ECLI:NL:RBDHA:2022:3466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
20-8197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. I.E. Mussche, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin de WIA-uitkering van de eiser per 30 december 2020 werd beëindigd. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiser zich op 4 februari 2020 had gemeld voor herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, na een eerdere toekenning van een WIA-uitkering op basis van 35-80% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser geen recht meer heeft op een WIA-uitkering per 30 december 2020. De rechtbank heeft de medische situatie van de eiser op die datum beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gevolgd en geoordeeld dat de functionele mogelijkheden van de eiser correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door de verweerder terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. E. Mussche),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

In het besluit van 24 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de WIA-uitkering [1] van eiser per 25 mei 2020 beëindigd.
In het besluit van 26 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard en de WIA-uitkering beëindigd per latere datum, 30 december 2020.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en aanvullende rapporten overgelegd van de verzekeringsarts B&B [2] van 28 januari 2021 en arbeidsdeskundige B&B van 18 januari 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-beeldverbinding plaatsgevonden op 8 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
.

Overwegingen

Wat aan de procedure vooraf ging
1. Eiser was werkzaam als inpakker voor gemiddeld 35,70 uur per week. Op 6 september 2008 heeft eiser zich ziek gemeld voor dit werk vanwege een fractuur in de linkerenkel. Per 3 september 2010 heeft eiser een WIA-uitkering toegekend gekregen op grond van 35-80% arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering is per 1 september 2011 omgezet naar een WGA-vervolguitkering [3] op grond van de Wet WIA.
2. Eiser heeft zich op 4 februari 2020 gemeld bij verweerder. Verweerder heeft de melding aangemerkt als een verzoek om herbeoordeling vanwege toegenomen klachten. In dat kader heeft een arts eiser gesproken en onderzocht tijdens een spreekuur op 3 maart 2020. De resultaten van het onderzoek staan in een rapport van 3 maart 2020. De beperkingen op de belastbaarheid staan in de FML [4] van 3 maart 2020. De arbeidsdeskundige heeft op 16 maart 2020 een rapport opgesteld, waarin hij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vaststelt op 12,1%. Vervolgens heeft het geleid tot de besluitvorming zoals vermeld onder het kopje ‘Procesverloop’.
Het bestreden besluit
3. Ter onderbouwing van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts B&B van 20 oktober 2020 en de arbeidsdeskundige B&B van 26 oktober 2020. De verzekeringsarts B&B heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire arts en handhaaft de beperkingen zoals ze zijn opgenomen in de FML van 3 maart 2020. De arbeidsdeskundige B&B heeft wel aanleiding gezien om af te wijken van de beoordeling van de primaire arbeidsdeskundige en één van de theoretische geduide functies laten vervallen (Modinette, SBC-code 111160). Vervolgens zijn er nieuwe functies geduid. Dit zijn de functies Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), Monteur printplaten (SBC-code 267051) en Telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173). Aanvullend zijn nog de functies Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) en Telefonist (centrale)/medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) geselecteerd. De conclusie blijft dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Vanwege de gewijzigde functies is de einddatum van de WIA-uitkering verschoven naar 30 december 2020.
Het geschilpunt
4. Verweerder vindt dat eiser per 30 december 2020 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Eiser is het daar niet mee eens. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 30 december 2020 heeft vastgesteld op minder dan 35%.
Beoordelingskader
5. Het relevante wettelijke kader staat in de bijlage van de uitspraak.
De beoordeling van de rechtbank
6. De rechtbank vindt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen recht meer heeft op een WIA-uitkering per 30 december 2020. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt.
Ten aanzien van de medische gronden
7. De rechtbank wil allereerst benadrukken dat het in deze zaak gaat om de medische situatie van eiser op 30 december 2020. Dit betekent dat niet bepalend is dat eiser voorheen wel meer dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden en dat hij al sinds 3 september 2010 een WIA-uitkering ontving. Ook is het in deze procedure niet relevant dat eisers klachten aan zijn linkerenkel de afgelopen tijd zijn verergerd en dat hij corona heeft gehad, zoals hij ter zitting heeft aangegeven. Dit heeft plaatsgevonden na 30 december 2020.
8. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank vindt dat verweerders artsen goed gemotiveerd hebben waarom daar geen sprake van is. Niet in geschil is dat er geen sprake is van opname in een ziekenhuis of een instelling, bedlegerigheid, het ontbreken van iedere vorm van zelfredzaamheid of een ernstige psychische stoornis waardoor eiser ernstig disfunctioneert. Verweerders artsen hebben dan ook terecht overwogen dat er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden op grond van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit.
9. De rechtbank wijst er verder op dat de primaire arts rekening heeft gehouden met eisers klachten aan de linkerenkel door in meerdere rubrieken beperkingen aan te nemen. Zo is eiser onder andere beperkt geacht op het gebied van duwen, trekken, tillen, dragen, langdurig lopen, klimmen, langdurig staan en knielen in de FML. Voor meer beperkingen ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding. Dat eiser ondanks toenemende klachten per datum in geding minder arbeidsongeschikt wordt bevonden, hangt volgens de verzekeringsarts B&B mede samen met voortschrijdend inzicht in zijn medische situatie. De actuele medische informatie is daarbij leidend. De verzekeringsarts B&B licht in zijn aanvullende rapportage van 28 januari 2021 toe dat er bij normaal lopen binnen de gestelde grenzen geen sprake is van overbelasting. Orthopedische schoenen kunnen de pijnklachten verminderen en slijtage vertragen. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B op dit punt goed volgen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er al sprake is van overbelasting bij het lopen naar het werk of het lopen tijdens het werk bij een overwegend zittende functie. Uit de informatie van de orthopeed van 13 januari 2019 en 21 september 2020 blijkt ook niet dat is geadviseerd om het lopen zoveel mogelijk te vermijden. De orthopeed heeft alleen geadviseerd te stoppen met hardlopen en zware belastingen te vermijden. Verder is door de orthopeed aangegeven dat, anders dan eiser dacht, de oude enkelfractuur uit 2008 volledig is genezen en dat er sprake is van een milde enkelartrose met artrose van de midvoet links. Dit wijst er ook niet op dat het normaal lopen snel een overbelasting zal zijn voor de linkerenkel.
10. Eiser stelt dat ook een beperking aangenomen moet worden bij knielen-hurken (item 4.22 in de FML). De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 28 januari 2021 overwogen dat daar geen onderbouwing voor is. Er zijn geen afwijkingen aan de rechterenkel geconstateerd. Volgens de verzekeringsarts B&B wijzen de compensatoire knieklachten rechts erop dat sprake is van overbelasting door bijvoorbeeld hardlopen en loopbelastingen boven de gestelde belastbaarheidsgrenzen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen.
11. Eiser stelt verder dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen in de rubriek persoonlijk functioneren. Vanwege de pijnklachten heeft hij slaapproblemen. Hij is daardoor oververmoeid. Ook heeft hij last van duizeligheid en concentratiestoornissen. Naast de reeds aangenomen beperkingen op de items 1.9.8 (werk met hoog handelingstempo) en 1.9.9 (werk met verhoogd persoonlijk risico) dienen de items 1.1 (vasthouden van de aandacht) en 1.2 (verdelen van de aandacht) ook beperkt te worden. Dit betekent dat item 1.9 ook meer beperkt dient te worden. Eiser stelt dat hij niet kan werken met deadlines/productiepieken en een gestructureerde werkomgeving nodig heeft met voorspelbare werkactiviteiten. De verzekeringsarts B&B merkt ten aanzien van deze klachten op dat er geen medische gegevens zijn overgelegd, waaruit objectiveerbare beperkingen kunnen worden aangenomen. Er is geen bijkomende psychopathologie geconstateerd en eiser is niet in behandeling op psychisch gebied. De ervaren duizeligheid kan niet worden geobjectiveerd en is geen aanleiding geweest voor nader onderzoek. Het is volgens de verzekeringsarts B&B dan ook niet aannemelijk dat eiser ernstige slaapproblemen heeft door de artrose nu geen ernstige artrose is geconstateerd. De rechtbank acht deze toelichting plausibel en in beroep heeft eiser geen (medische) stukken ingebracht die zijn standpunt onderbouwen of anderszins twijfel kunnen oproepen over de juistheid van verweerders beoordeling.
12. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de beperkingen in de FML van 3 maart 2020.
Ten aanzien van de arbeidskundige gronden
13. Eiser stelt dat de functie productie medewerker industrie (SBC-code 111180) niet geschikt is omdat er een juiste orthopedische schoen dient te worden aangemeten voor deze functie. Dit kan echter maanden duren en in de praktijk zal er geen werkgever zijn die daarop gaat wachten. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn aanvullende rapportage van 18 januari 2021 toegelicht dat het aanmeten van een schoen een probleem kan zijn tijdens re-integratie bij een nieuwe werkgever maar dat dit lost staat van het kunnen duiden van een functie op grond van het Schattingsbesluit. Ter zitting heeft verweerder nog gewezen op een uitspraak van de CRvB van 29 juli 2020 [5] . In deze uitspraak heeft de CRvB overwogen dat het voldoende is als de noodzakelijke voorziening, zoals orthopedisch schoeisel, verkregen kan worden. Dat het op de datum in geding nog niet aanwezig is of dat het enige tijd kan duren voordat de schoenen daadwerkelijk zijn aangemeten, betekent niet dat een functie niet aan de schatting ten grondslag mag worden gelegd. De rechtbank is het met de CRvB eens. De functie is dan ook geschikt.
14. Eiser stelt dat de functie telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173) niet geschikt is omdat er constant in het Nederlands gepraat moet worden terwijl dat niet zijn moedertaal is. De functie overschrijdt zijn belastbaarheid, gelet op zijn concentratie- en vermoeidheidsklachten. Dit geldt ook voor de extra geduide functie telefonist (SBC-code 315174). De arbeidsdeskundige B&B wijst er in zijn rapportage van 25 november 2020 op dat eiser een VWO diploma heeft behaald in Nigeria en dat hij sinds 2010 in Nederland is. Eiser heeft een inburgeringscursus gevolgd en spreekt redelijk goed Nederlands. Er is geen reden te veronderstellen dat hij moeite zal hebben om zich uit te drukken of moeite heeft om slecht verstaanbare mensen te volgen en antwoord te geven of duidelijk te spreken. In de aanvullende rapportage van 18 januari 2021 heeft de arbeidsdeskundige B&B nog opgemerkt dat er geen beperking is aangenomen op item 2.2. (gehoor) in de FML. In de rubriek persoonlijk functioneren zijn alleen beperkingen aangenomen op de items 1.9.8 en 1.9.9. Er zijn geen beperkingen aangenomen vanwege de vermoeidheidsklachten. Verder is opgemerkt dat items van de rubriek persoonlijk functioneren in deze functie niet kenmerkend zijn. De rechtbank kan de motivering van de arbeidsdeskundige goed volgen. Verder blijkt uit de resultaat functiebeoordeling van 26 oktober 2020 dat in deze functies alleen item 1.9.1 en 1.9.2 (zelfstandige taakuitvoering) als functiebelasting is opgenomen. Eiser is niet beperkt op deze items in de FML. De functies zijn dan ook geschikt.
15. Eiser stelt dat de functie assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet geschikt is omdat onduidelijk is wat de duw/trekkracht is met betrekking tot de palletwagen die geduwd of getrokken dient te worden. De functie overschrijdt zijn belastbaarheid op de beperkt geachte items duwen/trekken (4.13.1) en tillen (4.15.0). De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapportages voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van overschrijding op deze items. Eiser is beperkt tot ongeveer 10kgf met betrekking tot duwen/trekken. De arbeidsdeskundige B&B heeft aangegeven dat duwen/trekken niet boven de 10kgf uitkomt in deze functie. Verder is toegelicht dat in CBBS item 4.15.0 ziet op het veelvuldig verplaatsen van lichte voorwerpen van 0,5 tot en met 5 kg. Het moet dan ook niet uitgelegd worden als het niet zwaarder kunnen tillen van voorwerpen van 1 kilo bij frequent hanteren van voorwerpen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de deze conclusie. Dit volgt ook uit de Basisinformatie CBBS.
16. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 0%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
Conclusie
17. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De WIA-uitkering is terecht beëindigd per 30 december 2020. Het beroep is daarom ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
18. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Op grond van artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 56, eerste lid, van de WIA eindigt het recht op een WGA-uitkering op de dag dat:
a.de verzekerde niet meer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is; of
b.er op hem een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f, g, h of i van toepassing is;
In het tweede lid staat dat in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, het recht op een WGA-uitkering van de verzekerde wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35% eindigt, twee maanden na de dag dat hij niet langer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, doch niet eerder dan op de dag dat de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Bezwaar en Beroep
3.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
4.Functionele Mogelijkhedenlijst
5.Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2020:1645