ECLI:NL:RBDHA:2022:3735
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoeken tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door de rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben [verzoeker] en [verzoekster], beiden wonende te [adres, postcode en woonplaats], op 31 december 2021 verzoekschriften ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege hun problematische schuldensituatie. De rechtbank Den Haag heeft op 12 april 2022 de verzoeken afgewezen. Tijdens de zitting op 29 maart 2022 zijn beide verzoekers verschenen, vergezeld door een schuldhulpverlener. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van relevante artikelen uit de Faillissementswet, met name artikel 288, dat de goede trouw en de nakoming van verplichtingen onder de WSNP behandelt.
De rechtbank concludeert dat niet aannemelijk is dat [verzoeker] en [verzoekster] de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zullen nakomen. Voor [verzoeker] is vastgesteld dat hij niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn financiële situatie, waaronder onroerende zaken in Marokko. Hij heeft niet aangetoond dat hij bereid is om actief mee te werken aan de verkoop van zijn bezittingen. Voor [verzoekster] is het probleem dat zij niet kan werken door psychosociale problemen, waarvoor zij nog in behandeling is. De rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar problemen beheersbaar zijn en dat zij in staat is om de verplichtingen van de WSNP na te komen.
De rechtbank wijst de verzoeken af, wat betekent dat [verzoeker] en [verzoekster] niet in aanmerking komen voor de schuldsaneringsregeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. de Loor en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R. Becker. De verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof te Den Haag.