ECLI:NL:RBDHA:2022:4003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
NL21.6489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag van een homoseksuele man uit Nigeria door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een man uit Nigeria, die stelt homoseksueel te zijn en vreest voor vervolging bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De man had eerder een asielaanvraag ingediend die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was afgewezen. De IND betwistte de geloofwaardigheid van de verklaringen van de man over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij in Nigeria zou hebben ondervonden. De rechtbank oordeelde dat de IND onvoldoende rekening had gehouden met de door de man overgelegde bewijsstukken, waaronder verklaringen van seksuele partners en een patiëntendossier. De rechtbank concludeerde dat de IND niet deugdelijk had gemotiveerd waarom deze stukken niet waren meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de IND en droeg de IND op om binnen zes weken opnieuw op de asielaanvraag te beslissen. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van de man, die op € 1518,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 31 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eisers asielaanvraag
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Op veertienjarige leeftijd had eiser zijn eerste vriendje. Kort voor zijn vertrek uit Nigeria had eiser een relatie met een man, [partner 1] . Eiser en [partner 1] zijn tijdens seks betrapt door een vriend van [partner 1] . Deze vriend heeft eiser mishandeld en de buren erbij geroepen. Eiser heeft kunnen ontsnappen en heeft zich in de buurt verstopt. Na enige tijd kwam de vriend van [partner 1] om eiser te helpen. Daarna heeft eiser ongeveer een maand in het huis van de moeder van de vriend van [partner 1] gewoond. Nadien wilde eiser naar het huis van zijn vader gaan, maar deze heeft hem weggestuurd vanwege zijn seksuele gerichtheid. [partner 1] was inmiddels spoorloos en de ouders van [partner 1] beschuldigden eiser ervan zijn dood te hebben veroorzaakt. Vervolgens is eiser in contact gekomen met een mensensmokkelaar die hem naar zijn huis Tripoli in Libië heeft meegenomen. Later is eiser doorgereisd naar Europa. In 2017 was eiser in Duitsland en heeft daar [partner 2] ontmoet. Ze kwamen elkaar tegen op het station en zijn aan de praat geraakt. [partner 2] was bereid eisers schuld € 45.000 aan de mensensmokkelaar van te betalen. Uiteindelijk is het van betaling niet gekomen, maar zijn ze samen naar Nederland gereisd. In september 2019 is [partner 2] opgepakt door de Nederlandse politie en sindsdien heeft eiser hem niet meer gezien. Eiser heeft wel naar hem gezocht en tijdens die zoektocht heeft hij in november 2019 [partner 3] ontmoet in Amsterdam en enige tijd met hem een relatie gehad. Sinds februari 2020 heeft eiser een relatie met [partner 4] . In Nederland heeft eiser vernomen dat de ouders van [partner 1] zijn vader hebben vermoord uit wraak vanwege de verdwijning van hun zoon. Vervolgens werd eiser door zijn eigen familie kwalijk genomen dat hij (indirect) door zijn seksuele gerichtheid de dood van zijn eigen vader had veroorzaakt. Eiser vreest bij eventuele terugkeer naar Nigeria te worden gedood. Eiser verblijft in Nederland in een speciale AZC-opvanglocatie voor personen met een LHBTI-gerichtheid.
1.1
Eiser heeft (naast zijn verklaringen) als onderbouwing van zijn gestelde homoseksuele gerichtheid vier uitnodigingen van Nederlandse LHBTI-organisaties en een verklaring van COC-coördinator L. van Dever van 8 oktober 2020 overgelegd, waaruit blijkt dat hij maandelijks deelneemt aan bijeenkomsten. Ook heeft hij vijf schriftelijke verklaringen van vrienden of kennissen in Nederland overgelegd, waarin staat dat zij geslachtsgemeenschap met eiser hebben gehad. Verder heeft eiser een uitdraai van zijn patiëntenkaart van zijn huisarts van 17 februari 2021 en zes foto’s overgelegd waarop hij staat afgebeeld met zijn partner. In beroep heeft eiser een kopie van zijn patiëntendossier van 2 juli 2021 en een rapport van LGBT Asylum support van 13 februari 2022 overgelegd.
Standpunten partijen
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde homoseksuele gerichtheid en over de problemen die hij als gevolg daarvan in Nigeria stelt te hebben gehad.
2.1.
Eiser voert aan dat verweerder zijn seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal de geloofwaardigheidsbeoordeling bespreken aan de hand van de gronden die eiser daartegen heeft aangevoerd.
Zorgvuldigheid besluitvorming
3. Eiser voert aan dat uit het beleid van verweerder in Werkinstructie 2019/17 onder punt 5 volgt dat een LHBTI-coördinator moet worden geraadpleegd alvorens een besluit wordt genomen op een asielaanvraag waarin een LHBTI-motief speelt. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat dit in zijn geval gebeurd is.
3.1
De rechtbank overweegt dat de LHBTI-coördinatoren volgens verweerders beleid een raadgevende functie hebben. Deze beslissen zelf niet over asielaanvragen, maar vervullen voor de beslissende ambtenaar een adviesrol. Verweerder heeft tijdens de zitting verklaard dat ook in dit geval een LHBTI-coördinator is geraadpleegd en dat dit blijkt uit interne onderliggende stukken van de besluitvorming. De rechtbank heeft geen reden om aan deze mededeling te twijfelen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat uit Werkinstructie 2019/17 niet blijkt dat dit in het besluit vermeld dient te worden. Gelet hierop bestaat er onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder in de gehoren en in de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijkheid en achtergrond van eiser, waartoe verweerder gelet op Werkinstructie 2019/17 wel gehouden was. In beroep wijst eiser ter onderbouwing op het rapport van LGBT Asylum Support. Tijdens de zitting heeft eiser deze grond verduidelijkt en erop gewezen dat hij moeite heeft met het verklaren over gevoelens omdat homoseksualiteit taboe is in Nigeria. Dit blijkt volgens eiser ook uit het rapport van LGBT Asylum Support. Hierin is opgenomen dat door zijn culturele achtergrond en zijn lage opleiding het gevoelsleven van eiser onderontwikkeld is. Eiser stelt dat dit rapport dient te worden aangemerkt als een deskundigenrapport en, voor zover de rechtbank het hiermee niet eens zou zijn, het moet worden beschouwd als een aanvulling van de beroepsgronden.
4.1.
De rechtbank merkt op dat in het rapport van LGBT Asylum Support kritiek wordt geleverd op verschillende punten in de besluitvorming. Naar aanleiding van de door eiser op zitting gegeven toelichting begrijpt de rechtbank eisers beroepsgrond zo dat hij hiermee heeft beoogd alleen zijn betoog over het referentiekader te onderbouwen. De overige in dit rapport genoemde kritiekpunten zal de rechtbank dan ook onbesproken laten.
4.2.
Verweerder heeft op zitting een standpunt ingenomen over het rapport van LGBT Asylum Support. De rechtbank is met verweerder van oordeel dit rapport niet als een deskundigenrapport kan worden beschouwd. Verweerder merkte hierover namelijk terecht op dat uit het rapport blijkt dat de opsteller ervan, S. Kortekaas, alleen een ervaringsdeskundige is, maar dat voor het overige de deskundigheid van de opsteller niet is onderbouwd. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het werkproces zoals volgt uit Werkinstructie 2019/17 erop is ingericht aan te sluiten bij het referentiekader van de vreemdeling om te voorkomen dat wordt geredeneerd vanuit een Westers referentiekader. Dit heeft verweerder bij eiser ook gedaan door simpele vragen te stellen en waar nodig vragen te herhalen of om verduidelijking te vragen. Zo heeft verweerder aan eiser gevraagd te verduidelijken wat hij verstaat onder homoseksualiteit, wat hij verstaat onder een relatie en is hem meermaals gevraagd zijn gevoelens te omschrijven over onder meer de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid, het feit dat hij dit niet kon delen met zijn familie en de acceptatie van zijn seksuele gerichtheid. [1] Over de stelling dat eiser vanwege zijn culturele achtergrond minder goed zou kunnen verklaren over gevoelens merkt verweerder terecht op dat deze stelling met het genoemde rapport onvoldoende is onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Eisers ontdekking van zijn seksuele gerichtheid en relaties in zijn land van herkomst
5. Eiser voert aan dat hij wel degelijk voldoende heeft verklaard over het besef dat hij homoseksueel gericht was en gevoelens voor mannen ontwikkelde toen hij nog in Nigeria was. Verder betwist eiser, onder verwijzing naar verschillende paginanummers in het nader gehoor, summier te hebben verklaard over [partner 1] .
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat eiser summier heeft verklaard over hoe hij achter zijn gerichtheid kwam en hoe hij zich daarbij voelde. Tijdens het nader gehoor heeft de hoormedewerker van verweerder doorgevraagd op dit onderwerp, [2] maar eiser is er niet in geslaagd om hier meer dan summier over te vertellen. Eiser antwoordt bijvoorbeeld op de vraag wanneer hij merkte dat hij op mannen viel “
Ik kan het niet aangeven, maar het zijn mijn homoseksuele gevoelens voor mannen en daar heb ik voor gekozen”en “
als ik een man zie, dan voel ik iets voor die man” . [3] Als de hoormedewerker vervolgens vraagt wat er in eisers hoofd speelde toen hij van zichzelf merkte dat hij op mannen viel, antwoordt eiser
“ik kan het niet in woorden uitdrukken, maar het zijn gevoelens die ik had. Het is niet in woorden te omschrijven”. [4] Verweerder merkt deze verklaringen niet ten onrechte aan als summier, omdat ze weinig tot geen inzicht bieden in de belevingswereld van eiser, terwijl verweerder hierover heeft doorgevraagd. Verweerder wijst er terecht op dat voor de hand ligt dat eiser hier over heeft nagedacht, omdat de Nigeriaanse samenleving sterk homofoob is en eiser zich moet hebben gerealiseerd dat zijn seksuele gerichtheid grote persoonlijke gevolgen zou hebben. Eiser heeft er in beroep op gewezen dat hij ook heeft verteld over enerzijds zijn blije gevoel, anderzijds over zijn angst te worden betrapt en over zelfmoordgedachten, in antwoord op de vraag tijdens het nader gehoor of hij het gevoel kan omschrijven wat het met hem deed dat hij zijn homoseksuele gerichtheid niet kon delen met zijn familie of vrienden. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Eiser verklaart “
ik heb me er druk over gemaakt dat ik ervan houd en van geniet en dit kan ik niet delen. Als ik bij mijn vriend was en ik hoorde geluid buiten, kreeg ik angst en dan zakten de blije gevoelens weg en er was een moment geweest dat ik zelfmoord wilde plegen” . [5] Weliswaar benoemt eiser hiermee gevoelens gerelateerd aan zijn gerichtheid, maar maakt dit het totaal aan verklaringen over zijn ontdekking van zijn gestelde gerichtheid niet meer dan summier, omdat hij ook met deze verklaringen weinig inzicht in zijn ontdekking van zijn gestelde gerichtheid biedt. Eisers gestelde relatie met [partner 1] merkt verweerder (ook) niet ten onrechte aan als ongeloofwaardig, omdat eiser hierover niet meer dan summier heeft verklaard, terwijl hij stelt meer dan drie jaar een relatie met hem te hebben gehad. De hoormedewerker heeft eiser bijvoorbeeld gevraagd om wat meer te vertellen over [partner 1] . Eiser antwoordt daarop “
is homoseksueel” en als hierop wordt doorgevraagd “
We hebben gemeenschap gehad”. Over de persoonlijkheid van [partner 1] zegt eiser alleen “
Hij is rustig, hij werkt”. [6] Verweerder stelt niet ten onrechte dat deze verklaringen vaag blijven, terwijl van eiser verwacht mag worden meer over [partner 1] te weten, omdat hij stelt een langdurige relatie met hem te hebben gehad. Verweerder mag van eiser verwachten meer te kunnen verklaren over zijn persoonlijke beleving van de ontdekking van zijn homoseksualiteit en de betekenis en gevolgen daarvan voor hem. De enkele verwijzing naar zijn verklaringen in het nader gehoor kan eiser niet baten, omdat eiser niet heeft toegelicht welke verklaringen dit in het bijzonder betreffen en waarom deze onvoldoende zouden zijn meegenomen door verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen in het land van herkomst als gevolg van de seksuele geaardheid van eiser
6. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn gestelde problemen in Nigeria in beroep een kopie van een ‘extract from a crime diary’ van 15 april 2015 overgelegd. Hierin is opgenomen dat eiser is betrapt terwijl hij seks had met een man, waarbij de man werd geslagen en omgebracht door lokale jongeren. Voor het overige heeft eiser de tegenwerpingen van verweerder over de gestelde problemen niet bestreden.
6.1.
Verweerder heeft op zitting op de door eiser ingediende kopie gereageerd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser met dit document de gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. In dit kader heeft verweerder erop gewezen dat de herkomst van dit document onduidelijk is en dat de inhoud van de verklaring gedeeltelijk tegenstrijdig is met de door eiser afgelegde verklaringen.
6.2
De rechtbank volgt eisers betoog niet. Verweerder wijst er terecht op dat in het document van 15 april 2015 is te lezen dat eiser seks zou hebben gehad met een man genaamd [naam] , terwijl eiser hier nooit eerder over heeft verklaard. Bovendien zouden eiser en deze man betrapt zijn door de zus van eiser, terwijl eiser heeft verklaard dat hij is betrapt door een vriend van [partner 1] . [7] Op zitting heeft eiser voor deze tegenstrijdigheden geen verklaring kunnen geven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat dit document de verklaringen van eiser niet ondersteunt. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Eisers relaties na aankomst in Europa en seksuele contacten
7. Eiser voert ook aan dat verweerder zijn verklaringen over zijn homoseksuele relaties na zijn aankomst in Europa ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft, onder verwijzing naar verschillende paginanummers in het nader gehoor, aangevoerd dat hij wel degelijk gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over deze relaties. Het bestreden besluit kent volgens eiser een motiveringsgebrek, omdat verweerder hem enerzijds verwijt dat hij slechts verklaart over de seksuele kant van zijn relaties en anderzijds dat hij werd afgekapt toen hij over de ontmoeting met zijn huidige vriend [partner 4] wilde verklaren. Bovendien heeft hij over zijn relatie met [partner 4] verklaard dat ze samen gingen winkelen, eten en dat mensen hen samen zagen. Eiser wijst verder op de door hem overgelegde bewijsstukken die hierboven onder 1.1 zijn weergegeven. Tijdens de zitting heeft eiser dit standpunt aangevuld en in het bijzonder gewezen op het patiëntendossier van 2 juli 2021 waaruit blijkt dat hij verschillende geslachtsziektes heeft opgelopen na seksueel contact te hebben gehad met mannen. Eiser stelt dat dit wordt onderschreven door de verklaringen van verschillende seksuele partners van eiser die hij bij de zienswijze heeft overgelegd. Deze verklaringen heeft verweerder niet kenbaar betrokken in de besluitvorming.
7.1.
Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat hij vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over de relaties die hij stelt gehad te hebben met [partner 2] en [partner 3] . Op zitting heeft verweerder desgevraagd verduidelijkt dat aan de gestelde relatie met [partner 4] geen overwegingen zijn gewijd omdat de bespreking van de overige door eiser genoemde relaties volstaat. In reactie op de door eiser aangehaalde stukken heeft verweerder op zitting aangegeven dat het in beroep overgelegde patiëntendossier geen verandering brengt in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Hierbij heeft verweerder erop gewezen dat het eerst aan eiser is om met zijn verklaringen zijn seksuele geaardheid aannemelijk te maken. Hier is eiser niet in geslaagd volgens verweerder. Verder blijkt uit dit document dat de geslachtsziekte van eiser het gevolg is van een gestelde verkrachting door een man. Over de verklaringen van de gestelde seksuele partners heeft verweerder op zitting opgemerkt dat dit standaardverklaringen zijn en dat de namen van de opstellers van deze verklaringen niet eerder door eiser genoemd zijn tijdens zijn gehoren.
7.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 4 augustus 2021 overwogen dat bepaalde stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder verricht immers een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in Werkinstructie 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet. Daarbij kan de omstandigheid dat een vreemdeling over één thema ontoereikend heeft verklaard zonder dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat, er niet zonder meer toe leiden dat de door die vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig moet worden geacht, aangezien die ontoereikende verklaring kan worden gecompenseerd met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt. [8]
7.3.
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verteld over zijn relaties na zijn aankomst in Europa, eerst in Duitsland en vervolgens in Nederland.
Eiser stelt dat hij in Europa drie relaties heeft gehad, maar dat deze los van het fysieke aspect niet heel diepgravend waren. Zo verklaart hij over zijn relatie met [partner 2] “
Als hij bij mij kwam dan gingen we samen koken. We sliepen samen en hadden gemeenschap met elkaar”. [9] Op de vraag of eiser wat kan vertellen over de persoonlijkheid van [partner 3] antwoordt eiser: ‘
Hij was goed, hij weet hoe hij de liefde moet bedrijven.” [10] Op de vraag of hij en [partner 4] nog steeds een relatie hebben antwoordt eiser: ‘
We zijn nog steeds bij elkaar. Het is dichterbij waar ik woon, dus als ik behoefte heb aan seks ga ik naar hem toe.’ [11] Verweerder neemt het standpunt in dat eisers verklaringen over zijn relaties met [partner 2] en [partner 3] niet geloofwaardig zijn, omdat hij niet meer dan summier over de persoonlijke eigenschappen van en de persoonlijke relatie met deze mannen heeft kunnen verklaren. Verweerder heeft eiser daar tijdens het gehoor over bevraagd en constateert dit, op zichzelf, inderdaad niet ten onrechte. Eiser heeft in dit kader weliswaar verwezen naar verschillende pagina’s van het nader gehoor, maar hierbij niet aangegeven over welke verklaringen het in het bijzonder gaat en waarom de beoordeling van deze verklaring door verweerder onjuist zou zijn.
7.4.
De rechtbank is het echter met eiser eens dat verweerder de door hem overgelegde stukken onvoldoende (kenbaar) heeft betrokken bij de besluitvorming. Eiser heeft hierover terecht opgemerkt dat de bij de zienswijze overgelegde verklaringen van vijf gestelde seksuele partners niet zijn betrokken bij de besluitvorming. De door verweerder op zitting gegeven motivering op dit punt overtuigt niet. Weliswaar heeft verweerder gelijk dat dit standaardverklaringen betreffen, maar dit betekent niet dat de verklaringen reeds hierom geen bewijswaarde hebben. Bovendien heeft verweerder nagelaten deze verklaringen te bekijken in onderlinge samenhang met de door eiser afgelegde verklaringen en het overige bewijsmateriaal. Eiser wijst er in dit kader terecht op dat uit zijn patiëntendossier volgt dat hij regelmatig anaal seksueel contact heeft met andere mannen en dat hij lijdt aan chlamydia en gonorroe die hij ten gevolge daarvan heeft opgelopen. Er staat verder opgetekend dat eiser een relatie heeft met een man en daarnaast met vijf andere mannen regelmatig seksueel contact heeft, waarover hij wordt geadviseerd altijd een condoom te gebruiken, omdat hij dit niet altijd doet. Dit biedt een objectief aanknopingspunt voor de juistheid van zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid. De informatie in het patiëntendossier wordt bovendien bevestigd door de vijf schriftelijke verklaringen van verschillende mannen zoals onder 1.1 genoemd, waarin zij verklaren geslachtsgemeenschap met eiser te hebben gehad. Dat het patiëntendossier melding maakt van een verkrachting door een man, maakt anders dan verweerder stelt, niet dat aan dit document geen waarde kan worden gehecht. Uit het patiëntendossier blijkt weliswaar dat eiser naar aanleiding van de verkrachting in oktober 2019 gonorroe heeft opgelopen, maar ook dat eiser in januari 2020 nogmaals dezelfde diagnose is gesteld en in april 2021 de diagnose chlamydia. Bovendien wordt in hetzelfde dossier vermeld dat eiser op 11 november 2019 negatief heeft getest op zowel chlamydia als gonorroe zodat de latere besmettingen ook om die reden niet het gevolg kunnen zijn van de eerdere verkrachting. Los daarvan, heeft eiser terecht aangevoerd dat verweerder de geloofwaardigheid van eisers huidige relatie met zijn medebewoner in het AZC genaamd [partner 4] in het geheel niet heeft beoordeeld, terwijl ook deze relatie van belang kan zijn. Hoewel niet per se doorslaggevend, merkt de rechtbank nog op dat eiser ook gelijk heeft dat hij is afgekapt toen hij tijdens het gehoor over [partner 4] sprak.
7.5
De rechtbank overweegt dat huidige relaties een van de thema’s uit Werkinstructie 2019/17 vormen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de Werkinstructie niet valt op te maken dat deze relaties zich enkel beperken tot liefdesrelaties. Ook seksuele contacten zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als relaties. Verder duiden eisers verklaringen over zijn eerdere en huidige relaties op een voornamelijk fysieke invulling daarvan. Hoe verweerder deze gestelde relaties in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet, is onduidelijk. Dat eiser er niet in is geslaagd om zijn seksuele gerichtheid met zijn verklaringen aannemelijk te maken ontslaat verweerder niet van de verplichting om het bewijsmateriaal in samenhang met de afgelegde verklaringen te beoordelen. Zoals uit de hierboven onder 7.2. weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt, kan een (volgens verweerder) ontoereikende verklaring worden gecompenseerd met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal, terwijl een dergelijke beoordeling in deze besluitvorming ontbreekt. Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd hoe hij de overgelegde stukken in het licht van de overige verklaringen en tegenwerpingen heeft gewaardeerd en evenmin waarom eiser daarmee zijn gestelde seksuele gerichtheid niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Dat betekent dat het bestreden besluit in strijd is genomen met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepsgrond slaagt.
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar ziet geen mogelijkheid om dit geschil finaal te beslechten. Het is namelijk in de eerste plaats aan verweerder om deugdelijk te motiveren hoe hij de overgelegde stukken in het licht van de overige verklaringen en tegenwerpingen waardeert. Omdat de aanvraag dateert van 12 mei 2019 wordt verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.
8.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1518,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van
€ 759,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr.M.F. van den Brink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie onder meer p. 11, 13 en 15 van het rapport nader gehoor.
2.Zie p. 11 tot en met 13 van het rapport nader gehoor.
3.Zie p. 12 van het rapport nader gehoor.
4.Idem.
5.Zie p. 13 van het rapport nader gehoor.
6.Zie p. 20 van het rapport nader gehoor.
7.Zie p. 7 van het rapport nader gehoor.
9.Zie p. 22 van het rapport nader gehoor.
10.Zie p. 23 van het rapport nader gehoor.
11.Zie p. 26 van het rapport nader gehoor.