ECLI:NL:RBDHA:2022:4324
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand na sepot in strafzaak wegens overtreding Wet openbare manifestaties
Op 22 februari 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoekster, die betrokken was bij een demonstratie die op 19 juni 2021 was verboden. De strafzaak tegen verzoekster was geëindigd door een sepotbeslissing van de officier van justitie op 17 augustus 2021, vanwege de ouderdom van het feit. Verzoekster had een schadevergoedingsverzoek ingediend voor de kosten van haar advocaat en de kosten van het indienen van het verzoekschrift. Tijdens de behandeling in raadkamer was verzoekster niet aanwezig, maar haar advocaat was vertegenwoordigd door mr. M.T. Lamers, en de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom was ook aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek om vergoeding van de kosten moest worden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de strafzaak was geëindigd door een sepotbeslissing, wat betekent dat er geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er voldoende gronden van verdenking tegen verzoekster bestonden, waardoor de kosten van rechtsbijstand voor haar rekening moesten blijven. De rechtbank benadrukte dat de onschuldpresumptie niet in het geding was, aangezien de zaak was geëindigd zonder vaststelling van schuld, maar dat de omstandigheden van de zaak en de proceshouding van verzoekster geen aanleiding gaven voor vergoeding van de kosten. Het verzoek werd dan ook afgewezen.