Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 oktober 2021, tegen de eerste rolzitting van 26 januari 2022, met producties 1 tot en met 12;
- het certificaat van betekening;
- het ter rolzitting van 9 maart 2022 tegen gedaagde verleende verstek.
2.De beoordeling
bis-Verordening. [1] Op grond van de hoofdregel in artikel 4 lid 1 Brussel I
bis-Verordening dient gedaagde in beginsel te worden opgeroepen voor een gerecht in Frankrijk, nu hij aldaar – gelet op het bepaalde in artikel 62 Brussel I
bis-Verordening gelezen in combinatie met artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) – woonplaats heeft. Dit laat onverlet dat de Nederlandse rechter bevoegd kan zijn op basis van één van de alternatieve bevoegdheidsregels van de Brussel I
bis-Verordening. Op grond van artikel 7 lid 1 sub a Brussel I
bis-Verordening kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in een andere lidstaat worden opgeroepen ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, namelijk voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in deze kwestie betreft de (verplichting tot) betaling van een geldsom. De plaats van uitvoering is niet aangewezen in de overeenkomst van geldlening.
bis-Verordening.
bis-Verordening zal aan dit vonnis worden gehecht.
€ 721,00(1,0 punt × € 721,00 tarief III)