3.2Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De door eiser overgelegde medische expertise heeft verweerder voorgelegd aan verzekeringsarts I.P.L. Koperberg (Ko.). Deze heeft, kort samengevat, vastgesteld dat het omgaan met gevaarlijk materiaal en het rijden onder moeilijke omstandigheden met inadequaat uitgeruste voertuigen, als stresserende omstandigheden reeds in het onderzoek door K. zijn betrokken. Hoewel deze omstandigheden niet expliciet zijn aangegeven in de overwegingen om tot een negatief causaliteitsoordeel te komen, is uit de voorhanden medische gegevens gebleken dat deze gebeurtenissen niet of nauwelijks van invloed zijn geweest op het ontstaan van het huidige psychiatrische toestandsbeeld. Het wordt niet opportuun geacht om opnieuw een psychiatrische expertise te laten verrichten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het aan verweerder is om naar aanleiding van een aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen medisch onderzoek te laten uitvoeren en op basis daarvan een beoordeling te verrichten van de invaliditeit van de aanvrager en het verband met de dienst. Als verweerder op grond van het medisch onderzoek concludeert dat geen sprake is van invaliditeit met dienstverband, ligt het vervolgens op de weg van eiser om de conclusies van de door verweerder gevolgde medische advisering gemotiveerd in twijfel te trekken. Het is dus aan eiser om twijfel te zaaien over de conclusie van verweerder dat van invaliditeit met dienstverband in zijn geval geen sprake is.
5. De rechtbank constateert dat verweerder bij het bestreden besluit op basis van de medische rapportage van 23 september 2019 heeft geconcludeerd dat de PTSS is veroorzaakt door het pestgedrag en de mishandeling door collega’s. Deze kunnen volgens verweerder niet worden aangemerkt als uitoefening van de militaire dienst als bedoeld in het Besluit. De rechtbank volgt deze redenering niet. In de medische rapportage van 23 september 2019 wordt immers geconcludeerd dat de militaire dienst een geringe rol kan hebben gespeeld bij het ontstaan, tot uiting komen of blijvend verergeren van de PTSS. Deze aandoening wordt volgens K. in belangrijke mate verklaard door traumatische ervaringen in de privésfeer en niet door ervaringen in Bosnië. Dit betekent dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
6. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Aangezien uit de medische rapportage van 23 september 2019 blijkt dat de PTSS in belangrijke mate wordt verklaard door traumatische ervaringen in de privésfeer, heeft verweerder op basis van deze rapportage kunnen concluderen dat er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan deze medische rapportage. Zoals uiteen is gezet door verzekeringsarts Ko., is het omgaan met gevaarlijk materiaal en het rijden onder moeilijke omstandigheden met inadequaat uitgeruste voertuigen, reeds in het onderzoek door K. betrokken. Desondanks is de conclusie van K. geweest dat van invaliditeit met dienstverband geen sprake is. Daarom heeft verweerder in de medische rapportage van T. geen aanleiding hoeven zien een nadere psychiatrische expertise uit te zetten. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag van eiser af heeft kunnen wijzen onder verwijzing naar de medische rapportage van K. van 23 september 2019.
7. Nu vaststaat dat er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband omdat de PTSS moet worden verklaard door traumatische ervaringen in de privésfeer, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de door eiser genoemde pesterijen onder de uitoefening van de militaire dienst als bedoeld in het Besluit vallen.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder de proceskosten van eiser vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.