Op 5 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan over de lockdown-maatregelen die sinds 19 december 2021 van kracht zijn. De eisers, bestaande uit vijf Nederlandse burgers en Zummitt Holding B.V., vorderden de schorsing of buitenwerkingstelling van deze maatregelen, die zij als onrechtmatig beschouwden. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen en geoordeeld dat de Staat der Nederlanden een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het nemen van maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. De rechter benadrukte dat alleen ingrijpen mogelijk is als de keuzes van de Staat evident onjuist zijn.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staat zich laat adviseren door het Outbreak Management Team (OMT), dat de lockdown heeft geadviseerd op basis van de onduidelijkheid over de omikronvariant van het coronavirus. De eisers betoogden dat de omikronvariant minder ziekmakend is dan de deltavariant, maar de rechter oordeelde dat de visie van het OMT niet evident onjuist is. De rechter wees erop dat de Staat niet kan wachten op absolute zekerheid voordat hij maatregelen neemt, omdat dit kan leiden tot een snelle stijging van besmettingen en ziekenhuisopnames.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de Staat in redelijkheid heeft kunnen besluiten de lockdown in stand te houden en dat de vorderingen van de eisers niet konden worden toegewezen. De kosten van het geding werden toegewezen aan de eisers, die als in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. Dit vonnis benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van overheidsmaatregelen in het kader van de volksgezondheid.