Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een kort geding tussen verschillende stichtingen voor persoonlijk onderwijs (eiseressen) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs (gedaagde). De eiseressen, bestaande uit negen stichtingen voor persoonlijk onderwijs, vorderden de intrekking van rapporten van de Inspectie die de onderwijskwaliteit en het financieel beheer van de scholen beoordeelden. De Inspectie had in deze rapporten vastgesteld dat de onderwijskwaliteit van enkele scholen 'zeer zwak' was en dat het financieel beheer als 'onvoldoende' werd beoordeeld. De eiseressen stelden dat de rapporten onjuist waren en dat de publicatie ervan nadelige gevolgen zou hebben voor de scholen, omdat ouders hierdoor ongerust zouden worden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Inspectie in redelijkheid tot haar bevindingen had kunnen komen en dat de publicatie van de rapporten niet onrechtmatig was. De rechter benadrukte dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om te oordelen over de openbaarmaking van inspectierapporten, maar wel een voorlopig oordeel kon geven over de civielrechtelijke onrechtmatigheid van de inhoud van de rapporten. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de Inspectie voldoende onderbouwing had voor haar oordelen en dat de publicatie van de rapporten op grond van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) verplicht was.