ECLI:NL:RBDHA:2022:4380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
NL22.6213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegrondheid en ongeloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Angolese nationaliteit, heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een zitting op 28 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn politieke activiteiten en de gevolgen daarvan in Angola vreesde voor zijn leven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de problemen die eiser heeft ondervonden ongeloofwaardig zijn, en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet direct na zijn binnenkomst in Nederland asiel heeft aangevraagd, wat ook bijdroeg aan de beslissing om de aanvraag als kennelijk ongegrond te beschouwen. Ondanks een zorgvuldigheidsgebrek in de procedure, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, maar verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6213

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Angolese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum eiser].
2. Op 25 mei 2020 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij zanger is en al enige tijd politiek getinte muziek maakte en deelnam aan politieke manifestaties. In 2015 werd eiser gevraagd te gaan werken in de landbouw als onderdeel van een project voor mensen die door de oorlog een beperking hebben, maar hij heeft daarvan afgezien omdat hij vermoedde dat dit project was opgezet om de deelnemers rustig te houden. Vervolgens werd eiser ervan beschuldigd dat hij overheidsgeld (ongeveer $ 200.000,-) had aangenomen en hiermee het land wilde verlaten. Eiser werd aangehouden en naar de gevangenis gestuurd. Daar werd hij ziek en kreeg hij een bloedtransfusie met besmet bloed, waardoor hij HIV positief is geworden. Eiser moest voor de rechtbank verschijnen, gaf het geld, waarvan hij niet wist dat het op zijn bankrekening was gestort, terug en kreeg twee jaar huisarrest en een boete van duizend dollar opgelegd. Als gevolg hiervan mocht eiser het land niet meer verlaten en niet meer werken. Uiteindelijk lukte het hem in 2017 om te vluchten naar Mozambique. Zijn broer wilde eiser geld brengen, maar werd onderweg naar het vliegveld door acht politiekogels geraakt en stierf. Eisers moeder stierf enkele maanden later ook aan hartklachten, van verdriet. Toen begon eisers strijd met de Angolese overheid. Eiser ging terug naar Angola om een visum voor Europa te regelen en slaagde erin om een visum voor Portugal te verkrijgen. Daar wilde hij echter niet blijven, omdat de Portugese overheid hechte banden heeft met de Angolese overheid. Eiser is opgeroepen om opnieuw voor de rechtbank te verschijnen in verband met een door eiser geleide manifestatie waarbij jongeren de openbare orde verstoorden, maar eiser is niet gegaan uit vrees te worden vermoord, net als de journalisten Kasol en Kamulenga is overkomen in vergelijkbare omstandigheden.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen ondervonden door politieke manifestatie.
Verweerder volgt eiser in zijn verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder vindt de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden door zijn politieke manifestaties ongeloofwaardig. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
4. Eiser betoogt dat hij ten onrechte pas maanden na afloop van de gehoren medisch is onderzocht waarna een medisch advies is uitgebracht, reden waarom verweerder de inhoud van de gehoren niet aan het bestreden besluit mocht leggen.
4.1.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) beoordelen de lidstaten binnen een redelijke termijn nadat een verzoek om internationale bescherming wordt gedaan of de verzoeker een verzoeker is die bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Op grond van het derde lid zorgen de lidstaten ervoor dat verzoekers waarvan is geconstateerd dat zij bijzondere waarborgen behoeven, zolang de asielprocedure loopt, passende steun krijgen zodat zij aanspraak kunnen maken op de rechten en kunnen voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld.
Op grond van artikel 3.108b, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Op grond van het tweede lid wordt gedurende het onderzoek passende steun geboden, indien de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft.
Op grond van artikel 3.109, vijfde lid, wordt de vreemdeling een medisch onderzoek aangeboden. Voor dit onderzoek is schriftelijke toestemming van de vreemdeling vereist.
Volgens de Werkinstructie 2021/12 (Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure, hierna WI 2021/12) wordt aan vreemdelingen van wie de eerste asielaanvraag in spoor 4 wordt behandeld, gedurende de rust- en voorbereidingstermijn (RVT) een ‘medisch advies horen en beslissen’ aangeboden. Het doel daarvan is om eventuele functionele beperkingen bij hen vast te stellen die voortkomen uit medische problematiek en die zouden kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas en om aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te adviseren over deze beperkingen bij de gehoren en het beslissen op de asielaanvraag. Uit het medisch advies kan blijken of sprake is van lichamelijke en psychische factoren die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet of onvoldoende in staat is om ‘coherent, consistent en compleet’ te verklaren. Ook kan dat blijken uit bijvoorbeeld de eigen waarneming van de IND-medewerker. De inhoud van het medisch advies kan verschillende gevolgen hebben voor het horen, welke zijn weergegeven in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) ‘De rust- en voorbereidingstermijn’. Zo kan besloten worden om de vreemdeling niet nader te horen in de algemene asielprocedure (AA), de start van de AA uit te stellen of de AA te verlengen. Het uitgangspunt is dat een vreemdeling moet worden gehoord. Bezien moet worden wat nodig is om zorgvuldig een gehoor te kunnen houden ondanks het bestaan van medische beperkingen. Het is daarbij zaak om zoveel als mogelijk maatwerk toe te passen. Als een vreemdeling bijvoorbeeld psychische problemen heeft en niet makkelijk over trauma gerelateerde aspecten kan praten, moet daar kenbaar rekening mee gehouden worden tijdens het gehoor. Dat kan bijvoorbeeld door extra pauzes te nemen, meer gesloten vragen te stellen of vragen over een gevoelig onderwerp meer in te leiden.
Volgens paragraaf C1/2.2 van de Vc mag de IND op een later moment dan tijdens de algemene asielprocedure een medisch advies aanvragen als tijdens de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd alsnog relevante medische problematiek bij de vreemdeling naar voren komt. De vreemdeling moet schriftelijk toestemming geven voor dit medisch advies.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat op 8 juni 2020 een aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden, dat op 30 maart 2021 een eerste gehoor heeft plaatsgevonden en dat op 1 april 2021 een nader gehoor heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft op 22 november 2021 een voornemen uitgebracht. Vervolgens heeft eiser in de zienswijze van 20 december 2021 verzocht om toezending van het medisch advies. Bij bericht van 27 december 2021 heeft verweerder aangegeven dat gebleken is dat aan eiser ten onrechte geen medisch advies is aangeboden en dat hij hier alsnog voor zal worden uitgenodigd. Op 28 februari 2022 is vervolgens het medisch advies uitgebracht over eiser door Medifirst (het medisch advies) dat ertoe strekt dat, hoewel er tijdens het onderzoek medische klachten zijn gebleken, deze medisch gezien geen beperking opleveren voor het horen en beslissen. Het medisch advies vermeldt: “Betrokkene geeft aan dat het soms lastig is om exacte data van gebeurtenissen te benoemen, bij benadering lukt dit wel. Betrokkene heeft aangegeven dat hij soms erg emotioneel kan worden wanneer hij wordt uitgelokt. Gelieve meneer de ruimte te bieden voor de emoties, iets te drinken aanbieden en indien nodig een extra pauze aanbieden.”
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1. is opgenomen lag het op de weg van verweerder om eiser een medisch advies aan te bieden tijdens de rust en voorbereidingstermijn, wat niet is gebeurd. Zoals hiervoor onder 4.2. is weergegeven heeft verweerder dat ook niet bestreden. Er is daarom sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat aangenomen kan worden dat eiser daardoor niet is benadeeld. Ofschoon het medisch advies enkele maanden na de gehoren is uitgebracht, is dat, gelet op het volgende, geen reden om aan te nemen dat de toestand van eiser ten tijde van de gehoren anders was. Hetgeen eiser tijdens de gehoren heeft verklaard over zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid komt volledig overeen met hetgeen daarover is opgenomen in het medisch advies. Zo heeft eiser verklaard dat hij zich (op zich) goed voelde (rapport aanmeldgehoor, p. 3, rapport eerste gehoor, p. 2 en rapport nader gehoor, p. 2). Tijdens het nader gehoor heeft hij daarbij aangegeven dat hij misschien emotioneel zou kunnen worden (rapport nader gehoor, p. 2). Ook heeft eiser aangegeven slecht te zijn in het benoemen van precieze jaartallen (rapport nader gehoor, p. 3). Ook de inhoud van de rapporten van de gehoren van eiser geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat destijds sprake was van beperkingen voor het horen en beslissen, anders dan vermeld in het medisch advies. Dat eiser ten tijde van de gehoren geen medicatie had in verband met zijn HIV besmetting, maakt het voorgaande niet anders, nu eiser niet (met medische stukken) heeft onderbouwd dat hij hierdoor zwak was en dat dit een beperking opleverde voor het horen en beslissen. Eiser heeft verder ook geen medische informatie overgelegd op grond waarvan twijfel zou kunnen rijzen over zijn beperkingen ten tijde van de gehoren, of waaruit zou zijn af te leiden dat zijn medische situatie in de tussentijd mogelijk is veranderd. De omstandigheid dat het horen met behulp van video is geschied, maakt het voorgaande evenmin anders. Er zijn geen aanwijzingen dat het videohoren aan een open gesprek in de weg stond. De verwijzing door eiser naar het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken van 8 oktober 2021 maakt dat niet anders, nu hierin aannames worden gedaan over deze vorm van horen, maar ook wordt vermeld dat er nog onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen hiervan. In dit verband ziet de rechtbank verder geen reden om aan te nemen dat – voor zover eiser uitgaat van zijn eigen leefwereld – hier onvoldoende naar is doorgevraagd en dat een videogehoor daar niet geschikt voor is.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de problemen die hij stelt te hebben ondervonden door zijn politieke manifestatie ten onrechte ongeloofwaardig acht.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het overleggen van de vertaalde overlijdensakte van eisers broer niet leidt tot het door hem beoogde resultaat.
5.1.1.
De overlijdensakte is al opgemaakt op 18 december 2005, terwijl eiser heeft verklaard dat zijn broer in 2016 is vermoord (rapport nader gehoor, p. 15). Nu dit verschil in data eerst uit de bij de zienswijze overgelegde vertaalde overlijdensakte is gebleken, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder eiser met het verschil in data had moeten confronteren tijdens het gehoor. De stelling van eiser dat de discrepantie kan zijn gelegen in de omstandigheid dat hij moeite heeft met exacte data, zoals blijkt uit het medisch advies, leidt niet tot het door hem beoogde resultaat. Het gaat om een verschil van elf jaar en uit het medisch advies blijkt dat eiser bij benadering wel data kan noemen van gebeurtenissen. Ook de stelling van eiser dat het door de tolk onjuist is vertaald, maakt het voorgaande niet anders, nu het in dat geval op zijn weg had gelegen om dit in de correcties en aanvullingen te corrigeren. De stelling van eiser dat hij de overlijdensdatum met die van zijn moeder heeft verward en dat dit lastig te recapituleren was omdat hij niet in Angola was, maakt het voorgaande evenmin anders, nu hij heeft verklaard dat zijn moeder een paar maanden (dus niet meerdere jaren) na zijn broer is overleden van verdriet om het verlies van haar zoon (rapport nader gehoor, p. 6). Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij in de tussentijd nog in Angola heeft gewoond (rapport nader gehoor, p. 4).
5.1.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser eveneens niet ten onrechte tegengeworpen dat in de overlijdensakte staat dat eisers broer overleden is als gevolg van een traumatische shock, terwijl eiser had verklaard dat zijn broer door acht kogels om het leven zou zijn gekomen (rapport nader gehoor, p. 6). Indien eisers broer schotwonden opliep is het niet goed voorstelbaar dat dit niet in de overlijdensakte zou zijn vermeld. De stelling van eiser dat het hierbij gaat om een semantische discussie, omdat men trauma heeft als men acht kogels in het lijf heeft, dat de schouwarts vrij is in wat hij wil en kan vaststellen en dat het in ieder geval geen natuurlijke dood was, maakt het voorgaande niet anders. Redengevend daartoe is al dat eiser dit niet met (medische) stukken heeft onderbouwd.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte verwezen naar informatie die op Wikipedia te vinden is over Kuduro. Verweerder heeft ter zitting kunnen toelichten dat hij in het kader van de samenwerkingsverplichting zelf onderzoek heeft verricht (zie paragraaf 2.1. van WI 2014/10) en dat op Wikipedia ook een bronvermelding is opgenomen. Verweerder heeft dus – anders dan eiser stelt – bronnen gebruikt. De rechtbank ziet in de stelling van eiser dat Wikipedia geen goede bron is geen grond voor het oordeel dat verweerder hier – bij afwezigheid van een officiële bron – naar heeft kunnen verwijzen. Uit artikel 10, derde lid, van de Procedurerichtlijn volgt niet dat verweerder Wikipedia niet als bron mag gebruiken. Ook heeft eiser niet met een andere bron onderbouwd dat de informatie op Wikipedia onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser niet ten onrechte gevolgd in zijn verklaring dat de muziekstroming Kuduro een politieke boodschap kent nu dit ook volgt uit de informatie op Wikipedia, maar niet gevolgd in zijn verklaring dat hij vanwege het uitdragen van een politieke boodschap via zijn muziek voor vervolging te vrezen zou hebben. In dat verband heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser als populaire danser genoemd wordt op Wikipedia. Zoals verweerder niet ten onrechte heeft opgemerkt is dit niet verenigbaar met eisers verklaring dat het lastig was om als muzikant een politiek tegengeluid te laten horen, dat ze maar af en toe een show gaven en dat ze dit ver van het openbaar zicht deden (rapport nader gehoor, p. 9). Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven, heeft eiser zelf niet verklaard over bijzondere optredens met een politieke lading die in een illegaal circuit zouden zijn gegeven terwijl hij wel andere optredens in het openbaar zou hebben kunnen geven.
5.3.
Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij niet of nauwelijks heeft kunnen verklaren dat hij ook anderszins politiek actief was. De stelling van eiser dat verweerder hem aanvullende vragen had moeten stellen over zijn verklaringen op pagina 5 van het nader gehoor, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu het op dat moment ging over waar eiser had gewoond. Verweerder heeft eiser tijdens het nader gehoor diverse vragen gesteld over zijn gestelde politieke activiteiten, maar eiser heeft hier niet of nauwelijks details over gegeven (rapport nader gehoor, p. 11-13). De rechtbank ziet in de rapporten van de gehoren ook niet terug dat de hoormedewerker tijdens het gehoor van de hak op de tak is gesprongen.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, anders dan eiser stelt, wel is ingegaan op de door eiser overgelegde oproep. Verweerder heeft zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat deze niet dient als steunbewijs. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het alleszins mogelijk is dat eiser een oproep heeft gekregen om te verschijnen, maar dat niet gevolgd wordt dat hij eigenlijk om politieke redenen werd opgeroepen, nu dit hierin niet staat. De stelling van eiser dat zijn collega’s ook een dergelijke oproep kregen en vervolgens niet terugkwamen, maakt dat niet anders, nu eiser ook daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt waarvoor hij werd opgeroepen. Uit de oproep volgt verder niet in welke hoedanigheid hij diende te verschijnen. Verweerder heeft zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de uitleg in de zienswijze dat je een dergelijke oproep maar één keer krijgt vragen oproept nu boven de oproep ‘eerste kennisgeving’ staat en eiser heeft verklaard over een tweede oproep in juli 2020 (rapport nader gehoor, p. 8). Verweerder heeft niet ten onrechte geen aanleiding gezien om eiser hierover nogmaals te horen, nu het in eerste instantie aan eiser was om – ook als hij in een lastige bewijspositie verkeerde – bij het overleggen van de oproep een logische toelichting te geven in de zienswijze.
5.5.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser – gelet op het voorgaande – met de door hem overgelegde VOG zonder aantekeningen niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een buitengerechtelijke vervolging.
5.6.
Verweerder heeft zich evenmin ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verwijzing naar bronnen over de algemene situatie in Angola, waaronder informatie van Amnesty International inzake Angola over het jaar 2020 van 7 april 2021, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn verklaringen over zijn persoonlijke situatie moet worden gevolgd.
5.7.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers verklaringen over de problemen die hij stelt te hebben ondervonden als gevolg van zijn politieke manifestatie ongeloofwaardig zijn.
6. Eiser betoogt verder dat verweerder ten onrechte slechts is ingegaan op de aspecten die in zijn nadeel uitgelegd zouden kunnen worden en dat hij niet, zoals zou moeten, alle elementen voor zich en in onderlinge samenhang heeft beoordeeld.
6.1.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder heeft nagelaten overeenkomstig paragraaf 3.2.2. van werkinstructie 2014/10 (WI 2014/10) ‘Inhoudelijke beoordeling asiel’ per relevant element een integrale weging te maken en de relevante elementen vervolgens in onderlinge samenhang te wegen. Verweerder heeft ten aanzien van het relevante element ‘problemen ondervonden door politieke manifestatie’ overwogen dat het geloofwaardig is dat eiser muzikant is onder de naam Costuleta. Anders dan eiser stelt zijn dus niet alleen ongeloofwaardig geachte verklaringen betrokken in de beoordeling van verweerder. Daarnaast is verweerder, anders dan eiser onder verwijzing naar artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 31, vijfde lid, van de Vw stelt, wel ingegaan op zijn gestelde detentie. Verweerder heeft het onaannemelijk geacht dat eiser in detentie zou zijn geplaatst vanwege een soms geld op zijn rekening, waarbij het eigenlijk om politieke redenen ging. Zoals hiervoor onder 5. en verder is overwogen, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zich door zijn muziek niet zodanig heeft gemanifesteerd dat hij daardoor te vrezen zou hebben (gehad). Het lag op de weg van eiser om hier meer invulling aan te geven, voor zover hij het standpunt van verweerder betwist, temeer nu verweerder hem hier wel vragen over heeft gesteld (zie bijvoorbeeld rapport nader gehoor, p. 9). Het overige wat eiser in het kader van dit relevante element naar voren heeft gebracht, heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in het voornemen niet ten onrechte overwogen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet al maken dat eiser als vluchteling kan worden aangemerkt en dat het feit dat hij onder de naam Costuleta als muzikant actief is geen reden is om vrees voor vervolging aan te nemen, nu het ongeloofwaardig is dat hij daardoor problemen in de zin van het verdrag heeft ondervonden. Eisers verwijzing naar zijn verblijf op het platteland en naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1499, maakt het voorgaande niet anders.
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser betoogt dat verweerder zijn asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.
7.1.
Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw kan een asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen heeft aangemeld, en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Eiser heeft niet direct na inreis in Nederland asiel aangevraagd. De stellingen van eiser dat hij eerst zijn eigen geld wilde verdienen, dat hij zijn reis moest terugbetalen, dat hij geen kant op kon en dat hij niet wist dat hij om politieke redenen asiel aan kon vragen, maken dat niet verschoonbaar. Dit geldt temeer nu eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij eerst niet van plan was om asiel aan te vragen, maar om te werken (p. 4).
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Omdat de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb een gebrek in het bestreden besluit heeft gepasseerd, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de proceskosten van eiser te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.