Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1
.Eiser is werkzaam bij de politie, eenheid Den Haag. Op enig moment heeft eiser door zijn werk het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) gekregen. Per 1 juni 2016 is hij via een herplaatsingsproces na ziekte geplaatst in de LFNP-functie van Generalist GGP met een samenstel van taken bij de afdeling Infrastructuur.
2. Binnen de politieorganisatie is afgesprokendat voor medewerkers die vanaf 1 januari 2021 de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mho4) gaan volgen en die het diploma
Allround Politiemedewerker (mbo4) hebben behaald, het loophaantraject medewerker-generalist-senior geldt.Voor zittende medewerkers geldt er overgangsbeleid.Dit
overgangsbeleid heeft ten doel om Generalisten die de basisopleiding tot Allround
Politiemedewerker (mbo4) vóór 1 januari 2021 succesvol hebben afgerond de mogelijkheid te bieden om aangesteld te worden in een seniorfunctie.
3. Op grond van dit overgangsbeleid heeft eiser verzocht om in aanmerking te komen oor de functie van Senior GGP/ verkeer.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Verweerder heeft eisers verzoek kortgezegd afgewezen omdat eiser door zijn arbeidsongeschiktheidspercentage niet in staat zal zijn de geambieerde functie in de volledige breedte uit te voeren. In het bestreden besluit verduidelijkt verweerder dat de situatie van eiser valt onder punt 6 van de beleidsregel overgangsbeleid. Daarin staat, voor zover hier relevant, dat de aanspraak op de werking van deze beleidsregel vervalt als er een bijzondere individuele reden voor is, bijvoorbeeld door langdurige ziekte. In een dergelijke situatie is er sprake van individueel maatwerk. Dat maatwerk bestaat er uit dat zorgvuldig naar eisers situatie en mogelijkheden gekeken is. De conclusie daaruit blijft echter dat eiser de werkzaamheden behorend bij de functie van Senior GGP op dit moment niet in de volle breedte kan uitoefenen.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is van mening dat nergens in het overgangsbeleid of in de bijbehorende toelichting is opgenomen dat iemand alle werkzaamheden uit de functie in de volle breedte moet kunnen verrichten. Het is dan ook geen vereiste. Eiser voldoet wel aan de vereisten zoals die zijn gesteld in punt 4 van het overgangsbeleid. Eiser is het met verweerder eens dat er door de PTSS sprake dient te zijn van maatwerk. Net als in zijn huidige functie dient verweerder daarom ook in een seniorfunctie te kijken naar wat eiser nog wel kan.
Het organisatiebelang bij de eis dat iemand de functie in de volle breedte dient uit te oefenen weegt minder zwaar dan eisers belang bij zijn bevordering via maatwerk. Het bevorderen van generalisten tot senior is immers het doel van de beleidsregel. Verweerders suggestie in het bestreden besluit dat eiser een restschadeprocedure kan starten acht eiser opmerkelijk aangezien verweerder dit soort procedures wenst te verminderen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn huidige functie niet in de volle breedte van taken uitoefent. Eiser heeft immers een aangepast takenpakket. Eisers betoog ziet er nu juist op dat hij van mening is dat hem een dergelijk aangepast takenpakket ook aangeboden kan worden in een seniorfunctie.
7. In het verweerschrift legt verweerder uit dat de bedoeling van het overgangsbeleid is dat de medewerker die de functie van generalist uitoefent en voldoende functioneert in de volle omvang van de functie, het vooruitzicht krijgt op de seniorfunctie en dat hij de seniorfunctie ook daadwerkelijk in de volle omvang gaat uitoefenen.
8. Ter zitting heeft de heer Simonis betoogt dat deze uitleg van de bedoeling van het overgangsbeleid niet klopt. Simonis is als voorzitter van de politiebond ANPV betrokken geweest bij de onderhandelingen voor dit overgangsbeleid. Volgens hem was bij de onderhandelingen duidelijk dat er een andere bedoeling was met de term maatwerk dan alleen de beoordeling of het werk in de volle breedte werd uitgevoerd. Er zijn destijds verschillende casussen uit de praktijk besproken om te bezien of deze ook onder het overgangsbeleid konden vallen. Toen is er zelfs een voorbeeld besproken van een generalist met PTSS.
Omdat het bij PTSS vaak voor komt dat men niet meer op het oude niveau komt is afgesproken dat er maatwerk geleverd zou worden. Het was nadrukkelijk niet de insteek om de collega’s met PTSS buiten het overgangsbeleid te houden, aldus Simonis.
Verweerder heeft ter zitting in reactie hierop meegedeeld dat navraag is gedaan bij de persoon die vanuit de politie betrokken was bij de onderhandelingen van het overgangsbeleid. Die gaf aan dat het erom gaat of een persoon daadwerkelijk inzetbaar is als senior medewerker.
9. De rechtbank stelt met partijen vast dat de aanspraak op de werking van het overgangsbeleid vervalt als er sprake is van onder meer langdurige ziekte. Partijen zijn het er vervolgens ook over eens dat in die gevallen sprake dient te zijn van maatwerk. De rechtbank is met eiser van oordeel dat daarvan in het bestreden besluit niet gebleken is.
10. Voor verweerders invulling van die term, namelijk dat per persoon gekeken wordt of de senior functie in de volledige breedte kan worden vervuld, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het overgangsbeleid. Het enkele vaststellen dat eiser de senior functie niet in de volle breedte zal kunnen uitoefenen kwalificeert de rechtbank niet als maatwerk. Daarvoor vindt de rechtbank steun in het gegeven dat op die wijze bijna alle medewerkers met PTSS buiten de boot zouden vallen. Simonis heeft ter zitting betoogt dat dat niet de bedoeling was bij de totstandkoming van het overgangsbeleid.
11. Ter zitting is duidelijk geworden dat verweerder niet gekeken heeft naar de individuele omstandigheden van eiser. Zo is niet bekeken welke werkzaamheden eiser nu daadwerkelijk uitoefent. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat zijn werkzaamheden zich ontwikkeld hebben sinds zijn plaatsing. Zo heeft eiser nu ook landelijk overleg met Officieren van Justitie over het gebruik van lokfietsen.
12. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederlandwaar verweerder naar verwezen heeft in het verweerschrift kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet helpen. De enkele stelling van verweerder, ook in die beroepszaak, dat het inderdaad de bedoeling van het overgangsbeleid is dat de functie in de volle omvang uitgeoefend dient te worden acht de rechtbank gelet op het voorgaande onvoldoende.
13. Voor de volledigheid geeft de rechtbank nog mee dat zij met verweerder van oordeel is dat hetgeen is aangevoerd over het beoogde nieuwe stelsel beroepsgerelateerd letstel niet van belang is bij de beoordeling van eisers beroep.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om met inachtneming van deze uitspraak nog eens naar eisers verzoek te kijken. Daarin heeft verweerder nog steeds beoordelingsruimte aangezien het gaat om toepassing van het beleid. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).