Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 23 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
Op 13 augustus 2020 heeft eiser Oostenrijk verlaten en is hij naar Turkije gegaan. Op 15 februari 2022 is eiser vervolgens naar Nederland gegaan en heeft hij hier een asielaanvraag ingediend.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van verweerder dat eiser nog altijd internationale bescherming geniet omdat hij zelf zou hebben verklaard dat zijn vreemdelingenpas (volgens hem) geldig is tot 26 maart 2022 onvoldoende is. Dit standpunt is namelijk enkel gebaseerd op een verklaring van eiser en wordt niet onderbouwd door andere stukken die zich in het dossier bevinden. Ook indien zou worden uitgegaan van de juistheid van verweerders stelling dat de verblijfspas tot 26 maart 2022 geldig zou zijn, betekent dat nog niet dat eiser ook daadwerkelijk bescherming geniet in Oostenrijk tot die datum. Ook het gegeven dat het vreemdelingenpaspoort van eiser geldig is tot 2 juli 2022 is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het standpunt dat eiser nog altijd internationale bescherming geniet in Oostenrijk.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;