ECLI:NL:RBDHA:2022:4217
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die op 29 maart 2022 aan Duitsland is overgedragen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na de overdracht aan Duitsland geen opvang zal genieten. De rechtbank heeft overwogen dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser inhoudelijk zal worden behandeld in overeenstemming met de geldende Europese richtlijnen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de Duitse asielprocedure in strijd is met het internationale recht of dat hij geen kosteloze rechtsbijstand zal ontvangen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid geen gebruik heeft hoeven maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van eiser aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.