In deze zaak, die op 19 april 2022 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft eiseres, Onroerend Goed B.V., een kort geding aangespannen tegen Bever Holding c.s. en de notaris. De vordering van eiseres strekte tot levering van percelen die eerder waren verkocht aan Bever Holding c.s. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijk mondelinge afspraken zijn gemaakt tussen partijen die niet zijn vastgelegd in de schriftelijke koopovereenkomsten. Eiseres betwist het bestaan van deze afspraken, maar de voorzieningenrechter acht het niet onaannemelijk dat dergelijke afspraken zijn gemaakt, wat betekent dat Bever Holding c.s. niet verplicht zijn om mee te werken aan de levering van de percelen.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende producties en een mondelinge behandeling op 15 maart 2022. Tijdens deze zitting trokken Bever Holding c.s. hun onvoorwaardelijke eis in reconventie in. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres in deze kort gedingprocedure niet toewijsbaar zijn, omdat het niet in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter de vorderingen zal toewijzen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Bever Holding c.s. en de notaris.
De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke vastlegging van afspraken in koopovereenkomsten en de gevolgen van mondelinge afspraken die niet zijn gedocumenteerd. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de gemeente mogelijk de samenwerkingsovereenkomst met eiseres kan ontbinden als de percelen niet tijdig worden geleverd, maar dit heeft niet geleid tot een andere uitkomst in de beoordeling van de vorderingen.