ECLI:NL:RBDHA:2022:3980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging advocaat in bezwaarprocedure AVG

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor toevoeging van een advocaat door eiseres. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij haar verzoek om inzage van persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) was afgewezen. De aanvraag voor een toevoeging werd door verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, afgewezen op 18 januari 2021, en dit besluit werd later in een bestreden besluit op 3 juni 2021 bevestigd. Eiseres stelde dat de zaak feitelijk en juridisch complex was, en dat zij zonder bijstand van een advocaat niet in staat was om haar bezwaar adequaat te voeren. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de aanvraag een belang betrof waarvan de behartiging redelijkerwijs aan eiseres zelf kon worden overgelaten. De rechtbank vond dat eiseres zelf, of met hulp van een ander, in staat was om haar bezwaar te formuleren en dat de complexiteit van de zaak niet zodanig was dat een advocaat noodzakelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om toevoeging van een advocaat van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 3 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022 middels een videoverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (het college) over haar verzoek tot inzage van persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Zij heeft verweerder hiervoor om toevoeging van een advocaat verzocht.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat het om een probleem gaat waar eiseres volgens verweerder geen toevoeging van een advocaat voor nodig heeft. Het betreft een belang waarvan de behartiging redelijkerwijs aan eiseres zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de Wet op de rechtsbijstand. Dat een advocaat kan bijdragen aan een versteviging van de juridische stellingname van een rechtzoekende maakt niet dat op grond daarvan gesubsidieerde rechtsbijstand verstrekt dient te worden.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens haar is er sprake van zowel feitelijke als juridische complexiteit, waardoor zij niet kan worden geacht het bezwaar zonder bijstand van een advocaat af te kunnen handelen. Deze complexiteit is gelegen in het feit dat het college haar had laten weten een voorgenomen hoorzitting voor het bezwaarschrift niet te willen verzetten, terwijl zij nog geen bezwaargronden had ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken nog niet had ontvangen. Eiseres dreigde hierdoor in haar procedurele belangen te worden geschaad. De interventies van haar advocaat hadden direct invloed op het verloop van de bezwaarprocedure, waardoor er niet slechts sprake was van een ‘versteviging van de juridische stellingname’. Daarom moet zij voor een toevoeging van een advocaat in aanmerking komen.
Eiseres voert verder aan dat het feit dat zij de bezwaarprocedure niet in zelfredzaamheid had kunnen voeren blijkt uit het feit dat de voorzieningenrechter en de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam elkaar op een essentieel punt tegenspreken. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft hangende de bezwaarprocedure bij uitspraak van 18 december 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:1188) – kort samengevat – ten overvloede overwogen dat niet is gebleken dat eiseres onvoldoende tijd heeft om haar bezwaargronden in te dienen, mede gelet op het feit dat eiseres het college in gebreke had gesteld. De bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 10 november 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:10764) het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift kennelijk gegrond verklaard, omdat verweerder – kort samengevat – het feit dat eiseres bezwaargronden had ingediend ten onrechte niet bij de beoordeling van het bezwaarschrift had betrokken.
Eiseres stelt dat het onderhavige beroep kennelijk gegrond verklaard had kunnen worden. Nu de rechtbank partijen heeft uitgenodigd voor een zitting en het verzoek van eiseres om te repliceren is afgewezen, verzoekt zij verweerder te veroordelen in de proceskosten, waarbij de wegingsfactor 1,5 (‘zwaar’) gehanteerd wordt.
Wat zijn de regels?
4. De regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Verweerder heeft beoordelingsruimte bij de beoordeling of de aanvraag een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de rechtzoekende zelf kan worden overgelaten. [1] De criteria die verweerder hanteert staan in een werkinstructie. Voor bezwaarprocedures tegen beslissingen die zijn genomen op grond van de AVG wordt in beginsel geen toevoeging verleend. Dit gebeurt alleen bij hoge uitzondering als de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is. Ook dit valt binnen de beoordelingsruimte van verweerder.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op juiste gronden heeft kunnen concluderen dat de aanvraag van eiseres een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. In hetgeen eiser heeft aangevoerd heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien aan te nemen dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex was dat bijstand van een advocaat noodzakelijk was. Van eiseres mocht worden verwacht dat zij zelf, of met behulp van een ander dan een advocaat, kon toelichten dat de hoorzitting volgens haar niet plaats kon vinden omdat zij nog geen bezwaargronden had ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken niet had ontvangen. De door eiseres gestelde tegenstrijdigheid tussen de uitspraken van de voorzieningenrechter en de bodemrechter van de rechtbank Rotterdam kan, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden. Het betoog van eiseres slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden. Aan haar verzoek met betrekking tot de wegingsfactor komt de rechtbank niet toe.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: de regels

Wet op de rechtsbijstand
Artikel 12
(..)
2. Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(..)
g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
(..)
Artikel 28
1. Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
(..)
c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;
(..)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1767).