Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 31 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
Ik kan het niet aangeven, maar het zijn mijn homoseksuele gevoelens voor mannen en daar heb ik voor gekozen”en “
als ik een man zie, dan voel ik iets voor die man” . [3] Als de hoormedewerker vervolgens vraagt wat er in eisers hoofd speelde toen hij van zichzelf merkte dat hij op mannen viel, antwoordt eiser
“ik kan het niet in woorden uitdrukken, maar het zijn gevoelens die ik had. Het is niet in woorden te omschrijven”. [4] Verweerder merkt deze verklaringen niet ten onrechte aan als summier, omdat ze weinig tot geen inzicht bieden in de belevingswereld van eiser, terwijl verweerder hierover heeft doorgevraagd. Verweerder wijst er terecht op dat voor de hand ligt dat eiser hier over heeft nagedacht, omdat de Nigeriaanse samenleving sterk homofoob is en eiser zich moet hebben gerealiseerd dat zijn seksuele gerichtheid grote persoonlijke gevolgen zou hebben. Eiser heeft er in beroep op gewezen dat hij ook heeft verteld over enerzijds zijn blije gevoel, anderzijds over zijn angst te worden betrapt en over zelfmoordgedachten, in antwoord op de vraag tijdens het nader gehoor of hij het gevoel kan omschrijven wat het met hem deed dat hij zijn homoseksuele gerichtheid niet kon delen met zijn familie of vrienden. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Eiser verklaart “
ik heb me er druk over gemaakt dat ik ervan houd en van geniet en dit kan ik niet delen. Als ik bij mijn vriend was en ik hoorde geluid buiten, kreeg ik angst en dan zakten de blije gevoelens weg en er was een moment geweest dat ik zelfmoord wilde plegen” . [5] Weliswaar benoemt eiser hiermee gevoelens gerelateerd aan zijn gerichtheid, maar maakt dit het totaal aan verklaringen over zijn ontdekking van zijn gestelde gerichtheid niet meer dan summier, omdat hij ook met deze verklaringen weinig inzicht in zijn ontdekking van zijn gestelde gerichtheid biedt. Eisers gestelde relatie met [partner 1] merkt verweerder (ook) niet ten onrechte aan als ongeloofwaardig, omdat eiser hierover niet meer dan summier heeft verklaard, terwijl hij stelt meer dan drie jaar een relatie met hem te hebben gehad. De hoormedewerker heeft eiser bijvoorbeeld gevraagd om wat meer te vertellen over [partner 1] . Eiser antwoordt daarop “
is homoseksueel” en als hierop wordt doorgevraagd “
We hebben gemeenschap gehad”. Over de persoonlijkheid van [partner 1] zegt eiser alleen “
Hij is rustig, hij werkt”. [6] Verweerder stelt niet ten onrechte dat deze verklaringen vaag blijven, terwijl van eiser verwacht mag worden meer over [partner 1] te weten, omdat hij stelt een langdurige relatie met hem te hebben gehad. Verweerder mag van eiser verwachten meer te kunnen verklaren over zijn persoonlijke beleving van de ontdekking van zijn homoseksualiteit en de betekenis en gevolgen daarvan voor hem. De enkele verwijzing naar zijn verklaringen in het nader gehoor kan eiser niet baten, omdat eiser niet heeft toegelicht welke verklaringen dit in het bijzonder betreffen en waarom deze onvoldoende zouden zijn meegenomen door verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
Als hij bij mij kwam dan gingen we samen koken. We sliepen samen en hadden gemeenschap met elkaar”. [9] Op de vraag of eiser wat kan vertellen over de persoonlijkheid van [partner 3] antwoordt eiser: ‘
Hij was goed, hij weet hoe hij de liefde moet bedrijven.” [10] Op de vraag of hij en [partner 4] nog steeds een relatie hebben antwoordt eiser: ‘
We zijn nog steeds bij elkaar. Het is dichterbij waar ik woon, dus als ik behoefte heb aan seks ga ik naar hem toe.’ [11] Verweerder neemt het standpunt in dat eisers verklaringen over zijn relaties met [partner 2] en [partner 3] niet geloofwaardig zijn, omdat hij niet meer dan summier over de persoonlijke eigenschappen van en de persoonlijke relatie met deze mannen heeft kunnen verklaren. Verweerder heeft eiser daar tijdens het gehoor over bevraagd en constateert dit, op zichzelf, inderdaad niet ten onrechte. Eiser heeft in dit kader weliswaar verwezen naar verschillende pagina’s van het nader gehoor, maar hierbij niet aangegeven over welke verklaringen het in het bijzonder gaat en waarom de beoordeling van deze verklaring door verweerder onjuist zou zijn.