In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar werkzaam bij de politie en de korpschef van politie. De eiser, die na ziekte was herplaatst in de functie van Generalist Tactische Opsporing, had verzocht om in aanmerking te komen voor de functie van Senior Tactische Opsporing op basis van het overgangsbeleid voor medewerkers die de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker hebben afgerond. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat eiser door zijn duurzame beperkingen niet in staat was om de functie van Generalist in de volle breedte uit te oefenen, en dat hij daarom niet in aanmerking kwam voor de seniorfunctie.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er een bijzondere individuele reden was die de aanspraak van eiser op het overgangsbeleid deed vervallen. De rechtbank overwoog dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar was met die van andere collega’s die wel in de seniorfunctie werkzaam zijn, omdat hun aanpassingen in de functie plaatsvonden nadat zij al Senior waren. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, omdat er een rechtvaardiging was voor het gemaakte onderscheid.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of een proceskostenveroordeling uit te spreken, omdat het bestreden besluit al van een deugdelijke motivering was voorzien. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.