In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de oprichting van installaties voor de exploitatie van een geothermiebron. De vergunninghoudster, Haagse Aardwarmte Leyweg B.V., had op 18 maart 2019 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning, die betrekking had op de uitbreiding van de Aardwarmtecentrale Den Haag. Eiser, een omwonende, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, die de vergunning had verleend. Eiser betoogde dat de vergunning niet in overeenstemming was met de geldende geluidnormen en dat de veiligheid en gezondheid van omwonenden niet voldoende waren gewaarborgd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat de aangevraagde situatie niet leidt tot overschrijding van de geluidnormen en dat de externe veiligheid voldoende is gewaarborgd. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de zorgen over geluidhinder en luchtkwaliteit, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen en verklaart het beroep ongegrond. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,- en moet het griffierecht van € 174,- aan eiser vergoeden.