ECLI:NL:RBDHA:2022:386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/09/621287 / KG ZA 21-1132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie oplegging door CBR aan rijschool Nu Theorie in strijd met gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Nu Theorie B.V., een rijschool, en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Nu Theorie heeft zonder toestemming van het CBR beeld- en geluidsopnames gemaakt op het terrein van het CBR en deze opnames op haar website gepubliceerd. Het CBR heeft daarop een sanctie opgelegd, waarbij Nu Theorie gedurende 48 uur geen toegang zou hebben tot het systeem voor het reserveren van examens. Nu Theorie betwistte de rechtmatigheid van deze sanctie en stelde dat het CBR in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde, omdat andere rijscholen niet op dezelfde manier werden aangepakt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Nu Theorie inderdaad in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst met het CBR, maar oordeelde dat de sanctie niet kon worden uitgevoerd. De rechter oordeelde dat het CBR het gelijkheidsbeginsel had geschonden door alleen tegen Nu Theorie op te treden, terwijl er aanwijzingen waren dat andere rijscholen soortgelijke overtredingen hadden begaan zonder dat het CBR handhavend optrad. De voorzieningenrechter heeft het CBR bevolen om de uitvoering van de opgelegde maatregel te staken en heeft het CBR veroordeeld in de proceskosten van Nu Theorie.

De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in de handhaving van regels door bestuursorganen en de noodzaak voor een consistente en transparante handhaving van sancties.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/621287 / KG ZA 21-1132
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 10 januari 2022
in de zaak van
Nu Theorie B.V.te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Fakiri te Den Haag,
tegen:
het zelfstandig bestuursorgaan
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzente Rijswijk,
gedaagde,
advocaat mr. S.G. Tichelaar te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Nu Theorie’ en ‘het CBR’.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S.I. Geerling, griffier.
Tevens zijn aanwezig:
- de heren [A] en [B] namens Nu Theorie, vergezeld van mr. Fakiri voornoemd, en
- de heer [C] , bedrijfsjurist bij het CBR, vergezeld van mr. Tichelaar voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat Nu Theorie heeft gehandeld in strijd met de op grond van artikel 19 van de tussen partijen gesloten overeenkomst geldende gedragsregels (hoofdstuk 6 van het toepasselijke Vademecum) van het CBR door zonder toestemming van het CBR beeld- en geluidsopnames te maken op terreinen van het CBR en deze beeldopnames te plaatsen op haar website. Ondanks verzoeken daartoe van het CBR heeft Nu Theorie deze opnames niet verwijderd. Het CBR heeft Nu Theorie conform het op grond van hoofdstuk 6 van het Vademecum toepasselijke sanctiereglement een sanctie opgelegd, inhoudende dat Nu Theorie gedurende 48 uur geen toegang heeft tot het door het CBR beheerde systeem waarin rijscholen onder meer examens bij het CBR kunnen reserveren (Top Internet). Als Nu Theorie ook na uitvoering van de sanctie de beeldopnames op haar website laat staan, overweegt het CBR nadere sancties aan Nu Theorie op te leggen.
1.2.
Tussen partijen is onder meer in geschil of het CBR in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door aan Nu Theorie voornoemde sanctie op te leggen en nadere sancties aan te kondigen. Volgens Nu Theorie wordt er veelvuldig door rijscholen en examenkandidaten gefilmd op de terreinen van het CBR en wordt hiertegen niet opgetreden door het CBR. Volgens het CBR kan van haar niet worden verwacht dat zij actief op het internet zoekt naar dergelijke overtredingen en zij stelt hier ook de mankracht niet voor te hebben. Wanneer zij van een overtreding op de hoogte is, stelt zij wel handhavend op te treden.
1.3.
Nu Theorie vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, het CBR met onmiddellijke ingang te gebieden om zich te onthouden van het opleggen van de aangekondigde maatregel van 48 uur blokkade, dan wel iedere andere maatregel in verband met de in het geding zijnde video’s die door Nu Theorie op haar website zijn gepubliceerd. Het CBR voert verweer tegen het gevorderde.
1.4.
Het gevorderde is toewijsbaar. Daartoe is het volgende redengevend.
1.5.
Niet in geschil is dat Nu Theorie heeft gehandeld in strijd met de tussen partijen geldende overeenkomst en dat het CBR daarvoor in principe een sanctie aan haar mag opleggen. Maar dit kan anders zijn als het CBR handelt in strijd met de op haar als zelfstandig bestuursorgaan toepasselijke algemene beginselen van bestuur. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelt het CBR met de oplegging van de sanctie aan Nu Theorie in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
1.6.
Uit de door Nu Theorie overgelegde video’s volgt namelijk dat er door meerdere rijscholen beeldopnames worden gemaakt op locaties van het CBR en dat deze opnames openbaar worden gemaakt op het internet. Ook is aannemelijk geworden dat het CBR hiervan op de hoogte moet zijn geweest. Nu Theorie heeft ter zitting namelijk laten zien dat de instagrampagina van het CBR regelmatig bij publicaties van video’s wordt getagd en zij heeft onweersproken gesteld dat het CBR hiervan een notificatie ontvangt. De stelling van het CBR dat de medewerker die zich bezig houdt met social media niet belast is met de handhaving van de overeenkomsten tussen het CBR en rijscholen, maakt dit niet anders. Het CBR heeft niet ook maar enigszins aannemelijk gemaakt dat het in het verleden ook jegens andere rijscholen handhavend heeft opgetreden na het maken van beeldopnamen op haar locaties. Het CBR volstaat met de stelling dat het richting de rijscholen in de bij de dagvaarding overgelegde video’s een waarschuwing zal doen uitgaan. Onder deze omstandigheden moet de voorzieningenrechter er van uitgaan dat het CBR in vergelijkbare gevallen die zich, kennelijk op grote schaal, hebben voorgedaan niet heeft opgetreden althans niet onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt dat het verbod onverminderd van kracht is en nageleefd moet worden. Door dit in het geval van Nu Theorie wel te doen, en over te gaan tot het opleggen van een naar Nu Theorie onweersproken stelt voor haar bedrijfsvoering tamelijk ingrijpende sanctie, heeft het CBR het gelijkheidsbeginsel geschonden. Het CBR dient zich om die reden te onthouden van de uitvoering van de opgelegde maatregel en eventuele nadere maatregelen ten aanzien van de in het geding zijnde video’s.
1.7.
Het CBR zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
gebiedt Nu Theorie met onmiddellijk ingang om zich te onthouden van de aangekondigde maatregel van 48 uur blokkade dan wel iedere andere maatregel in verband met de in het geding zijnde video’s die door Nu Theorie op haar website zijn gepubliceerd;
2.2.
veroordeelt het CBR om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van dit geding aan Nu Theorie te betalen, tot dusverre aan de zijde van Nu Theorie begroot op € 1.795,33, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 103,33 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
2.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. S.I. Geerling mr. H.J. Vetter
[griffier afwezig en tekent daarom niet]