Overwegingen
1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [Geb. datum] 1985.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en na de ontdekking hiervan problemen heeft gehad in Nigeria. Verder stelt eiser dat hij tijdens de verkiezingen in 2010 heeft gewerkt voor de Peoples Democratic Party (PDP) en dat hij zou zijn bedreigd toen hij weigerde deze werkzaamheden voort te zetten. Tot slot stelt eiser dat hij gedwongen werd om lid te worden van het geheime genootschap [Naam genootschap].
Waarom heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen?
2. Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig bevonden. De homoseksuele geaardheid en de problemen die eiser hierdoor heeft ondervonden in Nigeria, vindt verweerder ongeloofwaardig. Ook de problemen die eiser heeft ondervonden door zijn werkzaamheden voor de PDP acht verweerder ongeloofwaardig. Tot slot is verweerder van oordeel dat ook het gestelde gedwongen lidmaatschap van het geheime genootschap [Naam genootschap] ongeloofwaardig is. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Waarom is eiser het hier niet mee eens?
3. Eiser voert allereerst aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU). Uit de gehoren blijkt dat de tolk hem niet goed heeft verstaan. Als verweerder meer korte en bondige vragen zou hebben gesteld en het gehoor over meerdere dagen zou zijn verspreid, was er veel meer informatie uitgekomen. Eiser verwijst hiertoe naar werkinstructie (WI) 2019/17. Eiser merkt ten aanzien van zijn homoseksuele gerichtheid op dat er een vertaalfout was over de middelbare school. Verder stelt eiser dat hij door homoseksualiteit hard te veroordelen zijn geaardheid beter kon verbergen. Eiser was niet aan het daten met [Naam 2]. Zij waren vrienden. Verder heeft eiser in 2021 een LHBTI-activiteit in Maastricht bijgewoond en in februari 2022 een bijeenkomst in Echt. De opmerkingen die verweerder maakt over dat niet is komen vast te staan dat eiser slachtoffer is geworden van mensenhandel, vindt eiser misplaatst. Over eisers onbezonnen handelingen in Nigeria, merkt eiser op dat iedereen wel eens iets onverstandigs doet. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij geen problemen zal ondervinden vanwege de verdenking op de moord op [Naam 3]. Dat zijn bedreigers hem niet hebben gevonden, komt doordat hij zich heeft schuilgehouden. Dat eiser wel een paspoort heeft kunnen verkrijgen, leidt niet tot de conclusie dat hij niet te vrezen heeft voor de Nigeriaanse autoriteiten. Tot slot stelt eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn problemen vanwege zijn politieke activiteiten voor de PDP. De problemen waren in eerste instantie niet zo ernstig, maar werden steeds dreigender. Eiser kreeg uiteindelijk de opdracht om mensen te vermoorden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit WI 2019/17 (horen en beslissen in zaken waarin lhbt-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd) volgt dat verweerder bij de vraagstelling en beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase.
5. De rechtbank overweegt dat in het advies van de FMMU van 15 oktober 2020 is vastgesteld dat eiser wel gehoord kan worden, maar dat rekening gehouden moet worden met het feit dat eiser problemen heeft van het bewegingsapparaat en van psychische aard. Het advies is dat korte en bondige vragen worden gesteld en zo nodig een pauze wordt gegeven. Uit de rapporten van gehoor volgt dat verweerder regelmatig de vraag heeft gesteld hoe het met eiser ging en ook heeft gecheckt of eiser de vragen had begrepen of een pauze nodig had. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat het eerste nader gehoor in overleg met eiser is afgebroken. Tot slot heeft eiser aan het einde van het gehoor opgemerkt dat hij het gesprek normaal vond gaan en dat hij zich niet opgejaagd of onder druk gezet voelde. Hieruit volgt volgens de rechtbank dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het advies van de FMMU en dat de horen niet op een onzorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het aan een vreemdeling die zijn seksuele gerichtheid als asielmotief aanvoert is, om die gerichtheid tegenover verweerder aannemelijk te maken.
7. Verweerder heeft bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde homoseksuele gerichtheid gebruik gemaakt van WI 2019/17. In deze werkinstructie wordt aan de hand van thema’s (privéleven en omgeving; huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen; contact met lhbti in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst) beoordeeld of van de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid kan worden uitgegaan. De thema’s worden in samenhang beoordeeld. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling over zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe zijn ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt te meer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is gesteld. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Het gaat er daarbij om dat de vreemdeling zoveel mogelijk een authentiek verhaal vertelt. De vreemdeling moet in staat worden gesteld om op zijn eigen niveau uitleg te geven. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het referentiekader (opleidingsniveau, cultuur, levensfase, etcetera) van de vreemdeling.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt en dat die daarom ongeloofwaardig is. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen niet verder gaan dan oppervlakkigheden en dat eiser weinig inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving in relatie tot de verandering van zijn seksuele gerichtheid. De enkele verklaring dat eiser door homoseksualiteit hard te veroordelen zijn geaardheid beter kon verbergen is onvoldoende om deze verandering inzichtelijk te maken. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij ontdekte dat hij homoseksuele gevoelens had. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij dit ontdekte tijdens het eerste jaar van de middelbare school, terwijl hij later meerdere keren heeft verklaard dat hij helemaal niet naar de middelbare school is geweest. Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser een tegenstrijdig beeld schetst van de wijze waarop hij handelde na de ontdekking van zijn gestelde seksuele geaardheid. Aan de ene kant verklaart eiser dat hij heel waakzaam was om geen risico te nemen en dat hij niet durfde te spreken over homoseksualiteit en aan de andere kant verklaart eiser dat hij zijn mond voorbij praat over zijn gedachtes en gevoelens over seksuele handelingen met een man. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen over [Naam 4] ongerijmd zijn. Eiser heeft zijn relatie met [Naam 4] en daarmee zijn seksuele gerichtheid niet inzichtelijk gemaakt. Verweerder heeft verder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat de wisselende verklaringen over de relatie met [Naam 2] afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft weliswaar verklaard naar een aantal LHBTI-bijeenkomsten in Nederland te zijn gegaan, maar verweerder heeft hierover kunnen opmerken dat dit heel minimaal is. Ook op zitting heeft eiser hierover weinig inzicht gegeven. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat onbezonnenheid – zoals in eisers geval de deur niet op slot doen terwijl hij seksuele handelingen verricht met een man in een land als Nigeria – niet past in een omgeving waarin de ontdekking hiervan levensgevaarlijk is. De stelling van eiser dat iedereen wel eens iets onbezonnens doet, doet hier niet aan af. Volgens de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser geen problemen zal ondervinden vanwege de verdenking op de moord op [Naam 3]. Eiser heeft namelijk niet duidelijk verklaard hoe hij te weten is gekomen dat hij wordt beschuldigd van een moord. Daarnaast heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser zonder problemen een Nigeriaans paspoort heeft kunnen aanvragen en verkrijgen bij de Nigeriaanse ambassade. Hierdoor is niet geloofwaardig dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat vanwege de verdenking van een moord en zijn gestelde homoseksuele gerichtheid. Tot slot merkt de rechtbank op dat de beroepsgrond over de opmerking van verweerder over zijn verleden als slachtoffer van mensenhandel niet leidt tot een ander oordeel. Verweerder heeft hierover in het bestreden besluit niet meer gedaan dan wijzen op een feit, namelijk dat niet is komen vast te staan dat eiser daadwerkelijk slachtoffer is geworden van mensenhandel of seksuele uitbuiting.
Politieke werkzaamheden PDP
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden vanwege zijn politieke activiteiten voor de PDP ongeloofwaardig zijn. Daartoe heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over de ernst van de problemen. Dat de partij hem zou willen doden omdat hij geheimen van de partij zou kennen, is alleen gebaseerd op aannames van eiser. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de aard van de bedreigingen. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Eisers stelling in beroep dat de problemen in eerste instantie niet zo ernstig waren, maar steeds dreigender werden maakt niet dat dit relevante element alsnog geloofwaardig moet worden bevonden door verweerder.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.