Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,geboren op [geboortedatum 1]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, die de Syrische nationaliteit bezitten, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2022 behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De referent, die ook de Syrische nationaliteit heeft, heeft een aanvraag ingediend voor een mvv op basis van gezinsleven, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen op grond van onvoldoende bewijs van de familierechtelijke relatie en de identiteit van de eisers.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in eerdere besluiten de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet had kunnen vaststellen, maar in het bestreden besluit is dit niet langer tegengeworpen. Desondanks heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard, omdat er volgens hem geen sprake was van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet konden aantonen dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hen en de referent, ondanks hun claim dat zij een eeneiige tweeling zijn en altijd samen hebben gewoond.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eisers zich niet kunnen beroepen op het jongvolwassenenbeleid, omdat de referent na zijn vertrek uit Syrië zelfstandig in Turkije heeft gewoond en daar in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden voldoende gemotiveerd in de beoordeling betrokken en heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.