ECLI:NL:RBDHA:2022:3612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmakingsverzoek inzake standaardnormen tabaksindustrie en de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van informatie door de Stichting Rookpreventie Jeugd (SRJ) op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De SRJ had informatie aangevraagd over de contacten tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de tabaksindustrie, specifiek met betrekking tot de totstandkoming van standaardnormen door het Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) en de International Organization for Standardization (ISO). De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als verweerder, had een deel van het verzoek toegewezen, maar ook informatie geweigerd op basis van verschillende weigeringsgronden, waaronder vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens en de bescherming van internationale betrekkingen.

Eisers, NEN en ISO, hebben bezwaar gemaakt tegen de openbaarmaking van bepaalde documenten, omdat zij vreesden dat dit hun concurrentiepositie zou schaden en het normalisatieproces zou verstoren. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers en de verweerder zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht een deel van de documenten niet openbaar had gemaakt, maar dat er geen reden was om de eerste ontwerpversies van de normen geheim te houden. De rechtbank concludeerde dat de belangen van openbaarmaking zwaarder wegen dan de belangen van de eisers, en verklaarde het beroep van de eisers ongegrond.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen transparantie in het kader van de Wob en de bescherming van vertrouwelijke informatie in het kader van bedrijfsbelangen en internationale betrekkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de openbaarmaking van de gevraagde informatie niet in strijd is met de belangen van de betrokken partijen, en dat de verweerder op zorgvuldige wijze heeft gehandeld in de beoordeling van de Wob-verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1653

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2022 in de zaak tussen

Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN), te Delft en
International Organization for Standardization (ISO), eisers
(gemachtigde: mr. E. Dans)
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.D. Eillyas).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Rookpreventie Jeugd (SRJ)(gemachtigde: mr. A.H.J. van den Biesen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder het verzoek van SRJ op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Eisers hebben tegen dit besluit op 9 januari 2019 bezwaar gemaakt (bezwaar 1).
Bij besluit van 20 maart 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder het verzoek van SRJ op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Eisers hebben tegen dit besluit op 1 april 2019 bezwaar gemaakt (bezwaar 2).
SRJ heeft tegen dit besluit eveneens bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder bezwaar 1 gedeeltelijk gegrond verklaard. Bij ditzelfde besluit heeft verweerder bezwaar 2 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
SRJ heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (procedurenummers 20/4437 en 20/4320).
SRJ heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022.
Deze zaak is gevoegd behandeld met de beroepen met de procedurenummers SGR 20/4320 en SGR 20/4437.
Voor eisers zijn verschenen [A], [B] en [C], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn tevens verschenen [D] en mr. [E].
Voor SRJ is drs. [F] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In elke zaak is afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1
Wie zijn de partijen ?
SRJ is een stichting die tot doel heeft het gebruik van tabak onder kinderen en jongeren te voorkomen en een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke bewustwording van de risico’s en de gevaren van het gebruik van tabak.
Eisers zijn organisaties die zich bezig houden met de processen rondom de vaststelling van standaarden op allerlei terreinen. ISO is een internationaal samenwerkingsverband van nationale standaardorganisaties. NEN is het nationale orgaan dat de ISO-standaarden en Nederlandse uitgaven daarvan in beheer heeft en zorg draagt voor hun ontwikkeling. NEN vertegenwoordigt Nederland bij ISO. In die hoedanigheid is NEN verantwoordelijk voor de afstemming van de Nederlandse inbreng en vertegenwoordigt zij de nationale belangen.
NEN-normen zijn Nederlandse afspraken die marktpartijen onderling vrijwillig maken over de kwaliteit en veiligheid van hun producten, diensten en processen. In wetgeving wordt soms verwezen naar nationale (NEN), Europese (EN) en/of internationale (ISO) normen.
2
Waar gaat deze zaak over ?
SRJ heeft op grond van de Wob informatie bij verweerder opgevraagd om te weten te komen hoe de standaardnormen voor tabaksproducten worden vastgesteld. De NVWA wees het verzoek af onder verwijzing naar de NEN/ISO standaarden. Verweerder heeft de Wob-verzoeken beoordeeld en de gevraagde informatie deels openbaar gemaakt en deels, op meerdere gronden, geweigerd.
Eisers vinden dat er te veel informatie openbaar is gemaakt. SRJ vindt dat er te weinig informatie openbaar is gemaakt.
3
De Wob-verzoeken
SRJ heeft verweerder op 1 december 2017 gevraagd om informatie over de contacten tussen het RIVM [1] en de tabaksindustrie en haar belangenorganisaties. Meer specifiek is verzocht om openbaarmaking van documenten over contacten met betrekking tot de commissie tabak van NEN en het testen van tabaksproducten en overige zaken in de periode vanaf 2012 tot en met 2017. Op 24 juli 2018 heeft SRJ verzocht om openbaarmaking van informatie over contacten tussen het RIVM en de tabaksindustrie in 2018.
4
Het besluit van verweerder
Verweerder heeft de Wob-verzoeken van SRJ voor een aanzienlijk deel ingewilligd. Verweerder heeft geweigerd informatie openbaar te maken die vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, informatie over persoonsgegevens, informatie waarvan openbaarmaking onevenredig nadelig is voor eisers en informatie die de internationale betrekkingen tussen Nederland en andere staten of internationale organisaties zou kunnen schaden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen besluit 1 in zoverre gegrond verklaard dat het ISO-nummer van document 9 (primaire besluit 1) alsnog onleesbaar is gemaakt omdat dat nummer in dit document te herleiden is tot de meetmethode van een bestaande norm. Verweerder heeft de overige bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
5
Standpunten van partijen
5.1
Eisers willen met deze procedure in de eerste plaats voorkomen dat normeringen en standaardisatiemethoden over de volle breedte -dus niet alleen ten aanzien van de tabaksindustrie- openbaar moeten worden gemaakt. Openbaarmaking zal volgens eisers aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan het normalisatieproces in NEN-, CEN [2] - en ISO-verband. Overigens zijn eisers van mening dat verweerder ten onrechte de eerste versies van de ontwerpversies van door hen ontwikkelde normen voor tabaksproducten openbaar wil maken. Het onderscheid dat daarbij is gemaakt tussen de eerste en de latere versies -die niet openbaar zijn gemaakt- is willekeurig. Bij al deze documenten gaat het immers om vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens die geheim moeten blijven. Daarbij komt dat openbaarmaking schadelijk is voor het financieringsmodel van eisers en voor de internationale betrekkingen met andere staten en internationale organisaties. Deze belangen moeten volgens eisers zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking.
5.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.3
SRJ stelt zich, samengevat, op het standpunt dat het bij de NEN/ISO-normen voor tabaksproducten om wetgeving en wetgevingshistorie gaat die naar zijn aard openbaar zou moeten zijn. Het gaat daarbij immers om basisinformatie van de democratische rechtsstaat die in zijn geheel en kosteloos aan de burger ter beschikking moet worden gesteld. Deze informatie is temeer van belang nu zij dient ter bescherming van de volksgezondheid. Daarmee komt niet overeen dat de burger voor de verkrijging van standaardnormen, die door private partijen worden ontwikkeld, moet betalen. Het verdienmodel en de commerciële belangen van NEN en ISO mogen niet zwaarder wegen dan het belang van de burger om te weten wat er in de ISO-standaarden staat. Omdat de gevraagde informatie ziet op emissies in het milieu moet ook om die reden volledige openbaarmaking plaatsvinden. De weigeringsgrond van bedrijfs- en fabricagegegevens kan in dat geval niet worden toegepast. Van internationale betrekkingen is geen sprake nu Nederland geen internationale betrekkingen onderhoudt met private, commerciële partrijen zoals ISO en NEN. NEN handelt niet uit naam van de Staat der Nederlanden maar voert werkzaamheden uit voor de Staat en wordt daarvoor betaald. Wat de interne geheimhoudingsregels van NEN en ISO betreft is volgens SRJ van belang dat Nederland zich jegens ISO nergens toe heeft verplicht.
6
Omvang van het geding
7.1
De rechtbank stelt voorop dat het in deze procedure gaat om een rechtmatigheidsbeoordeling van het besluit van verweerder voor zover daarbij op de Wob-verzoeken van SRJ is beslist. Anders dan waarvan eisers lijken uit te gaan, kunnen aan deze beoordeling geen algemene regels voor de openbaarmaking van (ontwerpversies van) standaardnormen in brede zin worden ontleend. Het procesbelang van eisers is beperkt tot de documenten die binnen de reikwijdte van de Wob-verzoeken vallen. De vraag of er nog procesbelang is, beantwoordt de rechtbank bevestigend nu eisers aannemelijk hebben gemaakt dat, ook al gaat het om stukken over de periode van 2012 tot en met 2018, openbaarmaking daarvan nog gevolgen kan hebben.
7.2
Het principiële betoog van SRJ dat alles openbaar gemaakt moet worden omdat het om wetgeving gaat, kan niet slagen. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechters [3] en het Gerecht van de EU [4] hebben NEN-normen waarnaar in wetgeving wordt verwezen, niet het karakter van algemeen verbindende voorschriften. Algemeen wordt aangenomen dat de kenbaarheid van NEN-normen voldoende is verzekerd nu zij tegen redelijke betaling aangeschaft kunnen worden en in de bibliotheek van het Nederlands Normalisatie Instituut kunnen worden ingezien, zodat er geen verplichting bestaat om, indien in een besluit of daaraan ten grondslag liggende stukken wordt verwezen naar een NEN-norm, deze gratis ter beschikking te stellen.
7.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder de latere versies van de Working Drafts, de Committee Drafts, de Draft International Standards, de Final Draft International Standards, de International Standards en de documenten 99.6 en 99.7 niet openbaar heeft gemaakt. Verweerder heeft deze documenten integraal geweigerd omdat uit deze informatie kan worden afgeleid hoe de specifieke meetmethodes uit de ISO-standaard tot stand zijn gekomen [5] . De documenten zijn eveneens geweigerd [6] omdat openbaarmaking het verdienmodel van eiseres onevenredig zal benadelen en concurrenten en afnemers onevenredig zal bevoordelen.
Ten aanzien van de allereerste ontwerpversies van de normen (New Work Item Proposal en First Working Draft) heeft verweerder geoordeeld dat er geen reden is om deze stukken niet openbaar te maken. De hiervoor genoemde weigeringsgronden verzetten zich volgens verweerder niet tegen -gedeeltelijke- openbaarmaking.
7.4
Verweerder heeft een aantal andere documenten waar de Wob-verzoeken betrekking op hebben (gedeeltelijk) openbaar gemaakt waarbij verweerder meerdere weigeringsgronden heeft gehanteerd. Bij de geheime stukken zijn inventarislijsten gevoegd waarin per document is vermeld welke weigeringsgrond of -gronden zich voordoet of voordoen.
7.5
Onderstaand zal de rechtbank de gronden van beroep beoordelen bezien tegen de achtergrond van de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden van de Wob.
8
Bedrijfs- en fabricagegegevens (art 10 lid 1 sub c)
8.1
Eisers vinden dat ook de eerste ontwerpversies integraal geweigerd hadden moeten worden omdat hierin, evenals in de latere versies, vertrouwelijke bedrijfsgegevens zijn opgenomen. Van de ontwerpnormen komt 99% ongewijzigd in de definitieve norm terecht. Het onderscheid dat verweerder maakt tussen de verschillende versies is willekeurig. Meer specifiek geldt voor de documenten 82.3 en 82.4 dat de teksten van de ontwerpversie en de definitieve versie grotendeels overeenkomen. De wiskundige formule is de kern van de norm en die is niet gewijzigd. De titels zijn gelijkluidend en gezien de nummers (22491 en 22492) zijn de documenten direct herleidbaar tot de definitieve norm (ISO/TS 22491/2019E en ISO/TS 22492/2019E). Document 106 is volgens eisers herleidbaar tot de definitieve versie aan de hand van het ISO-nummer en de titel. Document 9 bevat een voorstel dat, hoewel het niet is goedgekeurd, kan worden doorontwikkeld tot een definitieve norm. Eisers betogen dat als voornoemde documenten openbaar worden gemaakt, zij onevenredig worden benadeeld zowel wat betreft hun functioneren alsmede vanwege de negatieve gevolgen voor hun financieringsmodel.
8.2
Volgens verweerder hebben de documenten 82.3 en 82.4 -een First Working Draft ISO- geen uniek kenmerk en wijken zij zodanig af van de uiteindelijke versie dat daaruit geen wetenswaardigheden zijn af te leiden. Het ISO-nummer van document 9 is in bezwaar alsnog onleesbaar gemaakt. Overigens zijn ook de namen van de ontwerper en indiener onleesbaar gemaakt. Volgens verweerder bevat dit document geen informatie die tot een definitieve meetmethode is te herleiden. Document 106 (een Committee Draft) bevat volgens verweerder geen bedrijfs- of fabricagegegevens. Ter zitting is namens verweerder toegelicht dat de New Work Item Proposals (dat een eerste opzet bevat) en de Working Drafts blijven veranderen. Voor de totstandkoming van de definitieve norm zijn alle technische aspecten leidend. Een wiskundige formule is op zichzelf niet bepalend voor de uitkomst. In de loop van het normalisatieproces kunnen, ook bij dezelfde formule, cruciale verschillen optreden bijvoorbeeld als gevolg van de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. Alle versies die voorafgaan aan de Draft International Standard, waarna er alleen nog tekstuele en geen technisch inhoudelijke wijzigingen meer zijn, zijn niet in overeenstemming met de uiteindelijke ISO-norm.
8.3
Volgens vaste jurisprudentie [7] is slechts sprake van vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens indien en voor zover uit die gegevens wetenwaardigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt.
8.4
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de geheime stukken. Vergelijking van de documenten 82.3 en 82.4 met de definitieve versie van de normen ISO/TS 22491 en ISO/TS 22492 zoals die door eisers als producties 5 en 6 bij het aanvullend beroepschrift zijn gevoegd, wijst uit dat er verschillen bestaan tussen de ontwerpversies en de definitieve versies. De betreffende ISO-nummers zijn in de ontwerpversies onleesbaar gemaakt. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat er voor verweerder geen aanleiding was deze ontwerpversies om de redenen die eisers hebben aangevoerd geheim te houden. De rechtbank heeft in dit oordeel de toelichting van verweerder ter zitting betrokken, dat een wiskundige formule (die in beide versies identiek is) op zichzelf niet leidend is en dat andere factoren van doorslaggevend belang kunnen zijn. Dat, zoals eisers stellen, de teksten grotendeels overeenkomen maakt dat niet anders. Daarbij komt dat eisers niet hebben onderbouwd dat de documenten 82.3 en 82.4 te herleiden zijn tot de definitieve meetmethoden. Het betoog van eisers dat verweerder document 9 (een New Work Item Proposal) geheim had moeten houden omdat dit vertrouwelijke en concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie bevat, slaagt niet. Nog afgezien van het feit dat het hier om een eerste ontwerp gaat, hebben eisers de stelling dat het in dit document opgenomen voorstel mogelijk kan worden doorontwikkeld niet aannemelijk gemaakt. Concrete aanwijzingen voor deze stelling ontbreken. Na kennis te hebben genomen van document 106, stelt de rechtbank vast dat het standpunt van verweerder dat dit document geen bedrijfs- en fabricagegegevens bevat juist is, zodat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob terecht niet is ingeroepen.
De stelling dat de documenten 11 (presentatie van een voorlopige studie naar e-liquids) en 21 (presentatie van het Zhengzhou Tobacco Research Institute of CNTC) vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten, is feitelijk onjuist. Zoals verweerder heeft gesteld gaat het hier om voorlopige resultaten van studies. Deze resultaten bevatten geen bedrijfs- of fabricagegegevens. Er kunnen geen wetenswaardigheden uit worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van producten of de kring van afnemers of leveranciers.
9
Onevenredige benadeling (art. 10 lid 2 aanhef sub g)
9.1
Eisers hebben hun subsidiaire betoog dat hun belangen als gevolg van openbaarmaking van de documenten 9, 106 en 82.3 en 82.4, 11 en 22 onevenredig zijn benadeeld, onderbouwd met de stelling dat de New Work Item Proposal en de Working Draft vertrouwelijk aan verweerder zijn overhandigd. Openbaarmaking is dan ook in strijd met de geheimhoudingsverplichting die volgt uit de algemene voorwaarden van de NEN, de ISO Policy (ontwerpversies moeten vertrouwelijk blijven) en het beleid van ISO genaamd POCOSA (ISO-normen mogen niet gratis ter beschikking worden gesteld). Eisers verwijzen ook naar een brief van de secretaris-generaal van ISO van 18 mei 2021 aan NEN over deze zaak waarin deze op de noodzaak van geheimhouding wijst. Wat het financieringsmodel betreft wijzen eisers er op dat de door NEN en ISO ontwikkelde normen de kern van hun dienstverlening vormen. Zij ontvangen daaruit inkomsten. De normen zijn tegen betaling verkrijgbaar. Als de normen, inclusief de ontwerpversies via de Wob gratis openbaar worden, vervalt de noodzaak de normen tegen betaling aan te schaffen. Eisers wijzen naar een uitspraak van het Gerecht van de EU [8] in een vergelijkbaar geval waaruit blijkt dat het belang van het waarborgen van de functionaliteit zwaarder woog dan het belang van vrije en kosteloze toegang tot geharmoniseerde normen. Ook ontvangen eisers inkomsten uit de bijdragen die partijen betalen om te kunnen deelnemen aan normalisatieactiviteiten. De bereidheid om tegen betaling deel te nemen, vervalt als vertrouwelijke documenten uit het totstandkomingsproces van nieuwe normen openbaar worden. De continuïteit van het normalisatieproces komt daarmee in gevaar. Ook kan openbaarmaking van ontwerpversies leiden tot verwarring en onveilige situaties omdat de status ervan niet duidelijk is.
9.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder rekening heeft gehouden met de belangen van eisers door de definitieve normen en de ontwerpversies, met uitzondering van de allereerste ontwerpversies, niet openbaar te maken. De verwijzing naar de uitspraak van het Gerecht van de EU slaagt niet, omdat dat arrest ingaat op de openbaarmaking van vastgestelde en definitieve normen en niet op ontwerpversies. Uit het arrest kan niet worden afgeleid dat ontwerpversies niet openbaar gemaakt mogen worden.
Verweerder stelt terecht dat er geen reden is de Wob-verzoeken te toetsen aan de algemene voorwaarden van NEN, ISO Policy en POCOSA omdat het daarbij niet gaat om wetten in formele zin of bijzondere regelingen die uitputtend van aard zijn en waarvoor de Wob moet wijken [9] . Ook gaat de Wob voor op de Auteurswet [10] . De enkele omstandigheid dat een werk auteursrechtelijk wordt beschermd, maakt nog niet dat dat reeds daarom sprake is van onevenredige bevoor- of benadeling [11] . Voor zover eisers hebben bedoeld te stellen dat het auteursrecht onderdeel moet zijn van de belangenafweging heeft verweerder het belang van openbaarmaking zwaarder kunnen laten wegen. Eisers hebben niet onderbouwd dat concurrenten hun voordeel met de informatie uit de ontwerpversies kunnen doen en hebben evenmin inzichtelijk gemaakt en geconcretiseerd dat hun verdienmodel in gevaar komt. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de sector tabak relatief weinig concurrenten heeft en dat het om een zeer gereguleerde markt gaat. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het verdienmodel van NEN/ISO onevenredig wordt geschaad of dat de continuïteit van het normalisatieproces in gevaar komt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het standpunt van verweerder dat bij publicatie van ontwerpversies steeds duidelijk zal zijn dat het niet om definitieve versies gaat.
Verweerder heeft het belang van openbaarmaking zwaarder kunnen laten wegen dan de concurrentiepositie en commerciële belangen van eisers.
10
Internationale betrekkingen (art. 10 lid 2 aanhef sub a)
10.1
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling [12] wordt met deze weigeringsgrond beoogd te voorkomen dat de wettelijke plicht tot het verstrekken van informatie tot gevolg zou hebben dat de Nederlandse internationale betrekkingen schade zouden lijden. Voor de toepassing van deze bepaling is het niet noodzakelijk dat men een verslechtering van de goede betrekkingen als zodanig met andere landen of met internationale organisaties voorziet. Voldoende is dat men als gevolg van het verschaffen van informatie voorziet dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen. Daarvoor zijn concrete aanwijzingen nodig. Deze concreetheid kan er uit bestaan dat aan Nederland uitdrukkelijk te verstaan is gegeven dat op de vertrouwelijkheid van de betreffende documenten wordt gerekend. Ook uit de aard en inhoud van de gevraagde informatie zelf kan volgen dat die voor een andere staat vertrouwelijk is [13] .
10.2
Eisers betogen dat als gevolg van openbaarmaking van de documenten 9, 82.3 en 82.4, 11 en 21 de betrekkingen met andere staten en internationale organisaties (zoals ISO) stroever zullen verlopen omdat één van de kernwaarden van het normalisatieproces (vertrouwelijkheid) wordt geschonden. Datzelfde geldt voor een groot aantal andere documenten [14] (verslagen, notulen, stemresultaten) met informatie over nationale en persoonlijke standpunten en stemgedrag. Het aantal betrokken partijen in de tabaksbranche is betrekkelijk klein zodat standpunten en stemgedrag, ook bij anonimisering, eenvoudig te herleiden zijn tot personen en landen. Zo zijn in document 83 (primaire besluit 1) stemuitslagen opgenomen waarbij de leden in alfabetische volgorde vermeld staan. Eisers verwachten dat de informatie-uitwisseling met de leden onder druk zal komen te staan en de positie van NEN aan invloed kan verliezen. Eisers verwijzen naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [15] waarin is geoordeeld dat openbaarmaking van stukken rondom de Bilderbergconferenties niet in overeenstemming was met de bedoeling van die conferenties. Dat openbaarmaking negatieve gevolgen zal hebben blijkt ook uit de eerdergenoemde brief van de secretaris-generaal van ISO aan NEN van 18 mei 2021. Ook stellen eisers dat verweerder Duitsland vooraf had moeten consulteren omdat dat land de betreffende ontwerpnormen heeft opgesteld. In het geval van de documenten 11 en 21 had de auteur van de presentaties geraadpleegd moeten worden.
10.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder in de openbaar te maken informatie gegevens over onder meer stemgedrag of specifiek commentaar van de normcommissies van de deelnemende landen onleesbaar heeft gemaakt. De informatie is niet herleidbaar tot individuen. Verweerder heeft terecht, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, gesteld dat er geen verplichting bestaat tot het consulteren van andere staten of internationale organisaties alvorens tot openbaarmaking kan worden overgegaan. Er zijn ook geen afspraken gemaakt tussen staten over de vertrouwelijkheid van informatie. Het is aan verweerder om af te wegen of de uitzonderingsgrond van de Wob van toepassing is. Van onzorgvuldige totstandkoming van het besluit is geen sprake. De zogenoemde Bilderberguitspraak waar eisers naar hebben verwezen, is niet vergelijkbaar met deze zaak omdat openbaarmaking in niet tot personen herleidbare vorm in dit geval wel mogelijk is. Anders dan in de Bilderberguitspraak is niet gebleken dat deelnemers geen standpunten meer kunnen innemen die afwijken van de officiële standpunten van hun regering of organisatie. Ook is niet gebleken dat openbaarmaking de vrije gedachtenvorming zal belemmeren. Evenmin is gebleken dat openbaarmaking de betrekkingen met andere landen en internationale organisaties zou kunnen schaden en de noodzakelijke vertrouwelijkheid en effectiviteit van de informatie-uitwisseling in het internationale verkeer zou kunnen ondermijnen. Eisers hebben onvoldoende geconcretiseerd dat de internationale betrekkingen geschaad kunnen worden. Met de brief van 18 mei 2021 waarin staat dat de NEN-leden aan de ISO Policy gebonden zijn, is niet aannemelijk gemaakt dat de te openbaren informatie gegevens bevat die de betrekkingen met andere landen of organisaties zal schaden.
11
Conclusie
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, mr. M.J.L. van der Waals en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
2.het Europees Comité voor Normalisatie (CEN)
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0393 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2676
4.Gerecht van de Europese Unie van 14 juli 2021, ECLI:EU:T:2021:445 (zaak T-185/19)
5.artikel 10 lid 1 aanhef sub c van de Wob
6.artikel 10 lid 2 aanhef sub g van de Wob
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1675
8.Gerecht van de Europese Unie van 14 juli 2021, ECLI:EU:T:2021:445 (zaak T-185/19)
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1878
10.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3527
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2302
12.Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3 blz. 34
13.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3439
14.primaire besluit 1, documentnummers 4,5,7,15,16,18,19,29,33,34,35,37,41,43,52,65,66,67,68,69,71,72,75,76,77,78,79,80,83,87,88,92,93,94,95,96,98,103,106 en 129 en primaire besluit 2, documentnummers 70,71,82.3,82.4,86.5,90,90.1,92,93,94,104,105,109,110,114,118,119,120,123,124,125,126,127,128,129,132,132.1-4 en 135
15.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:848