ECLI:NL:RBDHA:2022:4353
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen inzake de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser, handelend onder de naam [h.o.d.n.], heeft verzocht om openbaarmaking van documenten die verband houden met de instelling van een ondernemersfonds, waarover de gemeenteraad van Teylingen in 2016 en 2017 heeft besloten. Het college heeft bij besluit van 17 juli 2020 een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar bij het bestreden besluit van 15 december 2020 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het college ten onrechte documenten heeft achtergehouden en een disproportionele vorm van anonimiseren heeft toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college zorgvuldig heeft gezocht naar de gevraagde documenten en dat eiser niet heeft aangetoond dat er meer documenten onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de persoonlijke levenssfeer van ambtenaren en andere betrokkenen heeft beschermd door bepaalde gegevens niet openbaar te maken.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.