ECLI:NL:RBMNE:2022:1277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
21/3701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag senior functie binnen politieorganisatie op basis van overgangsbeleid voor ambtenaren

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar werkzaam bij de politie en de korpschef van politie. De eiser, die na ziekte was herplaatst in de functie van Generalist Tactische Opsporing, had verzocht om in aanmerking te komen voor de functie van Senior Tactische Opsporing op basis van het overgangsbeleid voor medewerkers die de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker hebben afgerond. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat eiser door zijn duurzame beperkingen niet in staat was om de functie van Generalist in de volle breedte uit te oefenen, en dat hij daarom niet in aanmerking kwam voor de seniorfunctie.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er een bijzondere individuele reden was die de aanspraak van eiser op het overgangsbeleid deed vervallen. De rechtbank overwoog dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar was met die van andere collega’s die wel in de seniorfunctie werkzaam zijn, omdat hun aanpassingen in de functie plaatsvonden nadat zij al Senior waren. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, omdat er een rechtvaardiging was voor het gemaakte onderscheid.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of een proceskostenveroordeling uit te spreken, omdat het bestreden besluit al van een deugdelijke motivering was voorzien. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Kromhout),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Wolthuis).

Inleiding en procesverloop

Eiser is werkzaam bij de politie, eenheid Midden-Nederland. Per 1 augustus 2018 is hij via een herplaatsingsproces na ziekte geplaatst in de LFNP-functie van Generalist Tactische Opsporing bij de afdeling Veel Voorkomende Criminaliteit (VVC), [Team] .
Binnen de politieorganisatie is afgesproken [1] dat voor medewerkers die vanaf 1 januari 2021 de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) gaan volgen en die het diploma Allround Politiemedewerker (mbo4) hebben behaald, het loopbaantraject medewerker-generalist-senior geldt [2] . Voor zittende medewerkers geldt er overgangsbeleid [3] . Dit overgangsbeleid heeft ten doel om Generalisten die de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) vóór 1 januari 2021 succesvol hebben afgerond de mogelijkheid te bieden om aangesteld te worden in een seniorfunctie.
Op grond van dit overgangsbeleid heeft eiser op 21 april 2020 verzocht om in aanmerking te komen voor de functie van Senior Tactische Opsporing. Bij besluit van 22 februari 2021 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2021 via een beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] en
[B] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven het bestreden besluit schriftelijk aanvullend te motiveren. Verweerder heeft op
14 januari 2022 een aanvullende motivering ingediend. Eiser heeft hierop op 25 januari 2022 schriftelijk gereageerd. Nadat partijen hiervoor toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 14 februari 2022 gesloten.

Standpunten van partijen

1. In onderdeel 6 van het overgangsbeleid is bepaald (voor zover hier relevant) dat de aanspraak op de werking van het overgangsbeleid vervalt als daarvoor een bijzondere individuele reden is. Zo’n reden kan bijvoorbeeld gelegen zijn in langdurige ziekte. In een dergelijke situatie levert verweerder individueel maatwerk.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen met toepassing van onderdeel 6 van het overgangsbeleid. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat eiser, als gevolg van zijn duurzame beperkingen, in beginsel niet in staat was om de functie van Generalist uit te oefenen. Zijn huidige functie is voor hem passend gemaakt. Verweerder heeft een wijziging in het takenpakket van eiser doorgevoerd en heeft hem een ontheffing verleend van het zogenoemde IBT-vereiste. Dit houdt in dat eiser geen taken en werkzaamheden meer hoeft uit te oefenen die geweldsmiddelen vereisen. Eén en ander heeft er volgens verweerder toe geleid dat eisers zijn functie van Generalist Tactische Opsporing niet in de volle breedte van taken uitoefent. Volgens verweerder kan eiser daarom ook niet alle werkzaamheden verrichten die horen bij de seniorfunctie. Aldus kan eiser niet worden bevorderd tot Senior Tactische Opsporing en komt hij niet in aanmerking voor het overgangsbeleid. Dit volgt niet uit de beleidsregel, maar het is het algemene uitgangspunt dat verweerder hanteert.
3. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte bepaald dat er ten aanzien van eiser een bijzondere individuele reden is die ertoe leidt dat zijn aanspraak op de werking van het overgangsbeleid vervalt. Hiertoe heeft hiertoe aangevoerd dat zijn werkzaamheden als Generalist met een IBT-ontheffing identiek zijn aan de werkzaamheden van collega-Generalisten op de afdeling VVC die geen IBT-ontheffing hebben. Verder is het mogelijk (te maken) om ook mét een IBT-ontheffing te functioneren in de seniorfunctie. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij enkel niet is bevorderd vanwege beperkingen die samenhangen met zijn ziekte, terwijl gezonde collega’s wel kunnen doorstromen. Volgens hem is dit strijdig met de WGBH/CZ [4] .
4. Ter zitting heeft de verweerder, náást de IBT-ontheffing, nog meer omstandigheden opgesomd ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiser zijn functie van Generalist niet in de volle breedte van taken uitoefent. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit al afdoende was gemotiveerd. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken, heeft verweerder het toch aangewezen gevonden om het bestreden besluit aanvullend te motiveren.
5. Met instemming van eiser heeft de rechtbank verweerder de mogelijkheid geboden om de motivering van het bestreden besluit aan te vullen. Van deze mogelijkheid heeft verweerder bij brief van 14 januari 2022 gebruik gemaakt. Verweerder heeft aangevoerd dat de beperkingen in de huidige functie van eiser onder andere betrekking hebben op het werktempo en op afgebakende en voorspelbare werkzaamheden. Zo mag eiser niet afgeleid worden door activiteiten van anderen en kan hij niet in onregelmatige diensten werken. Bij zijn herplaatsing heeft hij een vast rooster gekregen. Hij mag niet meer dan vijf dagen achter elkaar werken en moet dan minimaal twee dagen vrij zijn. Daarnaast mag hij maximaal zes uur per dag werken en in een vast verband van 08.00 uur tot 14.30 uur. Buiten deze tijden is hij niet beschikbaar en dus niet inzetbaar. Eiser kan daardoor geen gevolg geven aan een oproep om eerder in dienst te komen of om langer door te werken. Dit zijn wel omstandigheden die de werkzaamheden van een Senior Tactische Opsporing vergen. Hij kan ook niet kan worden ingepland in weekenden. Een weekend wordt immers gezien als ‘onregelmatig’. Ook is met het aangepaste rooster van eiser geen omschakeling in dienst mogelijk, bijvoorbeeld door hem één keer per vier weken in het weekend in te roosteren. In dat geval zouden zijn 30 contracturen per week namelijk niet meer te plannen zijn, als gevolg van de restrictie dat hij twee aaneengesloten dagen vrij moet zijn. Door deadlines en productiepieken is het volgens verweerder voor een Senior Tactische Opsporing ook niet mogelijk om het werk op de afdeling VVC aan te sturen en te coördineren binnen de vaste werktijden van eiser.
6. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 25 januari 2022. Volgens hem leveren zijn beperkingen al geen beletsel op om de functie van Generalist naar behoren uit te oefenen en dat zal bij de functie van Senior niet anders zijn. Hij heeft betwist dat het voor de functie van Senior noodzakelijk is om onregelmatige diensten te draaien en om flexibel te zijn met zijn werktijden. Hij heeft er daarbij op gewezen dat één met name genoemde collega in de functie van Senior een IBT-ontheffing heeft. Voor deze en een andere met name genoemde collega geldt voorts dat zij, net als eiser, niet in fulltime verband diensten met vaste begin- en eindtijden draaien. Verder heeft eiser aangevoerd dat zijn nachtdienstontheffing is gebaseerd op zijn leeftijd en niet op zijn beperking door ziekte.

Overwegingen

7. De rechtbank betrekt de nadere inbreng, als vervat in 5. en 6., bij de beoordeling van deze zaak. Volgens verweerder is de bedoeling van het overgangsbeleid dat de medewerker die de functie van Generalist uitoefent en voldoende functioneert in de volle omvang van de functie, het vooruitzicht krijgt op de seniorfunctie en dat hij de seniorfunctie ook daadwerkelijk in volle omvang gaat uitoefenen. Verweerder heeft de huidige functie van eiser als Generalist voor hem passend gemaakt in verband met de duurzame beperkingen van eiser. Als gevolg hiervan zal eiser niet in staat zijn om de functie van Senior in de volle omvang uit te oefenen.
8. Gelet op wat in 7. is vervat, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor het overgangsbeleid, omdat ten aanzien van hem een bijzondere individuele reden aan de orde is. Het kan eiser niet baten dat er collega’s werkzaam zijn als Senior, die net als eiser ook een IBT-ontheffing, aangepaste werkzaamheden en/of beperkte werktijden hebben. De situaties van die collega’s is niet vergelijkbaar met die van eiser. De betreffende collega’s zijn namelijk niet bevorderd op grond van het overgangsbeleid. De aanpassingen in hun functies zijn doorgevoerd toen zij al Senior waren.
9. De rechtbank ziet geen strijd met de WGBH/CZ. Er is namelijk sprake van een rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid.
10. Uit 7. tot en met 9. vloeit voort dat dat het beroep ongegrond is.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem moet vergoeden. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Ook als de rechtbank een beroep ongegrond verklaart en het bestreden besluit in stand laat, kan zij besluiten dat het bestuursorgaan het griffierecht vergoedt en dat het wordt veroordeeld in de proceskosten van de andere partij [5] . Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [6] bestaat in geval van een ongegrond beroep aanleiding om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten die een andere partij heeft moeten maken, als die andere partij heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering van het besluit te krijgen. Een dergelijke situatie is in de onderhavige zaak niet aan de orde geweest. Het bestreden besluit was naar het oordeel van de rechtbank namelijk al van een deugdelijke en begrijpelijke motivering voorzien. Slechts om wille van de volledigheid van de discussie, heeft verweerder ter zitting aanleiding gezien om die motivering met méér argumenten aan te vullen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2018-2020.
2.Overeenkomstig de Beleidsregel Loopbaanpad Basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4), hierna: de beleidsregel.
3.Beleidsregel Overgangsbeleid Allround Politiemedewerker (mbo4), hierna: het overgangsbeleid.
4.Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
5.Dit volgt uit de artikelen 8:74, tweede lid, en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie onder meer de uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3123.