ECLI:NL:RBDHA:2022:3437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/09/627040 / KG RK 22-350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen politierechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 4 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.V. Seedorf. Het verzoek was gericht tegen de politierechter mr. J. Snoeijer in een strafzaak tegen verzoeker. Verzoeker stelde dat de politierechter blijk had gegeven van vooringenomenheid door te beslissen dat hij zijn telefoon aan zijn advocaat moest geven, waardoor hij het dossier dat op zijn telefoon stond niet kon inzien. De politierechter had deze beslissing genomen als een ordemaatregel om de zitting ordelijk te laten verlopen.

De wrakingskamer oordeelde dat een procedurele beslissing zoals deze geen grond kan vormen voor wraking, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die wijzen op partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die deze uitzonderingssituatie konden onderbouwen. De politierechter had in zijn beslissing rekening gehouden met de mogelijkheid voor verzoeker om met zijn advocaat te overleggen over het dossier, wat de wrakingskamer als een neutrale en objectieve benadering beschouwde.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en werd bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/14
zaak- /rekestnummer: C/09/627040 / KG RK 22-350
Beslissing van 4 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsvrouw mr. T.V. Seedorf, advocaat te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. J. Snoeijer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de politierechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
mr. C.A.M. Eijgenraam,
officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 22 maart 2022 waarin tevens het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de politierechter van 1 april 2022.
1.2.
Op 4 april 2022 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw;
- de politierechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de politierechter in de zaak met parketnummer 09/048084-22 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de politierechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker, door tijdens de zitting van 22 maart 2022 te beslissen dat hij zijn telefoon aan zijn advocaat diende te geven. De politierechter nam daarmee volgens verzoeker – ten onrechte – voor waar aan wat de politieagent ter zitting had verklaard, namelijk dat verzoeker met zijn telefoon opnames maakte. Daarnaast kon verzoeker doordat hij zijn telefoon moest afstaan het dossier dat op zijn telefoon stond niet meer inzien, aldus verzoeker.
2.3.
De politierechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat niet vast is komen te staan dat de politierechter de opmerking van de aanwezige parketpolitie heeft aangenomen als waarheid. De politierechter heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting in het midden gelaten of verzoeker met zijn telefoon opnames had gemaakt en heeft gezegd dat verzoeker de telefoon moest afstaan
‘om misverstanden over het al dan niet opnemen te voorkomen’.De politierechter heeft kenbaar gemaakt, zowel blijkens het proces-verbaal van de zitting als zijn reactie op het wrakingsverzoek, dat de beslissing dat de verzoeker zijn telefoon aan zijn advocaat moest afgeven een procesbeslissing is geweest, genomen om de behandeling ter terechtzitting ordelijk te laten verlopen.
3.3.
Deze beslissing, die verzoeker tot de conclusie deed komen dat de politierechter de schijn van partijdigheid jegens hem heeft gewekt is volgens de wrakingskamer een ordemaatregel en daarmee een procedurele beslissing. Een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op de hiervoor genoemde procedurele beslissing, niet toewijsbaar is. Dit is alleen anders indien de motivering van een procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt onmiskenbaar dat het om een uitzonderlijk geval moet gaan.
3.4.
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, en die zijn ook niet gebleken, waaruit volgt dat de genoemde uitzonderingssituatie zich in dit geval voordoet. De wrakingskamer overweegt daarbij, dat door de politierechter rekening is gehouden met de omstandigheid dat verzoeker het dossier enkel via zijn telefoon kon inzien, door mede te delen dat de zaak op dat moment niet inhoudelijk behandeld werd en dat verzoeker met zijn advocaat die naast hem zat kon overleggen of met haar iets in het dossier kon opzoeken indien hij dat nodig vond.
Enig aanknopingspunt dat die beslissing niet anders dan als blijk van vooringenomenheid van de politierechter kan worden opgevat, is er daarom niet.
3.5.
De wrakingskamer is gelet op bovenstaande van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde gronden geen aanwijzingen van vooringenomenheid of (objectief gerechtvaardigde) schijn van partijdigheid van de politierechter jegens verzoeker opleveren. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsvrouw mr. T.V. Seedorf;
• de officier van justitie;
• de politierechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.W.E. de Ruiter, C.M. van der Kleijn en S.M. Westerhuis-Evers in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Roelands en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.