4.3De rechtbank overweegt dat de enkele motivering dat werkneemster nog behandelingen volgt, onvoldoende is om te kunnen concluderen dat verbetering is te verwachten van de huidige beperkingen. Door de verzekeringsartsen is geen informatie over de verwachtingen rondom herstel opgevraagd bij de behandelaars van werkneemster. De conclusie dat verbetering te verwachten is lijkt te zijn gebaseerd op algemene aannames over verbeteringen die gemiddeld genomen worden bereikt met behandelingen. Niet is onderzocht en niet is gemotiveerd wat het te verwachten resultaat van de behandelingen voor werkneemster is. Dit is met name van belang omdat uit het dossier blijkt dat werkneemster al voor langere tijd onder behandeling is voor de klachten waar volgens verweerder geen duurzame beperkingen uit voortkomen. Zo is zij al sinds de zomer van 2017 onder behandeling bij een psycholoog en heeft zij bij de beoordeling in 2017 aangegeven dat zij al jaren onder behandeling is bij een fysiotherapeut vanwege haar lichamelijke klachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek naar de duurzaamheid van de beperkingen van werkneemster onzorgvuldig is geweest en dat verweerder onvoldoende deugdelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de beperkingen van werkneemster niet duurzaam zijn.
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit berust op onzorgvuldig onderzoek en een onvoldoende deugdelijke motivering van (het ontbreken van) de duurzaamheid van de beperkingen.
6. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom worden opgedragen binnen 10 weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-).
9. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige in verband met de onder 2 genoemde rapportages. In deze rapportages is opgenomen dat de deskundige in totaal 2 uur heeft besteed aan het opstellen daarvan. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 8:36, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt de vergoeding van kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken en het daarop gebaseerde Besluit tarieven in strafzaken. Daarbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 134,04. De rechtbank zal verweerder veroordelen tot vergoeding van € 268,08 aan eiseres.