In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in de zaken SGR 20/7386 en SGR 20/7390. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, die een omgevingsvergunning hadden verleend aan vergunninghouders voor diverse bouwactiviteiten, waaronder het vervangen van de begane grondvloer en het maken van een inpandige doorbraak. Eiseres stelde dat de vergunning ook betrekking had op een aanbouw die vergunningsplichtig was, maar niet in de aanvraag was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had onderkend dat de aanvraag om omgevingsvergunning ook op de aanbouw betrekking had. De rechtbank vernietigde zowel het bestreden besluit I als II, omdat niet voor alle bouwactiviteiten waarvoor de aanvraag was ingediend een omgevingsvergunning was verleend. De rechtbank droeg verweerder op om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van eiseres, rekening houdend met de bevindingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht aan eiseres.