ECLI:NL:RBDHA:2022:4210
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van ZW en WIA-uitkeringen wegens geen privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door T. Eversteijn. Eiser had een Ziektewet (ZW) uitkering en een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangen, maar deze uitkeringen zijn door verweerder ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich per 9 november 2017 ziek heeft gemeld en dat hij een ZW-uitkering heeft ontvangen vanaf 13 november 2017. Echter, na een themaonderzoek is gebleken dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen eiser en zijn werkgever, [B.V. 1] B.V., omdat eiser geen persoonlijke arbeid heeft verricht. De rechtbank heeft de besluiten van verweerder om de uitkeringen in te trekken en terug te vorderen, bevestigd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk arbeid heeft verricht, ondanks zijn stellingen en de verklaring van de administrateur van [B.V. 2] B.V. De rechtbank oordeelt dat de terugvordering van de uitkeringen gerechtvaardigd is, omdat eiser niet als werknemer in de zin van de ZW en WIA kan worden aangemerkt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.