geen investeringen hoeven plegen; de waardevermeerdering is [gedaagde] “domweg overkomen”. Deze waardevermeerdering is met de invoering van het bestemmingsplan Harnaschpolder Zuid 2014 weer gedeeltelijk vervallen, aldus het Bedrijvenschap.
windfall profit’ onderbouwen. Dat heeft het Bedrijvenschap nagelaten.
indirecteschade door de Afdeling wordt toegestaan dat de aftrek beperkt moet blijven tot het wettelijk minimum van 2%. In alle uitspraken waar bij
directeplanschade een aftrek van 2% werd toegepast, ging het juist wél om een normale maatschappelijke ontwikkeling die ook op een bepaalde manier in de lijn der verwachting lag, aldus [gedaagde] .
“de ontwikkeling in enige mate in de lijn der verwachting lag.”Bij dit oordeel hebben de deskundigen in aanmerking genomen dat het in dit geval gaat om een geval van directe schade en niet van indirecte schade (waar een wettelijke drempel van minimaal 2% geldt). Daarnaast hebben de deskundigen tijdens de zitting nader toegelicht dat zij kennis hebben genomen van- en hun oordeel mede gebaseerd hebben op- de jurisprudentie van de Afdeling waarnaar [gedaagde] in dit verband verwijst, waar aansluiting werd gezocht bij het wettelijk minimum van 2% voor indirecte schade.
“zoveel als mogelijk”hebben aangesloten bij de volgorde die is gehanteerde in de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020. [9] De deskundigen hebben – anders dan het Bedrijvenschap stelt – onderbouwd waarom zij de correcties vanwege de ligging hebben bijgesteld van 25% tot 10%. In het aanvullend advies hebben zij namelijk toegelicht dat zij de vergelijkingstransacties naar aanleiding van de reactie van [gedaagde] op het conceptrapport van 17 december 2020 nogmaals hebben bestudeerd, waarbij zij verwijzen naar transacties aan de [X] .