ECLI:NL:RBDHA:2022:3740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
NL21.19633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door meerderjarige referent

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een opvolgende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eisers, de ouders van een Eritrese referent, hebben op 16 december 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 november 2021, waarin de aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 24 februari 2022 behandeld, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en de referent aanwezig was met een tolk.

De rechtbank overweegt dat de referent, die op 15 september 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft gekregen en op 28 juli 2020 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, ten tijde van de opvolgende aanvraag meerderjarig was. Dit betekent dat eisers niet in aanmerking komen voor een mvv in het kader van nareis, zoals bepaald in artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank wijst erop dat de eerdere aanvraag voor een mvv in 2015 was afgewezen omdat de identiteit van eisers niet was aangetoond.

Eisers hebben aangevoerd dat de afwijzing onredelijk is, omdat de opvolgende aanvraag niet met de nodige urgentie is behandeld en dat de referent niet adequaat kon reageren op de afwijzing van de eerste aanvraag vanwege psychische problemen. De rechtbank oordeelt echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht is gehandhaafd, omdat de referent op het moment van de opvolgende aanvraag meerderjarig was en de omstandigheden ten tijde van de aanvraag bepalend zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19633

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer 1]
[naam2], eiseres
v-nummer [nummer 2]
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Eisers hebben op 16 december 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 november 2021 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.19634, op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam3] (referent) en A. Solomon (tolk). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en eiseres op [geboortedatum2]. Zij hebben de Eritrese nationaliteit. Eisers zijn de ouders van referent. Referent is geboren op [geboortedatum3]. Referent is op 15 september 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [1] Op 28 juli 2020 is aan referent een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend.
2. Op 11 december 2015 heeft referent een eerste aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ingediend voor eisers. Deze aanvraag is bij besluit van 22 augustus 2016 afgewezen omdat referent de identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie niet had aangetoond met originele officiële documenten. Eisers hebben hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
3. Op 10 maart 2020 heeft referent ten behoeve van eisers een opvolgende aanvraag voor een mvv in het kader van nareis ingediend.
4. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 14 oktober 2020 afgewezen omdat referent ten tijde van de indiening niet langer minderjarig is als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] Eisers komen daarom niet in aanmerking voor gezinshereniging op grond van nareis. Eisers kunnen wel een reguliere aanvraag om gezinshereniging indienen in het kader van artikel 8 van het EVRM. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
De beroepsgronden
5. Eisers voeren aan dat het niet redelijk is om de aanvraag af te wijzen op grond van de meerderjarigheid van referent. De opvolgende aanvraag is namelijk niet met voorrang en de nodige urgentie behandeld. Eisers verwijzen ter onderbouwing van dit standpunt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 november 2021. [3] Bovendien heeft referent niet adequaat kunnen reageren op de afwijzing van de eerste aanvraag vanwege psychische problemen. Referent had als minderjarige moeten worden aangemerkt door verweerder bij de beoordeling van de opvolgende aanvraag.
De beoordeling
6. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag terecht gehandhaafd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. Op grond van artikel 29, tweede lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan, kort gezegd, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de ouders van de vreemdeling die een alleenstaande minderjarige is. Ten tijde van de eerste aanvraag mvv in het kader van nareis was referent weliswaar minderjarig, maar niet in geschil is dat hij ten tijde van de opvolgende aanvraag meerderjarig was. Eisers komen op grond van genoemd artikel vanwege de meerderjarigheid van referent niet in aanmerking voor een mvv in het kader van nareis. Dit volgt ook uit de door verweerder in het bestreden besluit genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020. [4] In die uitspraak overweegt de Afdeling dat verweerder een opvolgende mvv-aanvraag van een aanvankelijk alleenstaande minderjarige referent moet beoordelen aan de hand van de omstandigheden ten tijde van die opvolgende aanvraag. Dit betekent dat verweerder bij de opvolgende aanvraag rekening moet houden met de omstandigheid dat referent niet langer minderjarig is.
8. Het beroep op de door eisers genoemde uitspraak slaagt niet. In die uitspraak was sprake van de situatie dat referent tijdens de minderjarigheid een eerste mvv-aanvraag in het kader van nareis had ingediend en verweerder pas na 2 jaar en ruim 8 maanden een besluit op het bezwaar had genomen. Op dat moment was de referent meerderjarig geworden en was een eigen leven gaan leiden. De Afdeling overweegt dat verweerder, omdat de aanvraag niet met voorrang en de nodige urgentie was behandeld, had moeten uitgaan van de omstandigheden ten tijde van het indienen van de aanvraag. In de zaak van eisers doet zich geen vergelijkbare situatie voor. Immers, in deze zaak was de behandelduur van de eerste aanvraag onvergelijkbaar veel korter dan de behandelduur van de aanvraag in de uitspraak waarnaar eisers verwijzen. Eisers verwijzen ten onrechte naar de behandelduur van de onderhavige procedure.
9. Voor zover eisers stellen dat er een belangenafweging dient plaats te hebben omdat referent niet adequaat heeft kunnen reageren op de afwijzing van de eerste aanvraag vanwege psychische problemen, overweegt de rechtbank dat er geen ruimte is voor een belangenafweging op grond van bijzondere omstandigheden. Verweerder heeft eisers terecht gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag tot gezinshereniging in te dienen in het kader van artikel 8 van het EVRM. In die procedure kan worden beoordeeld of voldaan is aan de vereisten voor gezinshereniging en is wel plaats voor een belangenafweging.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Richtlijn 2003/86/EG
3.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2618.
4.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2780.