ECLI:NL:RBDHA:2022:395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de gemachtigde van de verweerder, terwijl de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder asiel had aangevraagd, maar dat deze aanvraag was afgewezen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling. Na een terugnameverzoek van Zwitserland heeft de eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij bedreigd werd in Algerije vanwege zijn getuigenis van een misdrijf in 1994.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over bedreigingen in 2019 niet geloofwaardig waren, vooral omdat hij in eerdere procedures geen melding had gemaakt van deze bedreigingen. Ook zijn verklaringen over problemen met de Algerijnse autoriteiten werden als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat hij geen bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet veilig terug kan keren naar Algerije.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.